Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de Voorhang ontwerpbesluit houdende bestendiging van de toepasselijkheid op vluchten binnen de Europese Unie van de Wet gebruik van passagiersgegevens voor de bestrijding van terroristische en ernstige misdrijven (Kamerstuk 34861-30)
2021D50497 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de brief van 12 november
2021 inzake Voorhang ontwerpbesluit houdende bestendiging van de toepasselijkheid
op vluchten binnen de Europese Unie van de Wet gebruik van passagiersgegevens voor
de bestrijding van terroristische en ernstige misdrijven (Kamerstuk 34 961, nr. 30).
De fungerend voorzitter van de commissie, Van Meenen
De adjunct-griffier van de commissie, Verouden
Inhoudsopgave
blz.
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
1.
Vragen en opmerkingen vanuit de VVD-fractie
2
2.
Vragen en opmerkingen vanuit de D66-fractie
3
3.
Vragen en opmerkingen vanuit de SP-fractie
5
4.
Vragen en opmerkingen vanuit de Volt-fractie
6
5.
Vragen en opmerkingen vanuit de SGP-fractie
8
II.
Reactie van de Minister van Justitie en Veiligheid
9
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
1. Vragen en opmerkingen vanuit de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het ontwerpbesluit
houdende bestendiging van de toepasselijkheid op vluchten binnen de Europese Unie
van de Wet gebruik van passagiersgegevens voor de bestrijding van terroristische en
ernstige misdrijven (hierna: de PNR-wet en hierna: het ontwerpbesluit). Zij onderschrijven
het grote belang van deze mogelijkheid en hebben hierover nog enkele vragen.
2.2. Doelstelling PNR-richtlijn en -wet en noodzaak toepassing PNR-wet op intra-EU
vluchten
De PNR (Passenger Name Record)-wet draagt bij aan het inzichtelijk maken van reisbewegingen
en modus operandi van verdachten en hun netwerk. Kan de Minister nader toelichten
hoe dit van toepassing is op de zogeheten «broken travels», waarbij criminelen hun
reisgedrag bewust proberen te verhullen? Slagen we er met PNR-gegevens in om ook bij
dit soort reizen inzicht te krijgen in bewegingen en patronen, ondanks het feit dat
het hierbij niet om een reiziger uit een EU-lidstaat gaat?
2.3. Uitkomsten van de evaluaties van de PNR-richtlijn en de PNR-wet
De leden van de VVD-fractie constateren met de Minister dat de WODC-evaluatie een
positief beeld toont van de effecten en doeltreffendheid van de PNR-wet en van de
bijdrage die de PNR-wet levert aan het voorkomen, onderzoeken, opsporen en vervolgen
van terroristische misdrijven en zware criminaliteit.
2.3.1. Evaluatie van de PNR-richtlijn
Wat zijn de criteria om de werking van deze richtlijn, in het bijzonder de gegevensverwerking
van de intra-EU vluchten, als een succes te bestempelen?
2.4 Resultaten toepassing afgelopen twee jaar
Kan de Minister uitgebreider ingaan op de meerwaarde die passagiersgegevens via Passagiersinformatie
Eenheid Nederland (Pi-NL) naast diverse aanhoudingen en nieuwe inzichten in lopende
zaken heeft geboden bij inzichten in bredere criminele netwerken? Helpt deze bevoegdheid
om de internationale netwerken beter in kaart te brengen en samen met andere landen
deze criminaliteit aan te pakken? En zou uitbreiding van deze bevoegdheden tot trein,
bus en auto mogelijk, en van toegevoegde waarde zijn? Deze leden ontvangen graag een
toelichting.
Wat is de conclusie van de functionaris gegevensbescherming?
2. Vragen en opmerkingen vanuit de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit. Er blijft
een groot aantal vragen over het nut, doelbinding, proportionaliteit en proces van
het voorstel over. De voorlegging geschiedt in het kader van de wettelijk voorgeschreven
voorhangprocedure (artikel 26, derde lid, van de PNR-wet), op basis van het amendement
van het lid Groothuizen. Dit amendement beoogde een zogenaamde horizonbepaling toe
te voegen aan de wet voor intra-EU vluchten. Deze horizonbepaling houdt in dat de
verplichting om ook data over intra-EU vluchten te verzamelen na drie jaren vervalt,
tenzij de toepassing op intra-EU tijdig bij algemene maatregel van bestuur wordt verlengd.
Dit besluit wordt middels een voorhangprocedure aan de beide Kamers voorgelegd.
