Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over het Beleidsreactie Buitenlandse Zaken evaluatie contra-terrorisme beleid (Kamerstuk 27 925, nr. 858)
27 925 Bestrijding internationaal terrorisme
Nr. 879 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
            
Vastgesteld 20 december 2021
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan
                  de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 15 oktober 2021 inzake het Beleidsreactie
                  Buitenlandse Zaken evaluatie contra-terrorisme beleid (Kamerstuk 27 925, nr. 858).
               
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 16 december 2021. Vragen en
                  antwoorden zijn hierna afgedrukt.
               
De fungerend voorzitter van de commissie, Wilders
De adjunct-griffier van de commissie, Konings
1
Kunt u uitleggen waarom de Nederlandse inspanningen ter voorkoming van gewelddadig
                     terrorisme zich niet of nauwelijks richten op de statelijke actoren die (internationaal)
                     islamitisch terrorisme sponsoren?
                  
Antwoord 1
Zoals gememoreerd in de Beleidsreactie «Buitenlandse Zaken evaluatie contra-terrorisme
                     beleid» (Kamerstuk 27 925, nr. 858) levert Nederland inspanningen in derde landen die gericht zijn op zowel het terugdringen
                     van de terroristische dreiging, als op het voorkomen hiervan. Activiteiten die hieronder
                     kunnen worden geschaard variëren van het aanpakken van grondoorzaken van radicalisering,
                     het ondersteunen en financieren van capaciteitsopbouw van lokale contraterrorisme
                     (CT)-autoriteiten gericht op het voorkomen en tegengaan van gewelddadig extremisme,
                     het steunen van repressieve programma’s, zoals het versterken van het justitiële apparaat,
                     het gevangeniswezen, en capaciteiten op het tegengaan van terrorismefinanciering.
                  
Uitvoering van deze activiteiten geschiedt in overleg met nationale, regionale en/
                     of lokale overheden. Zonder hun steun voor en betrokkenheid bij het ontplooien van
                     de hierboven genoemde CT-interventies is de kans op welslagen klein; zij zijn immers
                     verantwoordelijk voor de uitvoering van het CT-beleid in het land in kwestie. Daarbij
                     zij aangetekend dat de Nederlandse benadering er een is waarbij overheden wordt gewezen
                     op het belang van inclusie van o.a. het maatschappelijk middenveld en het respect
                     voor mensenrechten in alle CT-activiteiten, omdat alleen op deze wijze het noodzakelijke
                     draagvlak kan worden verkregen voor de implementatie van een effectief contraterrorisme
                     beleid.
                  
Door Nederland wordt ook opgetreden tegen ongewenste beïnvloeding als zij leidt tot
                  problematisch gedrag, radicalisering of in het uiterste geval (gewelddadig) extremisme
                  (zie ook Beleidsreactie op Parlementaire Ondervragingscommissie ongewenste beïnvloeding
                  uit onvrije landen – Kamerstuk 35 228, nr. 33). Dit doet het kabinet door de aanpak van ongewenste buitenlandse financiering, onder
                  andere via diplomatieke kanalen met bijvoorbeeld de Golfstaten over financieringsaanvragen
                  vanuit Nederland, en door een hechtere Europese samenwerking waar het bijvoorbeeld
                  gaat om het tegengaan van de verspreiding van jihadistisch materiaal door Saoedi-Arabië.
                  Het belang van een gezamenlijk Europees optreden op deze terreinen is ook opgebracht
                  tijdens het bezoek van de recent aangestelde CT-coördinator van de EU, Ilka Salmi,
                  aan Nederland op 15 en 16 november jl.
               
2
Wat ziet u op dit moment als de kern vanwaar terrorisme ontspringt?
Antwoord 2
Er is niet één specifieke oorzaak te benoemen die leidt tot terrorisme en/of gewelddadig
                     extremisme. Dat verschilt veelal per regio, per land en per geradicaliseerd persoon
                     die naar geweld grijpt om zijn/haar doelen te verwezenlijken. Factoren die – al dan
                     niet in combinatie – vaak door deskundigen worden genoemd als concrete triggers voor
                     terrorisme en/of gewelddadig extremisme zijn sociaaleconomische ongelijkheid, uitsluiting
                     en/of isolatie, mensenrechtenschendingen, psychische stoornissen, discriminatie en
                     onderdrukking; al dan niet gekoppeld aan extremistische opvattingen, ook religieus,
                     over hoe een samenleving moet worden ingericht.
                  
Uit door Nederland gefinancierd onderzoek in 2017 door UNDP getiteld «Journey to Extremism
                     in Africa» wordt het repressief optreden van veiligheidsautoriteiten in verschillende
                     regio’s vaak benoemd als een belangrijk kantelpunt voor reeds kwetsbare groepen om
                     zich aan te sluiten bij terroristische groeperingen. Mede daarom is het respect voor
                     mensenrechten en inclusie in contraterrorisme beleid een speerpunt van de Nederlandse
                     inzet.
                  
3
Waaruit blijkt dat de Nederlandse interventies een positieve impact hebben gehad op
                     het tegengaan van terrorisme en de terroristische dreigingen voor Nederland?
                  
