Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Brekelmans en Klink over het persbericht van het Duitse Ministerie van Buitenlandse Zaken inzake gesprekken in Afghanistan
Vragen van de leden Brekelmans en Klink (beiden VVD) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over het persbericht van het Duitse Ministerie van Buitenlandse Zaken inzake gesprekken in Afghanistan (ingezonden 24 november 2021).
Antwoord van Minister Knapen (Buitenlandse Zaken) en Minister De Bruijn (Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking) (ontvangen 16 december 2021).
Vraag 1
Bent u bekend met het persbericht van het Duitse Ministerie van Buitenlandse Zaken
van 18 november 2021 over gesprekken in Afghanistan?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2, 3, 4
Klopt het dat Nederland bereid is om via internationale organisaties de salarissen
van leerkrachten en zorgpersoneel in Afghanistan te financieren?
Deelt u de mening dat verkapte begrotingssteun aan de Taliban onacceptabel is? Zo
nee, waarom niet?
Vindt u dat er met het betalen van salarissen van zorg- en onderwijsmedewerkers sprake
is van verkapte begrotingssteun aan de Taliban? En dat de Taliban hiermee worden versterkt?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2, 3, 4
Zoals aangegeven in de Kamerbrief «Toekomstige hulp aan en inzet in Afghanistan» van
16 november jl. (Kamerstuk 27 925, nr. 867) wordt in internationaal verband gesproken over de wenselijkheid en mogelijkheden
om bij te dragen aan de verlening van basisdiensten in de onderwijs- en gezondheidssector
in Afghanistan.
Zoals in de genoemde Kamerbrief wordt geschetst, staat het kabinet hierbij voor een
dilemma. Steun verlenen voor het in stand houden van basisdiensten zou betekenen dat
internationale donoren taken financieren die de Taliban, als zelfbenoemde autoriteiten
in Afghanistan, zelf zouden moeten uitvoeren. Daarmee kan het beeld ontstaan dat de
Taliban als gevolg van deze steun (deels) wordt ontslagen van haar verantwoordelijkheden
of dat deze steun zelfs wordt gezien als verkapte begrotingssteun. Het kabinet acht
dit onwenselijk.
Tegelijkertijd hebben internationale organisaties zoals de VN herhaaldelijk aangegeven
dat de infrastructuur voor het verlenen van basisdiensten in Afghanistan onder grote
druk staat en dreigt te bezwijken. Dat scenario is niet in het belang van Nederland
aangezien het kan leiden tot verder toenemende humanitaire noden, irreguliere migratiestromen
en meer speelruimte voor terroristen.
Daarom spreekt het kabinet met internationale organisaties en gelijkgezinde partners
over mogelijkheden om tijdelijk basisdienstverlening te ondersteunen, mits het buiten
de Taliban om kan plaatsvinden en mits in de dienstverlening kan worden voldaan aan
specifieke voorwaarden. Zo dient steun alleen via multilaterale organisaties of ngo’s
te worden verstrekt, niet (direct of indirect) via de Taliban; mag er geen inhoudelijke
bemoeienis van de Taliban plaatsvinden m.b.t. beleid, uitvoering en management; en
dient gelijke toegang zeker gesteld te zijn voor vrouwen en meisjes. Met deze voorwaarden
zoekt het kabinet naar een juiste balans tussen enerzijds voorkomen dat basisdienstverlening
instort (met alle gevolgen van dien), en anderzijds steun aan en bemoeienis van de
Taliban voorkomen. Als zodanig kunnen deze voorwaarden er ook voor zorgen dat de steun
niet wordt aangewend, of gezien wordt, als verkapte begrotingssteun.
Hierbij bepleit het kabinet een gedifferentieerde aanpak van regio’s, waarbij alleen
steun wordt verleend in provincies waar de principes worden nageleefd. Deze voorwaarden
zijn ook gesteld aan de tijdelijke ondersteuning die vanuit de Europese Commissie
wordt verleend ten behoeve van basisdiensten (zie vraag 7) en zullen tevens gelden
bij eventuele voortzetting van door Nederland gefinancierde activiteiten van (lokale)
partnerorganisaties.
Overigens staat, met uitzondering van humanitaire steun, ontwikkelingssamenwerking
voor Afghanistan nog steeds on hold. De Kamer zal schriftelijk worden geïnformeerd als dit verandert.
Vraag 5
Stelt het kabinet harde voorwaarden aan de Taliban voor het verlenen van tijdelijke
humanitaire hulp in Afghanistan, zoals het tegengaan van terrorisme, respect voor
mensenrechten, en toegang tot onderwijs voor meisjes?
Antwoord 5
Op het gebied van humanitaire hulp is, in tegenstelling tot reguliere ontwikkelingssamenwerking,
het kabinet terughoudend in het opstellen van harde voorwaarden. Noodhulp dient te
worden verleend in lijn met de humanitaire principes (onafhankelijkheid, onpartijdigheid,
neutraliteit en menselijkheid), zoals ook vermeld in de Kamerbrief «Toekomstige hulp
en inzet in Afghanistan» van 16 november jl. (Kamerstuk 27 925, nr. 783).