De leden van de D66-fractie hebben vernomen in de geannoteerde ministerraad besluitenlijst
van 12 november 20211 dat de Minister het besluit om advies zal voorleggen aan de Autoriteit Persoonsgegevens
(AP). De aan het woord zijnde leden hechten grote waarde aan de adviezen van de AP.
Wanneer wordt dit advies gedeeld met de Kamer? Waarom is dit advies niet tijdig toegezonden
aan de Kamer zodat dit mee kan worden genomen in het overleg met de Minister en de
Kamer een goede afweging kan maken mede op basis van het advies?
De aan het woord zijnde leden lezen in het WODC-rapport dat delicten die het vaakst
vorderingen voorkomen – illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen,
witwassen van opbrengsten van criminaliteit en valsemunterij, en deelneming aan een
criminele organisatie – vooral gaan om criminaliteit en niet om (de bestrijding van)
terrorisme. Klopt dit beeld? Zo ja, hoe apprecieert de Minister de balans tussen de
inzet op het gebied van terrorisme en op het gebied van criminaliteit? Zijn er concrete
cijfers over hoe vaak terrorisme voorkomt in de vorderingen? Zijn er andere lidstaten
waar deze cijfers zijn opgenomen? Zo ja, welke lidstaten en om welke aantallen gaat het hier?
De leden van de D66-fractie lezen tevens dat er uit kwantitatief oogpunt geen uitspraak
kan worden gedaan over de bijdrage van passagiersgegevens aan het voorkomen, opsporen,
onderzoeken en vervolgen van terroristische misdrijven en ernstige criminaliteit.
Ook stelt de Minister dat er geen uitspraak bekend is van een strafrechter waar passagiersgegevens
op grond van de PNR-wet als bewijs zijn gebruikt. Kan de Minister aangegeven in welke
mate PNR-data in het algemeen en intra-EU data in het bijzonder in andere lidstaten
geleid hebben tot bruikbaar bewijs? Zo ja, om welke lidstaten gaat het en kan deze
informatie worden uitgesplitst tussen deze twee vormen van dataverzameling? Hoe apprecieert
de Minister het feit dat passagiersgegevens op grond van de PNR-wet niet als bewijs
zijn gebruikt in het kader van de proportionaliteit van het voorzetten van deze grootschalige
dataverzameling?
De leden van de D66-fractie lezen dat er sprake is van een grote hoeveelheid vals
positieven uit de algoritmische selectie, die door de Passagiersinformatie Eenheid
(PIU) medewerker gefilterd wordt voor doorgave. Daarvan wordt maar een heel klein
deel (0,025%) daadwerkelijk verstrekt. Er blijkt op het gebied van inter-EU een hoog
percentage vals positieven. Van de 24.788.140 passagiers van wie gegevens verzameld
zijn, zijn er 76.743 geautomatiseerde matches, waarvan uiteindelijk 6216 zijn doorgegeven
aan bevoegde instanties in Nederland. Dat betekent dus dat slechts 8% van de geautomatiseerde
matches door een medewerker PIU als waardevol is beschouwd. Wat is daarbinnen de toegevoegde
waarde van intra-EU data ten opzichte van de inter-EU-data, in termen van opsporing?
Acht de Minister deze maatregelen proportioneel gezien de geringe opbrengst in vergelijking
met een grote inbreuk van een zeer omvangrijke groep mensen en hun persoonsgegevens?
Zo ja, kan de Minister dit dan nader onderbouwen hoe dit in verhouding als proportioneel
moet worden beschouwd? Acht de Autoriteit Persoonsgegevens dit ook proportioneel?
Er wordt ongericht data verzameld en vijf jaar bewaard. Hoe verhoudt deze ongerichtheid
en bewaartermijn zich tot bijvoorbeeld de bevoegdheden van inlichtingendiensten, die
kortere bewaartermijnen kennen? Hoe legitimeert de Minister dat voor PNR langere termijnen
gelden en er dus een langduriger inbreuk gedaan wordt? Kunt u de percentages genoemd
voor Frankrijk, België en Zweden kwantitatief onderbouwen? Om welke aantallen gaat
het hier?
De aan het woord zijnde leden lezen dat PNR nu gaat over 81% van het totaal aantal
passagiers van/naar NL, omdat niet alle luchtvaartmaatschappijen aangesloten zijn.
Is er sprake van een waterbed-effect van criminelen die via andere kanalen reizen
gezien niet alle lidstaten zijn aangesloten? Hoeveel criminelen wijken uit naar andere
vervoersmodaliteiten, zoals de trein? Heeft de Minister hier cijfers over?