4
Hoe beoordeelt u de algehele impact van het contra-terrorisme beleid? Is dit onvoldoende
                     of voldoende? Hoe belangrijk en urgent vindt u het om de impact te vergroten gegeven
                     het algeheel verslechterende dreigingsbeeld?
                  
Antwoord 3 en 4
Het is evident dat de veiligheid van Nederland nauw verbonden is met de veiligheidsontwikkelingen
                     in het buitenland. Dreigingen, waaronder die van terrorisme en gewelddadig extremisme,
                     houden immers niet op bij de landsgrenzen. Dat betekent dat het in het Nederlandse
                     belang is om terrorisme en gewelddadig extremisme daar waar mogelijk bij de bron aan
                     te pakken om ervoor te zorgen dat geen spillover plaatsvindt naar Nederland.
                  
Gegeven de omvang en het grensoverschrijdende aspect van het probleem treedt Nederland
                     daarbij op in nauwe samenwerking met partners uit de nationale veiligheidsketen en
                     internationale partners. De Nederlandse inspanningen binnen de Anti-ISIS-Coalitie
                     vormen daar een goed voorbeeld van en hebben er mede aan bijgedragen dat ISIS in 2019
                     in Syrië en Irak territoriaal kon worden verslagen. Dit heeft direct bijgedragen aan
                     het afnemen van de dreiging vanuit ISIS naar Nederland. Hetzelfde kan worden gezegd
                     over de inspanningen die Nederland de afgelopen jaren heeft gepleegd als aanjager
                     voor wat betreft het sanctioneren van terroristische organisaties en individuen in
                     Europees kader en voor wat betreft het voorkomen van reisbewegingen door terroristen
                     door middel van de overhandiging van de Travel Information Portal-software aan de
                     VN in 2018 en de samenwerking met Interpol op het gebied van het vastleggen van biometrische
                     gegevens van FTF in Irak.
                  
Door middel van het netwerk van regionale veiligheidscoördinatoren spant Nederland
                  zich bovendien in een aantal regio’s bilateraal in om terrorisme en gewelddadig extremisme
                  te voorkomen. Naast het verzamelen van informatie over terrorisme gerelateerde ontwikkelingen
                  in hun regio ten behoeve van de beleidsvorming in Den Haag, ontplooien de veiligheidscoördinatoren
                  activiteiten op het vlak van bijvoorbeeld de berechting, re-integratie en resocialisatie
                  van voormalige ISIS-strijders in Irak en op de Westelijke Balkan; bij het opleiden
                  van gevangenispersoneel in Marokko, Tunesië, Oeganda en Kenia om radicalisering onder
                  gevangenen sneller te kunnen herkennen; bij de uitrol van regionale preventie-strategieën
                  in Kenia, Jordanië en Libië; en bij het opleiden van in de Sahel actieve veiligheidstroepen
                  op het gebied van mensenrechten en CT.
               
Door middel van het uitvoeren van portfolioschouwen, de aanleg van een database met
                  zgn. good practices en investeringen in onderzoek naar de effectiviteit van interventies
                  op het gebied van het voorkomen van gewelddadig extremisme tracht Nederland zijn inspanningen
                  op CT-terrein verder te verfijnen; ook om zo in te kunnen spelen op een continue veranderend
                  dreigingsbeeld. Dit laat overigens onverlet dat Nederland evenals internationale partners
                  zal blijven investeren in het aanpakken van de grondoorzaken voor terrorisme en gewelddadig
                  extremisme, omdat dit een belangrijk instrument is om terrorisme bij de bron tegen
                  te gaan.
               
5
Hoe maakt u de afweging over welke projecten wel/niet te steunen en te financieren?
                     Welke concrete criteria worden hiervoor gebruikt?
                  
Antwoord 5
De Nationale Contra-Terrorisme Strategie 2016–2020 (Kamerstuk 29 754, nr. 391) en de Geïntegreerde Buitenland- en Veiligheidsstrategie 2018–2022 (GBVS) (Kamerstuk
                     33 694, nr. 12) zijn in belangrijke mate leidend voor de Nederlandse contra-terrorisme inzet in
                     het buitenland. Zoals gememoreerd in onderhavige beleidsreactie, stellen de regionale
                     veiligheidscoördinatoren eens in de twee jaar een strategisch meerjarenkader op voor
                     de regio waar zij actief zijn. Hierin wordt de veiligheidspolitieke situatie in kaart
                     gebracht, met daarbij specifieke aandacht voor o.a. CT en mensenrechten en kwetsbare
                     groepen, de relatie met Nederland en de identificatie van Nederlandse (veiligheids-)belangen
                     die mogelijk in het gedrang kunnen komen. Vervolgens wordt vastgelegd op welke wijze
                     op die dreigingen zal worden ingespeeld en in samenwerking met welke partners.
                  