Nederland maakt zich via meerdere fora hard voor onbelemmerde humanitaire toegang
en het naleven van het internationaal humanitair oorlogsrecht door alle betrokken
partijen in Afghanistan (zie ook Kamerstuk 27 925, nr. 783). Zo heeft Nederland in samenwerking met Zweden het initiatief genomen om gezamenlijke
kernboodschappen op het gebied van humanitaire hulpverlening in Afghanistan te formuleren
(zie ook Kamerstuk 21 501-04, nr. 241). Deze kernboodschappen, gericht aan alle partijen in Afghanistan, inclusief de Taliban,
benadrukken tevens het recht van vrouwelijke hulpverleners om hun werk te mogen doen.
De kernboodschappen zijn inmiddels omarmd door de voltallige Europese Unie en andere
grote humanitaire donoren (VK, VS, Canada, Noorwegen, Zwitserland, Australië en Japan).
Vraag 6
Hoe worden de voorwaarden die Nederland en internationale partners stellen aan tijdelijke
humanitaire hulp gehandhaafd? Is hiervoor een diplomatiek kantoor van de EU in Kaboel
nodig en de vrijheid om zonder restricties door het land te reizen? Wat doet het kabinet
als de Taliban zich niet aan deze voorwaarden houden?
Antwoord 6
Vooral de VN speelt een belangrijke rol bij het garanderen van respect voor de humanitaire
principes. De VN heeft n.a.v. een bezoek van de Emergency Relief Coordinator Martin Griffiths van VN-OCHA in september toezeggingen gekregen van de Taliban op
dit gebied (zie ook Schriftelijk Overleg RBZ/OS). Ook deden de Taliban toezeggingen
over het recht op onbelemmerde humanitaire hulp. De VN blijft naleving van de principes
handhaven en bericht de donoren hierover. De EU speelt daarbij een monitoringsrol:
DG ECHO houdt de humanitaire situatie nauwlettend in de gaten middels het eigen kantoor
op de VN-compound in Kaboel en brengt regelmatig rapport uit. Het hebben van diplomatieke
presentie is daarvoor behulpzaam. Nederland onderhoudt daarnaast nauw contact met
andere vertrouwde humanitaire partners die hun presentie in Afghanistan hebben behouden,
zoals het Rode Kruis en ngo’s.
Op deze wijze monitort Nederland in samenwerking met gelijkgezinde landen en partners
de mate waarin de humanitaire principes gerespecteerd worden door alle relevante partijen
binnen Afghanistan, inclusief de Taliban. Ook zet het kabinet zich op diplomatiek
terrein in voor de naleving hiervan, voornamelijk via een speciale coördinatiegroep
bestaande uit gelijkgezinde donoren. Dit lijkt momenteel afdoende. Humanitaire organisaties
melden dat zij relatief onbelemmerd door Afghanistan kunnen reizen en de hulpbehoevenden
kunnen bereiken. Mocht hier verandering in komen, dan zal de EU de Taliban hierop
aanspreken.
Vraag 7
Hoe past dit initiatief van Nederland en Duitsland binnen de strategie om als EU zoveel
mogelijk gezamenlijk op te trekken? Hebben andere Europese landen zich ook bereid
getoond salarissen van zorg- en onderwijsmedewerkers te financieren?
Antwoord 7
Zoals aangegeven in het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking
van 19 november 2021, heeft de Europese Commissie 300 miljoen euro beschikbaar gesteld
voor humanitaire hulp en 250 miljoen euro voor het tijdelijk ondersteunen van basisdiensten
in Afghanistan (door de EU «humanitair+» genoemd). Hiermee kunnen ngo’s en internationale
organisaties ook salarissen en (dag)vergoedingen betalen van gezondheidswerkers en
onderwijspersoneel, wier inzet essentieel is om de levering van basisdiensten overeind
te houden. De Commissie heeft hiervoor een eerste programmavoorstel via comitologie
aan de lidstaten voorgelegd om hier concreet invulling aan te geven en gaat nu met
de uitvoering aan de slag. Dit betreft een herprogrammering van 197 miljoen euro uit
stopgezette OS-projecten in Afghanistan. Op aandringen van Nederland zijn hierbij
expliciet principes opgenomen die in acht genomen moeten worden, waaronder het garanderen
van gelijke toegang voor meisjes, vrouwen en minderheden, het voorkomen van bemoeienis
van de Taliban in het management en personeelsbeleid van de activiteiten, en het zorgen
dat steun via multilaterale organisaties en ngo’s, en niet (direct of indirect) via
de Taliban, wordt verstrekt. Het kabinet zal er nauw op toe blijven zien dat bij de
uitwerking en invulling van de steun de genoemde principes zullen worden meegenomen.
Vraag 8
Kunt u deze vragen met spoed beantwoorden?
Antwoord 8
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.P.M. Knapen, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
Th.J.A.M. de Bruijn, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.