De leden van de D66-fractie vernemen dat de risicocriteria-sets nog in de opstartfase
staan. Welke criteria staan er precies op de verboden lijst?
De leden van de D66-fractie vragen een reactie op het WODC-rapport waarin gesteld
wordt dat noch de kwantitatieve benadering, noch de kwalitatieve argumenten geschikt
zijn om een antwoord te geven op vraag naar de evenredigheid en noodzakelijkheid van
het verzamelen en gebruiken van passagiersgegevens voor alle intra-EU-vliegtuigpassagiers.
Het blijft tot op zekere hoogte een normatieve beoordeling of het ongedifferentieerd
verzamelen, opslaan en gebruiken van de passagiersgegevens van alle passagiers die
per vliegtuig reizen, ongeacht of zij de buitengrenzen van de EU overschrijden, als
evenredig en noodzakelijk kan worden beschouwd. Kan de Minister zich hierin vinden?
Zo nee, hoe rijmt de Minister dan het gebrek aan kwantitatieve benadering om de inbreuk
van privacy als een evenredige en proportionele te bestempelen? Op basis van welke
onderbouwing en cijfers is de in het voorstel genoemde «significante bijdrage» aan
de bestrijding van criminaliteit terug te zien?
Verschillende lidstaten hebben ervoor gekozen om niet mee te doen met de intra-EU-uitwisseling,
waaronder Oostenrijk, Ierland, Denemarken en Slovenië. Zijn er nog meer lidstaten
die niet mee doen of van plan zijn om niet meer mee te doen? Kan uiteengezet worden
per lidstaat wat de hoofdargumenten zijn om niet mee te doen? Waarom wijkt de Minister
af van het inzicht van deze lidstaten? Welke risico voor een waterbed effect ziet
de Minister?
De aan het woord zijnde leden wijzen erop dat in 2017 de Raad van State en AP kritisch
waren over de PNR-richtlijn en het Europees Hof van Justitie oordeelde dat de PNR-overeenkomst
met Canada (die gebaseerd was op de PNR-richtlijn) niet in overeenstemming waren met
het EU-handvest. Zijn de destijds gerapporteerde bezwaren (grondrechten op eerbiediging
van het privéleven en bescherming van persoonsgegevens) onderdeel geweest van de onderzoeksopdracht
aan het WODC? Hoe weegt de Minister de onverenigbaarheid en welke mogelijkheden ziet
de Minister om de uitwisseling eventueel verder af te bakenen om een grotere verenigbaarheid
te krijgen? Ook heeft een aantal nationale rechtbanken (België, Duitsland en Oostenrijk)
het Hof van Justitie verzocht om te beoordelen of de PNR-richtlijn in zijn geheel
of gedeeltelijk onverenigbaar is met het EU-handvest, specifiek op de bescherming
van privéleven, persoonsgegevens en noodzaak/proportionaliteit. De positie van de
Advocaat-Generaal (AG) wordt binnenkort verwacht. Heeft de Minister deze verenigbaarheid
zelf onderzocht en wat waren de conclusies? Op welke punten is die verenigbaarheid
minder evident? Is de Minister bereid om te wachten tot het verslag van de AG, die
vaak leidend is voor het Hof? Zo nee, waarom is er zo veel haast met het voorstel
als de rechtmatigheid van het voorstel mogelijk door het Hof wordt betwist kort na
behandeling van het voorstel? Wanneer verwacht de Minister de uitspraak van het Hof?
3. Vragen en opmerkingen vanuit de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het voornemen van de Minister
om het verwerken van passagiersgegevens op intra-EU vluchten te continueren. Deze
leden roepen in herinnering dat zij kritisch waren op de invoering van deze maatregel
die de PNR-richtlijn aan lidstaten bood. Zij maken dan ook gebruik van de mogelijkheid
om ook nu een aantal kritische vragen te stellen aan de Minister.
De leden van de SP-fractie wijzen er op dat het doel van de PNR-richtlijn is om zware
criminaliteit en terrorisme te voorkomen. De onderzoekers van het WODC hebben niet
vast kunnen stellen of dat doel ook echt bereikt wordt met het verwerken van passagiersgegevens
op intra-EU vluchten. Ook hebben de onderzoekers de precieze rol en het belang van
passagiersgegevens in strafrechtelijke onderzoeken niet kunnen vaststellen. Op basis
van welke objectieve, wetenschappelijke gegevens baseert de Minister dan toch dat
deze PNR-gegevens een meerwaarde zijn in de strijd tegen zware criminaliteit en terrorisme?