In individuele jaarplannen wordt deze inzet per regionale veiligheidscoördinator gekoppeld
                     aan de te behalen resultaten; onder andere wat betreft de inzet van programmamiddelen.
                     Het is aan de regionale veiligheidscoördinatoren om projecten aan te dragen die bijdragen
                     aan het vergroten van de rol van maatschappelijk middenveld, het waarborgen van mensenrechten
                     in het opstellen en implementeren van contra-terrorismebeleid en de preventie van
                     gewelddadig extremisme door nationale, regionale en lokale overheden, en de link met
                     de GBVS en het meerjarenkader voor die regio. De projectinzet wordt middels bestaande
                     beoordelingsmechanismen die het Ministerie van Buitenlandse Zaken hiervoor hanteert
                     getoetst op aansluiting op voorgenoemde beleidskaders en ondergaan een uitgebreide
                     risicoanalyse. Waar nodig wordt projectinzet ook afgestemd met partners uit de Nederlandse
                     veiligheidsketen.
                  
6
Kunt u toelichten hoe Nederland juist samenwerkt in het binnen- en buitenland als
                     het gaat om counterterrorisme?
                  
Antwoord 6
De Nederlandse CT inzet in fora als de EU, de VN, NAVO en het Global Counter Terrorism
                     Forum en de bilaterale CT-samenwerking wordt nauw afgestemd met de NCTV, het Ministerie
                     van Defensie, het Ministerie van Financiën, het Openbaar Ministerie, de Nationale
                     Politie/ FIU en gemeentes, omdat zij over de noodzakelijke expertise beschikken hoe
                     terrorisme en gewelddadig extremisme effectief aan te pakken.
                  
Een goed voorbeeld hiervan betreft de Nederlandse geïntegreerde aanpak met betrekking
                     tot re-integratie en resocialisatie van terrorismeveroordeelden binnen het zogenaamde
                     Multidisciplinaire Afstemmingsoverleg Resocialisatie onder leiding van de Dienst Justitiële
                     Inrichtingen (DJI) tijdens detentie en binnen de lokale Zorg- en Veiligheidshuizen,
                     waarbij onder verantwoordelijkheid van de gemeente verschillende instanties, w.o.
                     reclassering, OM, politie, en zorgpartners, samenwerken om relevante informatie tijdig
                     te delen en gezamenlijk een individueel plan van aanpak op te stellen om veilige re-integratie
                     te bevorderen. Nederland draagt deze werkwijze actief uit op het internationale toneel.
                     Via het netwerk van de regionale veiligheidscoördinatoren wordt onze kennis en kunde
                     bovendien actief aangeboden aan landen in fragiele regio’s, die bijvoorbeeld kampen
                     met een groot aantal ISIS-strijders die zijn teruggekeerd uit Syrië en Irak. Voorbeelden
                     hiervan zijn Libanon en Jordanië, die recent met delegaties Nederland bezochten om
                     meer te leren over de Nederlandse CT-aanpak.
                  
Naast het internationaal uitdragen van de geïntegreerde Nederlandse benadering, zoekt
                  Nederland ook in internationale fora actief de samenwerking met partners met als inzet
                  een gebalanceerde CT-aanpak met respect voor mensenrechten en inclusie. Een goed voorbeeld
                  hiervan is de samenwerking met Marokko en de VN bij het opstellen van aanbevelingen
                  om nadelige gevolgen voor het werk van het maatschappelijk middenveld als gevolg van
                  de implementatie van regelgeving op het vlak van terrorismefinanciering te minimaliseren.
                  Ook is Nederland actief binnen de Anti-ISIS Coalitie, onder andere via het co-voorzitterschap
                  samen met Turkije en Koeweit van de werkgroep over FTF. Hier worden kennis en ervaringen
                  uitgewisseld over hoe om te gaan met en op te treden tegen al dan niet teruggekeerde
                  FTF. Een ander voorbeeld betreft het Nederlandse lidmaatschap van het Global Community Engagement and Resilience Fund (GCERF), waarbij Nederland zijn positie in de Bestuursraad ook aanwendt om het beleid
                  van een gebalanceerde aanpak met respect voor mensenrechten en inclusie van maatschappelijk
                  middenveld uit te dragen.
               
7
Hoeveel Nederlandse IS-vrouwen en kinderen zitten er nog vast in kampen in Syrië en
                     Irak?
                  
Antwoord 7
Circa 120 Nederlandse uitreizigers zijn nog in Syrië, Irak of Turkije. Ongeveer een
                  derde van hen verblijft in Syrisch-Koerdische kampen al-Roj of al-Hol (de vrouwen)
                  of in diverse detentiecentra in Noordoost-Syrië (de mannen). Daarnaast verblijven
                  in de regio nog bijna 200 minderjarigen met een Nederlandse link.
               
8
Hoe staat het met de beveiliging van deze kampen en kunt u uiteenzetten hoeveel personen
                     er de afgelopen drie jaar zijn ontsnapt?
                  
Antwoord 8
Zoals beantwoord in de feitelijke vragen over de voortgangsrapportage over de Nederlandse
                     bijdrage aan de anti-ISIS coalitie en brede Veiligheidsinzet Irak (Kamerstukken 27 925 en 29 521, nr. 785) dragen de Syrian Democratic Forces (SDF) zorg voor de beveiliging van de detentie- en opvangfaciliteiten in Noordoost-Syrië.
                     De capaciteiten van de SDF staan vanwege het grote aantal personen in de kampen en
                     de COVID-pandemie onder druk. De veiligheid in de kampen is fragiel en internationale
                     organisaties rapporteren regelmatig over geweld, radicalisering en rekrutering door
                     ISIS. Ondanks de in het voorjaar uitgevoerde veiligheidsoperatie in het grootste kamp
                     Al-Hol waarbij meer dan honderd personen zijn opgepakt die verdacht worden van ISIS-activiteiten
                     en wapens en elektronische apparatuur in beslag zijn genomen, vinden er regelmatig
                     gewelddadige incidenten plaats. De meest recente gewelddadige overval werd gepleegd
                     op 12 november waarbij vermeende ISIS-strijders in militair uniform de receptieruimte
                     van het kamp Al-Hol zijn binnengedrongen waar Iraakse vluchtelingen zich bevonden.
                     Daarbij zijn er zijn twee mensen om het leven gekomen. Dat brengt het totaal aantal
                     moorden op 90 dit jaar.
                  
Er zijn met zekere regelmaat ook berichten dat personen zijn ontsnapt uit de opvangkampen
                     in Noordoost-Syrië. Vaak is het onduidelijk om welk aantal het gaat en bestaat er
                     evenmin zekerheid over hun nationaliteit en leeftijd. Ongeveer vijftien Nederlandse
                     vrouwen zijn in de afgelopen jaren uit de opvangkampen ontsnapt.
                  
9
Kunt u uiteenzetten wat voor zicht er nu is op ontsnapte IS-strijders in Irak en Syrië?
Antwoord 9
Over de werkwijze en het zicht van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten op uitreizigers
                     die zijn ontsnapt uit opvangkampen of detentiecentra in Syrië doet het kabinet geen
                     uitspraken.
                  
Het personeel van diplomatieke vertegenwoordigingen in de regio heeft trainingen gevolgd
                     om goed om te kunnen gaan met uitreizigers die zich melden op een post. Tegen alle
                     onderkende uitreizigers is een Europees Arrestatiebevel (EAB) uitgevaardigd en zij
                     zijn mede op basis hiervan opgenomen in het Schengeninformatie-systeem (SIS). Hierdoor
                     is het niet mogelijk om eigenstandig op een legale manier naar het Schengengebied
                     terug te keren. Over de werkwijze en het zicht van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten
                     doet het kabinet geen uitspraken.
                  
10
Kan het paper over het CT-beleid op basis waarvan concrete samenwerking wordt gezocht
                     met een aantal gelijkgezinde partners binnen de EU te zijner tijd met de Kamer worden
                     gedeeld, of kan worden aangegeven op welke punten de samenwerking naar aanleiding
                     van dit paper wordt geïntensiveerd?
                  
Antwoord 10
Nederland heeft het initiatief genomen om het belang van mensenrechten en inclusie
                  bij het bestrijden en voorkomen van terrorisme en gewelddadig extremisme nader te
                  concretiseren. Daartoe is een aantal discussies georganiseerd met internationale partners
                  en wordt momenteel de laatste hand gelegd aan een discussiepaper. In het paper zullen
                  concrete voorstellen worden gedaan hoe het respect voor mensenrechten en inclusie
                  in CT-beleid nader handen en voeten te geven. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht
                  aan de mogelijkheid dat EU in CT-dialogen met derde landen nadrukkelijker ook mensenrechten
                  en de inclusie van maatschappelijk middenveld meeneemt; aan het nauwer betrekken van
                  het maatschappelijk middenveld bij de besluitvorming op nationaal, regionaal en lokaal
                  niveau bij het opstellen en de implementatie van CT-beleid; en bij de toewijzing van
                  programma- en projectmiddelen mensenrechten en inclusie (nog) zwaarder te laten meewegen.
                  Inzet is om na afronding van dit paper in overleg te treden met een aantal gelijkgezinde
                  landen om dit initiatief gezamenlijk verder te brengen. Er is geen bezwaar dit paper
                  te zijner tijd met uw Kamer te delen.
               
11
In de brief stelt u dat een bevinding van het IOB is dat «de impact van investeringen
                     in kleinschalige projecten ter voorkoming van gewelddadig extremisme beperkt is» (blz. 1
                     van de beleidsreactie) en verderop in de brief geeft u aan, refererend naar die kleinschalige
                     projecten, dat Nederland met beperkte financiële middelen on the ground zo toch wel de gewenste impact behaalt (blz. 7). Wat kan deze discrepantie tussen
                     het IOB en u verklaren en op welke gegevens is uw uitspraak gebaseerd?
                  
18
Het IOB-rapport stelt dat «Projects have had a limited impact on the prevention and
                     countering of violent extremism». Wat gaat u doen om de impact van deze projecten
                     te vergroten?
                  
21
Het IOB-rapport stelt dat: «There is little evidence for the effectiveness available
                     of projects that aim to prevent or address violent extremism and terrorism». Vindt
                     u deze constatering ook zorgwekkend? Wat gaat u doen om de inzicht in effectiviteit
                     te vergroten?
                  
Antwoord 11, 18, 21
Interventies ter voorkoming van terrorisme en gewelddadig extremisme laten zich lastig
                     meten, omdat het hier gaat om het voorkomen van specifieke handelingen en daarmee
                     om «proving a negative». Het aantonen van een direct effect van programma-inzet op iets dat hierdoor voorkomen
                     moet worden, bijvoorbeeld een terroristische aanslag, is zeer complex.
                  