De leden van de SP-fractie zijn niet tegen het doelgericht verzamelen van gegevens
als daarmee criminelen en terroristen worden opgespoord. Deze leden zien echter niets
in zo veel mogelijk gegevens verzamelen van zo veel mogelijk mensen.
In dat kader hebben deze leden bij de behandeling van de PNR-wet ook een voorstel
ingediend om in ieder geval geen Advanced Passengers Information (API-gegevens) te
verzamelen en te verwerken. Dit voorstel heeft het helaas niet gehaald, waardoor de
afgelopen tijd dus ook API-gegevens van burgers zijn verzameld en verwerkt. Deze leden
vragen of verduidelijkt kan worden wat de meerwaarde van specifiek het verzamelen
en verwerken van deze gegevens is geweest in de strijd tegen zware criminaliteit en
terrorisme. Zo nee, waarom niet? Is de Minister bereid het standpunt ten aanzien van
het verzamelen en verwerken van API-gegevens te herzien en hier dus mee te stoppen?
De leden van de SP-fractie wijzen er verder op dat binnen het EU/Schengengebied op
dit moment niet door vliegmaatschappijen gecontroleerd wordt of het ticket wel bij
de reiziger hoort. Zou een dergelijke verplichting niet veel nuttiger zijn om ongewenste
passagiers eruit te filteren dan het aanleggen van een register van alle passagiers,
zoals nu het geval is met de PNR-richtlijn? Is de regering bereid te pleiten in EU-verband
voor een dergelijke verplichte controle?
Ten tijde van het wetgevingsoverleg over de PNR-richtlijn bestond er een personeelstekort
bij het Landelijk Internationaal Rechtshulp Centrum. Hoe staat het daar nu mee? Is
dat inmiddels opgelost? Kunnen zij alle rechtshulpverzoeken inmiddels in behandeling nemen?
De leden van de SP-fractie wijzen erop dat ook de discussie nog loopt of de informatiedeling
van PNR-gegevens überhaupt wel mag volgens EU-recht. Waarschijnlijk begin volgend
jaar volgt hierover een uitspraak bij het EU Hof van Justitie. Zou het niet goed zijn
om die uitspraak eerst af te wachten, voordat überhaupt wordt besloten of het delen
van PNR-gegevens van intra-EU vluchten wordt voortgezet? Zo nee, waarom niet?
4. Vragen en opmerkingen vanuit de Volt-fractie
De leden van de Volt-fractie heeft kennisgenomen van het ontwerpbesluit. Ten aanzien
van het ontwerpbesluit hebben deze leden nog enkele vragen.
Effectiviteit
In de nota van toelichting bij het ontwerpbesluit en de WODC-evaluatie wordt uiteengezet
dat de PNR-richtlijn en de PNR-wet, en daarmee de mogelijkheid voor het gebruik van
PNR-gegevens op intra-EU vluchten, van toegevoegde waarde zijn voor het bestrijden
van terroristische en ernstige misdrijven.
De Minister stelt in de nota van toelichting dat passagiersgegevens van intra-EU vluchten
van cruciaal belang zijn voor onze opsporingsdiensten en dat zij rechtstreeks bijdragen aan onze nationale veiligheid en die van Europa. Op basis waarvan concludeert
de Minister dat de gegevens van cruciaal belang zijn? Zouden de opsporingsdiensten
zonder deze gegevens hun werk niet kunnen doen? En hoe dragen zij rechtstreeks bij
aan onze veiligheid? Hebben zij rechtstreeks terroristische en/of zware criminele
misdrijven voorkomen?
In de nota stelt de Minister ook dat Nederland een zwakke schakel in de keten zou
kunnen worden op het moment dat Nederland een uitzondering binnen de Europese Unie
zou zijn wat betreft het delen van intra-EU PNR-gegevens. Terroristen en criminelen
zouden dan Nederland kunnen kiezen als transferplek. Kan de Minister aangeven of hier
ook feitelijk onderbouwing voor is? En zo ja, welke onderbouwing is dat? De leden
van de Volt-fractie begrijpen dat Ierland en Oostenrijk op dit moment geen PNR-systeem
toepassen op intra-EU vluchten. Kan de Minister aangeven wat de overwegingen zijn
voor deze landen om het systeem niet toe te passen? Kan de Minister tevens aangeven
of deze landen een zwakke schakel in de keten zijn en worden gebruikt als transferplek?