Dit wil echter niet zeggen dat interventies geen effect sorteren. Zo hebben Nederlandse
                     investeringen in het trainen van gevangenispersoneel in o.a. Oeganda, Kenia, Tunesië
                     en Marokko bijgedragen aan het vergroten van hun kennis en kunde om radicalisering
                     bij gedetineerden te herkennen en aan te pakken. Een ander voorbeeld betreft de Nederlandse
                     ondersteuning van overheden in o.a. Kenia, Irak en landen op de Westelijke Balkan
                     bij het opstellen van hun nationale strategieën voor terrorismebestrijding. In deze
                     landen heeft dat geleid tot erkenning van het belang van het aanpakken van grondoorzaken
                     van gewelddadig extremisme en het waarborgen van mensenrechten bij terrorismebestrijding.
                  
Om beter inzichtelijk te maken welke interventies het gewenste effect sorteren moet
                     nationaal en internationaal nog meer onderzoek worden gedaan en derhalve wordt in
                     lijn met de IOB-aanbeveling terzake meer geïnvesteerd in monitoring & evaluation van
                     de Nederlandse CT-projectenportfolio. Het afgelopen jaar is in dat kader reeds gestart
                     met het uitvoeren van regionale portfolioschouwen en de aanleg van een database met
                     best practices en lessons learned (zie ook het antwoord op vraag 12).
                  
12
Wat is het resultaat van de portfolioschouw? Wat voor type projecten zijn gestopt
                     en welke projecten wilt u meer doen? Wat zijn de belangrijkste lessons learned?
                  
In 2020 heeft een eerste portfolioschouw plaatsgevonden van de projecten die in Noord-Afrika
                     zijn ontplooid op het gebied van het voorkomen van terrorisme en gewelddadig extremisme.
                     Deze portfolioschouw heeft geleid tot aanbevelingen aangaande het terugbrengen van
                     het aantal programma’s; verscherpt toezicht op een aantal lopende projecten in Tunesië
                     vanwege de moeizame samenwerking met lokale autoriteiten; en het bevorderen van synergie
                     met stabiliteitsinzet gericht op het aanpakken van grondoorzaken van gewelddadig extremisme.
                     De aanbevelingen uit de portfolioschouw zijn in de loop van 2021 opgevolgd. Door reisbeperkingen
                     als gevolg van Covid-19, hebben andere regionale portfolioschouwen nog niet kunnen
                     plaatsvinden.
                  
In 2021 is bovendien gestart met het aanleggen van een database van best-practices en lessons learned van de programma-inzet in de verschillende regio’s. Voorbeelden hiervan zijn projecten
                     op het gebied van detentie, re-integratie en resocialisatie van teruggekeerde FTF
                     in de Westelijke Balkan, Tunesië, Marokko, Uganda, Somalië en Irak die hebben aangetoond
                     dat het vroegtijdig betrekken van het maatschappelijk middenveld essentieel is om
                     duurzame re-integratie en resocialisatie te realiseren, zowel voor de terugkeerders
                     als voor de gemeenschappen die hen opnemen. Lokale organisaties zijn goed op de hoogte
                     van de lokale context en genieten vertrouwen in hun gemeenschappen, en uit de projectinzet
                     is gebleken dat zij een essentiële schakel vormen in dit proces. Deze lessen draagt
                     Nederland ook uit in internationaal verband. Het komende jaar zal specifiek worden
                     ingezet op projecten waarin mensenrechten en inclusie van het maatschappelijk middenveld
                     centraal staan.
                  
Een ander voorbeeld is dat opschaling en voortzetting van de relatief kleinschalige
                     projectinzet door andere actoren essentieel is om inzet te verduurzamen. Ook IOB onderschrijft
                     dit in de evaluatie. Daarom onderzoekt het Ministerie van Buitenlandse Zaken mogelijkheden
                     om succesvolle interventies van Nederland te laten opschalen door bijvoorbeeld de
                     EU of door multilaterale fora als het Global Engagement and Resilience Fund.
                  
Lessons learned hebben ook betrekking op de manier waarop het werk van de regionale veiligheidscoördinatoren
                     is ingericht. Zo is de afgelopen jaren gebleken dat het opbouwen en monitoren van
                     een projectenportfolio veel capaciteit vergt. Als pilot is daarop besloten om het
                     beheer van de projectenportfolio in Zuid-Oost Azië uit te besteden aan een externe
                     partij om de beheerslast voor de regionale veiligheidscoördinator te verminderen en
                     zo meer ruimte te creëren voor rapportages over de CT-ontwikkelingen in de regio.
                     Dit model wordt momenteel geëvalueerd door een externe partij. Indien de resultaten
                     van deze evaluatie positief blijken, kan dit model ook worden uitgerold in andere
                     regio’s als best practice.
                  
In de afgelopen jaren is het een aantal keer voorgekomen dat projecten zijn stopgezet
                     en samenwerking met implementerende partners is beëindigd. In de meeste gevallen had
                     dit te maken met moeizame samenwerking met lokale autoriteiten en/of implementatiepartners
                     waardoor de resultaten achterbleven bij de verwachtingen. Een voorbeeld hiervan is
                     een project gericht op luchthavenbeveiliging in Tunesië, waarbij de behoeften bij
                     lokale autoriteiten gedurende de looptijd van het project bleken te zijn afgenomen.
                  
13
Wat kan Nederland leren van het CT-beleid van andere landen?
Antwoord 13
Terrorisme is bij uitstek een internationaal fenomeen, dat een internationale benadering
                  vergt. De uitwisseling van kennis en ervaring vindt plaats in bilateraal en multilateraal
                  kader op het gebied van bijvoorbeeld radicalisering, berechting, resocialisatie en
                  re-integratie van FTF, aanpak van grondoorzaken, maar ook het delen van expertise
                  op gebied van grensbewaking, het tegengaan van reisbewegingen van terroristen en het
                  bestrijden van terrorismefinanciering.
               
Gezien onder meer verschil in juridische mogelijkheden, lokale en nationale structuren
                  en culturele aspecten kunnen initiatieven vaak niet één-op-één in een ander land worden
                  geïmplementeerd. Dit neemt echter niet weg dat er veel uitwisseling plaatsvindt om
                  inzichten vanuit wetenschap en praktijk te delen die kunnen worden verwerkt in onze
                  aanpak. Daarbij kan worden gedacht aan analyses over aanslag(plannen) en -plegers
                  in andere landen wat ons ook weer meer leert over onder meer risicoprofielen en modus
                  operandi. Een ander concreet voorbeeld betreft het bezoek van het Britse National Border and Targeting Centre (NBTC) en vertegenwoordigers van het Britse Ministerie van Binnenlandse Zaken aan
                  leden van de Eerste en Tweede Kamer over het gebruik van passagiersgegevens in het
                  VK ten behoeve van de bestrijding van terrorisme en zware criminaliteit ten tijde
                  van de ontwikkeling van de Europese PNR Richtlijn (Kamerstuk 32 317, nr. 318). Dit heeft bijgedragen aan een groter begrip voor het belang van een Europese richtlijn
                  voor het verwerken van passagiersgegevens en heeft tevens concrete ideeën opgeleverd
                  voor een goede omzetting daarvan in nationale wetgeving.
               
14
In welke opzichten is het Nederlandse CT-beleid effectiever dan dat van andere landen?
                     Waaruit blijkt die effectiviteit?
                  
Antwoord 14
CT-beleid is toegespitst op de specifieke mate van dreiging en omstandigheden in een
                  bepaald land, waardoor het vergelijken van de effectiviteit van CT-beleid tussen landen
                  niet uitvoerbaar is.
               
Dit in acht nemende, oogst Nederland internationaal waardering voor de wijze waarop
                  het Nederlandse CT beleid, in het bijzonder het geïntegreerde karakter ervan, is ingericht.
                  Zoals reeds gememoreerd in antwoord 6, is een goed voorbeeld daarvan de manier waarop
                  door verschillende diensten en instanties wordt samengewerkt binnen de zgn. Veiligheidshuisconstructie.
                  Een model dat door Nederland ook actief internationaal wordt uitgedragen met uiteraard
                  inachtneming van de specifieke omstandigheden, behoeften en beperkingen van landen
                  die (bestuurlijk) anders zijn georganiseerd dan Nederland.
               
15
Uit de evaluatie blijkt dat de scope van de regionale veiligheidscoördinatoren in
                     veel gevallen te groot is; wat gaat u hieraan doen? Bent u bereid om meer Regionale
                     Veiligheidscoördinatoren aan te stellen?
                  
Antwoord 15
Zoals reeds gememoreerd in de beleidsreactie erkent het Ministerie van Buitenlandse
                  Zaken dat de regionale veiligheidscoördinatoren een te groot aantal landen moesten
                  bedienen, hetgeen het opbouwen van een relevant netwerk en het opstellen van diepgravende
                  analyses in de weg kan staan. Mede in dat licht is besloten om bij het vaststellen
                  van de meerjarige regionale kaders vanaf 2022 het aantal focuslanden in de regio’s
                  terug te brengen. Ook worden constructies bezien om de administratieve beheerslast
                  gepaard gaande met projectfinanciering te beperken om meer ruimte te creëren voor
                  het opstellen van dreigingsanalyses. Er is niet voorzien in het aanstellen van additionele
                  regionale veiligheidscoördinatoren.
               
16
Overweegt u – gezien de actuele onrust in Ethiopië – om de Regionale Veiligheidscoördinator
                     toch in Addis Abeba te houden, in plaats van te verplaatsen naar West-Afrika (Accra)?
                     Waarom kiest Nederland er niet voor om zowel in Addis Abbeba als in Accra een Regionale
                     Veiligheidscoördinator te plaatsen?
                  