Heeft het impact op de nationale veiligheid van die landen? Zo nee, zou hij dit willen
onderzoeken en met de Kamer willen delen?
Waarom is er gekozen voor de implementatie middels een richtlijn in plaats van een
verordening? Welke effecten heeft dit op de interoperabiliteit wat betreft het delen
van intra-EU PNR-gegevens? Zal Nederland in de herziening van de huidige PNR-richtlijn
op EU-niveau opnieuw pleiten voor een richtlijn?
Proportionaliteit
De Minister geeft aan dat de belangen van Nederlandse onderdanen en van lopende opsporingsonderzoeken
waarin reizigers op intra-EU vluchten voorkomen moeilijker gewaarborgd kunnen worden
op het moment dat PNR-gegevens van intra-EU vluchten niet meer gebruikt kunnen worden.
Is de Minister het met de leden van de Volt-fractie eens dat het belang om niet gevolgd
te worden of je vrij te kunnen bewegen binnen de EU, zonder enige verdenking, ook
een belang is van Nederlandse onderdanen? Hoe wordt dit belang in deze wet volgens
de Minister geborgd?
De Minister geeft aan dat er geen chilling of afschrikkend effect is geweest op reizigers door de toepassing van de PNR-wet.
De vraag of er aanwijzingen zijn dat de groep passagiers waarop deze wet zich richt,
(vermeende) terroristen en criminelen, in grotere mate vliegverkeer mijden nu zij
weten dat ze mogelijk gevolgd worden? Zijn er aanwijzingen dat het zicht op deze groep
personen verminderd?
Voorts de vraag hoe de Minister oordeelt over de impact die het verwerken van PNR-gegevens
heeft op het vrij verkeer van personen. Zijn er aanwijzingen dat mensen zich minder
vrij voelen om te reizen? Is dit gemeten?
De Minister geeft aan dat in patronen ook medereizigers worden onderkend waardoor
een netwerk (vollediger) in kaart kan worden gebracht. Kan de Minister een inschatting
geven van de gevallen waarin hiervan gebruik is gemaakt? Hoe vaak werden daardoor
effectief mensen uit een netwerk opgespoord? En hoe oordeelt de Minister over deze
praktijk in het kader van het recht op beschermen van privéleven en het vrij verkeer
van personen? Met name in het geval gegevens worden verwerkt van mensen die nergens
bij betrokken zijn.
Uit de WODC-evaluatie blijkt dat sinds de inwerkingtreding van de PNR-wet op 18 juni
2019 tot en met 31 december 2020 van ruim 61 miljoen passagiers gegevens ontvangen
zijn. Van slechts 0,025% van de passagiers waarvan gegevens zijn ontvangen, zijn gegevens
ook daadwerkelijk aan de relevante instanties verstrekt. Van veel mensen worden dus
persoonsgegevens verwerkt zonder dat zij (direct) bijdragen aan het doel van de wet.
Daarnaast geeft de Minister aan in zijn brief over de evaluatie van de wet dat in
een meer recentere periode een significante stijging is geweest van het gebruik van
de wet. Hoe verklaart de Minister deze stijging? Kan de Minister aangeven van hoeveel
procent van de passagiers gegevens zijn ontvangen in deze periode? Hoe oordeelt de
Minister in dit kader over de doelmatigheid, evenredigheid en rechtmatigheid van de
verwerking van de passagiersgegevens, in het bijzonder in het licht van de algemene
beginselen uit (artikel 5 van) de Algemene Verordering Gegevensbescherming (AVG) en
het recht op beschermen van persoonsgegevens uit artikel 8 van het EU Handvest?
In het verlengde hiervan vragen de leden van de Volt-fractie om specifiek in te gaan
op: (i) de omvang van de verwerkte PNR-gegevens; (ii) de evenredigheid van de bewaartermijn
van vijf jaar; (iii) of er wordt voldaan aan de informatieverplichtingen uit de AVG;
en (iv) de doorgifte van PNR-gegevens naar derde landen.
De Volt-fractie benadrukt hierbij dat het verwerken van de PNR-gegevens inbreuk maakt
op het recht op bescherming van privéleven en het recht op bescherming van persoonsgegevens.
Dit is alleen toelaatbaar als dat een legitiem doel dient, dit evenredig is en noodzakelijk
in een democratische samenleving. Het is zeer de vraag of het verwerken van gegevens
van miljoenen reizigers zonder enige verdenking noodzakelijk en toelaatbaar is.