Antwoord 16
Het netwerk van regionale veiligheidscoördinatoren is in 2015 ingesteld met als oogmerk
                     het duiden van ontwikkelingen op het gebied van terrorisme en gewelddadig extremisme
                     en het ontplooien van activiteiten op het gebied van preventie. Dit netwerk is daarmee
                     een aanvulling op de bilaterale inzet van het bestaande postennetwerk. Destijds is
                     gekozen voor de plaatsing van een regionale veiligheidscoördinator voor de Sahel in
                     Ethiopië teneinde aansluiting te vinden bij de in Addis Abeba gevestigde Afrikaanse
                     Unie. De reden voor het besluit van de overheveling van deze positie naar Ghana betreft
                     de toenemende dreiging van spillover van gewelddadig extremisme vanuit de Sahel naar de West-Afrikaanse kuststaten.
                  
De politieke afdeling van de Nederlandse ambassade in Addis Abeba is eerste aanspreekpunt
                     daar waar het gaat om ontwikkelingen die raken aan de veiligheidsproblematiek in Ethiopië
                     en dat verandert niet met de wijziging van de standplaats van de regionale veiligheidscoördinator.
                  
17
Kunt u een scherpe definitie van de Nederlandse aanpak (Dutch approach) geven en beschrijven hoe deze toepasbaar is in andere lokale omgevingen? In hoeverre
                     is aanpassing van de Nederlandse aanpak nodig om het effectief te maken in de Sahel,
                     Magreb, of Mashreq?
                  
Antwoord 17
Zoals uiteengezet in onderhavige beleidsreactie, is het uitgangspunt van het Nederlandse
                     CT-beleid («Dutch approach») de gebalanceerde benadering, waarbij inspanningen gericht zijn op zowel het terugdringen
                     van de terroristische dreiging, als op het voorkomen hiervan. Oftewel een combinatie
                     van harde en zachte CT-maatregelen.
                  
Activiteiten die onder de Nederlandse aanpak kunnen worden geschaard, zijn uiteengezet
                     in de notitie «integrale aanpak terrorisme» (Kamerstuk 29 754, nr. 435) en variëren van het versterken van de Nederlandse informatiepositie, het aanpakken
                     van grondoorzaken van radicalisering, het ondersteunen en financieren van capaciteitsopbouw
                     van lokale CT-autoriteiten gericht op het voorkomen en tegengaan van extremisme gepaard
                     gaande met dialoog over mensenrechten en het belang van een integrale aanpak, het
                     steunen van repressieve programma’s zoals het versterken van het justitiële apparaat,
                     het gevangeniswezen en capaciteiten op het tegengaan van terrorismefinanciering. Van
                     belang is dat deze activiteiten zijn gestoeld op het respect voor mensenrechten, inclusie
                     van het maatschappelijk middenveld en de rule of law.
                  
De regionale veiligheidscoördinatoren hebben, ook voor de Sahel, Maghreb en Mashreq
                     regio’s, de rol om de Nederlandse aanpak te vertalen naar de lokale context. Daarin
                     is samenwerking met lokaal maatschappelijk middenveld, overheidsinstellingen, internationale
                     organisaties en partnerlanden essentieel.
                  
19
Hoe gaat u concrete invulling geven aan de aanbeveling «Define the key policy priorities
                     and objectives for the next few years and describe what activities have been planned
                     in pursuit of these objectives. Set specific priorities and milestones for multilateral
                     forums, regional and bilateral efforts, and projects. The strategy should build on
                     the increasingly networked and «glocal» nature of terrorist organisations, and their
                     ties with trans-border criminal networks»?
                  
Antwoord 19
Zoals reeds gememoreerd in de beleidsreactie van het kabinet, is de Nederlandse CT-inzet
                  in het buitenland gestoeld op de relevante passages in het regeerakkoord, de Gemeenschappelijke
                  Buitenland en Veiligheidsstrategie, de Buitenlandse Handel- en Ontwikkelingssamenwerkingsnota,
                  de Nationale CT-strategie en de nota «integrale aanpak terrorisme» van het Ministerie
                  van Justitie en Veiligheid. In relevante jaarplannen en strategische meerjarenkaders
                  is deze inzet nader geconcretiseerd, onder andere voor wat betreft de Nederlandse
                  inspanningen in multilaterale, regionale en nationale fora. In het kader van het opstellen
                  van een rijksbrede veiligheidsstrategie zal worden meegenomen hoe de doelstellingen
                  op de door IOB geëvalueerde deelgebieden een plek kunnen krijgen.
               
20
Wat betekent de afname van de status van het Global Counterterrorism Forum voor de
                     inzet van Nederland? Gaat Nederland zich meer richten op andere fora? Zo ja, welke?
                     Of gaat Nederland proberen om het belang van het Global Counterterrorism Forum te
                     doen toenemen (aangezien Nederland hier meerdere jaren in heeft geïnvesteerd)?
                  
Antwoord 20
Het Global Counter Terrorism Forum bestaat uit 29 landen, waaronder de vijf permanente leden van de VN-Veiligheidsraad,
                     en de Europese Unie en is onder andere vanwege de samenstelling een van de meest toonaangevende
                     organisaties op het gebied van het voorkomen van terrorisme en gewelddadig extremisme.
                  
De informele en apolitieke aard van het GCTF biedt de mogelijkheid om gevoelige onderwerpen
                     op nationaal expertniveau te bespreken en geleerde lessen en best practices uit te werken in niet-bindende beleidsaanbevelingen. Deze context maakt het mogelijk
                     dat landen zoals Rusland, de VS en China hun ervaringen delen; iets dat in de in VN-kaders
                     gevoerde CT-beleidsdialogen niet vanzelfsprekend is.
                  
De toegevoegde waarde van het GCTF in het internationale CT-speelveld is in het licht
                     van het bovenstaande dan ook groot. Ook de VN erkent de expliciete meerwaarde van
                     het GCTF en onderhoudt een nauwe samenwerkingsrelatie met het GCTF waarbinnen regelmatige
                     kennisuitwisseling plaatsvindt.
                  
Nederland zal als actief lid van het GCTF blijven bijdragen aan het ontwikkelen van
                  internationaal beleid op gebied van terrorismebestrijding. Daarin zal Nederland de
                  onlangs door de GCTF aangenomen strategische richting1 voor de komende tien jaar aanhouden, met bijzondere aandacht voor de implementatie
                  van aanbevelingen, waaronder de recent in samenwerking met Marokko en de VN opgestelde
                  beleidsaanbevelingen over het tegengaan van nadelige gevolgen voor het werk van het
                  maatschappelijk middenveld als gevolg van de implementatie van regelgeving om terrorismefinanciering
                  tegen te gaan. Ook verkent Nederland een mogelijk co-voorzitterschap van een van de
                  vijf werkgroepen van het GCTF om de komende jaren ook op die wijze bij te dragen aan
                  de verdere ontwikkeling van het forum.
               
22
Het IOB-rapport beveelt aan: «Focus CT and P/CVE efforts on southern and eastern security
                     arenas in the ring around Europe, targeting operational choke points with a link to
                     Dutch security». Kunt u concreter aangeven hoe u invulling gaat geven aan deze aanbeveling?
                     Wanneer en op welke wijze wordt de Kamer geïnformeerd over de wijze waarop deze belangrijke
                     aanbeveling wordt ingevuld?
                  
Antwoord 22
Het netwerk van regionale veiligheidscoördinatoren fungeert als bron van informatie,
                  als schakel tussen de Nederlandse veiligheidsketen en het internationale speelveld
                  en als uitdrager van een gebalanceerde aanpak op terrorismebestrijdingsgebied. De
                  regionale veiligheidscoördinatoren beschikken bovendien over financiële middelen die
                  zowel bilateraal als in multilateraal kader worden ingezet op het gebied van het voorkomen
                  van gewelddadig extremisme. De regionale veiligheidscoördinatoren werken onderling
                  samen en betrekken andere regionale coördinatoren en liaisons van andere ministeries
                  bij hun werkzaamheden, zover de aard van dat werk dat toelaat. Dat geldt ook voor
                  de regionale veiligheidscoördinatoren die actief zijn op de Westelijke Balkan en Noord-Afrika.
                  Beide regio’s vormen onder andere vanwege de nabijheid tot de Europese Unie en Nederland
                  twee belangrijke aandachtsgebieden.
               
De discussies over de rijksbrede Veiligheidsstrategie (voorzien: eind 2022) vormen
                  een logisch moment om het Nederlandse internationale PVE- en CVE-beleid opnieuw in
                  zijn integraliteit te bezien, in samenwerking met onze nationale partners in de veiligheidsketen,
                  zoals het Ministerie van JenV, het Ministerie van BZK, het Ministerie van Defensie,
                  het Ministerie van SZW, de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en de nationale politie.
                  Daarbij zal ook worden stilgestaan bij de vraag welke internationale, regionale en
                  lokale initiatieven daadwerkelijk effect lijken te sorteren in een veelal complexe
                  en uitdagende lokale context, wat medebepalend is voor de keuze in welke verhouding
                  we onze schaarse middelen inzetten.
               
23
Waarom zitten landen als Iran en Pakistan, twee broedplaatsen voor terrorisme, niet
                     als focuslanden opgenomen in de portfolio’s van de Regionale Veiligheidscoördinatoren?
                  
Antwoord 23
Het netwerk van regionale veiligheidscoördinatoren is ingesteld met als oogmerk het
                  duiden van ontwikkelingen op het gebied van terrorisme en gewelddadig extremisme en
                  het ontplooien van activiteiten op het gebied van het waarborgen van een inclusieve
                  inzet terrorismebestrijding met oog voor preventie en waarborging van mensenrechten.
                  Het netwerk van regionale veiligheidscoördinatoren moet als aanvulling op de bilaterale
                  inzet van het bestaande postennetwerk worden beschouwd. Het aantal regio’s waar de
                  regionale veiligheidscoördinatoren actief kunnen zijn is echter beperkt. Dat impliceert
                  evenwel niet dat er geen aandacht uitgaat naar die landen en regio’s waar aan terrorisme
                  en gewelddadig extremisme gerelateerde problematiek opgeld doet. Ook daar worden de
                  ontwikkelingen op het gebied van terrorisme en gewelddadig extremisme nauwgezet gevolgd
                  ten behoeve van de beleidsbepaling in Den Haag. Dat geldt ook Iran en Pakistan.
               
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 Geert Wilders, Tweede Kamerlid
- 
              
                  Mede ondertekenaar
 R. Konings, adjunct-griffier
 
          