Herziening EU API-richtlijn
De Minister schrijft dat onze nationale veiligheid direct verbonden is met de nationale
veiligheid van andere EU-lidstaten. De leden van de Volt-fractie durven daaraan toe
te voegen dat Europese veiligheid tevens direct verbonden is aan onze nationale veiligheid
en vice versa. In dat licht vragen de leden van de Volt-fractie hoe het verlengen
van de mogelijkheid om intra-EU gegevens te verwerken zich verhoudt tot de prejudiciële
vragen die zijn gesteld door een Duitse rechter aan het Hof van Justitie EU ten aanzien
van het verwerken van persoonsgegevens onder de PNR-richtlijn.2
Verder gaf de Minister aan in zijn brief dat Nederland input heeft aangeleverd voor
de herziening van de PNR-richtlijn. Kan de Minister een uiteenzetting geven van de
Nederlandse inzet? Tevens gaf de Europese Commissie aan bij de evaluatie in 2020 dat
er op dit moment geen amendementen nodig geacht worden. Kan de Minister aangeven op
welk moment een tweede evaluatie verwacht wordt? Verwacht de Minister dat de Nederlandse
inzet daarin meegenomen wordt? Is de Minister van mening dat er wel amendementen nodig
zijn om de Nederlandse bevindingen te kunnen verwerken in de PNR-wetgeving?
Naast de PNR-richtlijn bestaat nog een Europese richtlijn op basis waarvan passagiersgegevens
verwerkt kunnen worden: de Advanced Passenger Information (API) richtlijn. Tot slot
de vraag aan de Minister wat het standpunt van Nederland is ten aanzien van de herziening
van de API-richtlijn, waarin een van de doelen is het screenen van de passagiers voor
grensmigratiebeheer en het tegengaan van zogenaamde illegale migratie. Hoe verhoudt
deze uitbreiding van terrorisme naar migratie zich tot de API-richtlijn? En hoe verhoudt
het verlengen van de PNR-wet zich tot de herziening van de API-richtlijn? Kan de Minister
tevens aangeven op welke momenten de Nederlandse regering, dan wel op ambtelijk niveau,
dan wel op bestuurlijk niveau in gesprek zal gaan met de Europese Commissie over dit
voorstel?
5. Vragen en opmerkingen van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het ontwerpbesluit.
Deze leden onderschrijven de noodzaak om de interne veiligheid binnen de Europese
Unie te waarborgen en het leven en de veiligheid van personen te beschermen. Deze
leden achten het van groot belang dat de veiligheidsdiensten over voldoende gegevens
beschikken ten behoeve van het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van terroristische
misdrijven en ernstige criminaliteit.
Waarborgen gegevensbescherming en evenredigheid
De leden van de SGP-fractie lezen dat de passagiersgegevens alleen worden vergeleken
met de in artikel 7 van de PNR-wet bedoelde risicocriteria en de op grond van artikel
6, tweede lid, onderdeel a, van de PNR-wet specifieke databanken, zoals de Schengeninformatiesysteem
(SIS)-databank. De leden van de SGP-fractie vragen de Minister wat er gebeurt met
de passagiersgegevens die geen positieve overeenkomst met de bovenstaande artikelen
tonen. Worden deze gegevens direct verwijderd of nog ergens opgeslagen om, indien
sprake is van een terroristisch misdrijf, deze teruggevonden kunnen worden in een
databank?
Deze leden vragen de Minister of en hoe de PNR-gegevens kunnen worden gebruikt als
bewijs in een strafrechtelijk onderzoek nu deze gegevens in de SIS-databank worden
opgeslagen en slechts voor veiligheidsdiensten toegankelijk zijn.
Onderscheid met grenscontroles
De leden van de SGP-fractie lezen dat de toepassing van het PNR-systeem op intra-EU
vluchten, geen herinvoering van de interne grenscontroles impliceert. Deze leden vragen
de Minister op welke termijn de veiligheidsdiensten, in samenwerking met Marechaussee,
kunnen ingrijpen indien de passagiersgegevens overeenkomsten vertonen met de in artikel
7 van de PNR-wet bedoelde risicocriteria. Hoe snel kan een overeenkomst worden getraceerd
en op welke termijn kan er worden ingegrepen om terroristische misdrijven en ernstige
criminaliteit te voorkomen?
II. Reactie van de Minister van Justitie en Veiligheid
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
E.M. Verouden, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.