Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda JBZ-Raad 9-10 december 2021
32 317 JBZ-Raad
Nr. 735 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 20 december 2021
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de ministers van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming over
de brief van 1 december 2021 over o.a. de geannoteerde agenda JBZ-Raad 9–10 december
2021 (Kamerstuk 32 317, nr. 723).
De vragen en opmerkingen zijn op 6 december 2021 aan de ministers van Justitie en
Veiligheid en voor Rechtsbescherming voorgelegd. Bij brief van 7 december 2021 zij
de vragen beantwoord (Kamerstuk 32 317, nr. 732). Bij brief van 16 december 2021 zijn de resterende vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Van Meenen
De adjunct-griffier van de commissie, Burger
Inleiding
Hierbij bied ik uw Kamer de antwoorden aan op de resterende gestelde vragen van de
SP-fractie bij hun inbreng voor het verslag van het schriftelijk overleg aangaande
de formele JBZ-Raad van 9 en 10 december.
Negende editie van het door de Europese Commissie jaarlijks gepubliceerde Europees
Justitie Scorebord (EJS)
De leden van de SP-fractie hebben, zoals inmiddels gebruikelijk, aandacht voor de
staat van de rechtsstaat in de diverse lidstaten. Lidstaten zijn daar zelf primair
voor verantwoordelijk. Toch lijken diverse lidstaten er een loopje mee te nemen. Voornoemde
leden constateren dat in Nederland landen zoals Hongarije en Polen het publieke debat
domineren. Maar deze leden merken op dat ook andere lidstaten het minder nauw nemen
met de rechtstaat, zij denken onder andere aan Roemenië, Malta en Tsjechië. Kunt u
toelichten over welke lidstaten u zorgen heeft over de situatie van de rechtsstaat
en hoe u daar aandacht voor vraagt in de diverse gremia?
Het kabinet dankt de leden van de SP-fractie voor de aandacht voor de rechtsstaat
in de verschillende lidstaten van de EU. Het rechtsstaatsrapport van de Europese Commissie
van 2021, waarin wordt ingegaan op algemene rechtstatelijke ontwikkelingen in de EU
en in de landenhoofdstukken op specifieke rechtsstatelijke ontwikkelingen in de lidstaten,
constateert dat in verschillende lidstaten zorgwekkende ontwikkelingen plaatsvinden
op het gebied van justitie, de bestrijding van corruptie, mediapluralisme en mediavrijheid
en andere institutionele onderwerpen in verband met checks and balances. De kabinetsreactie
die ingaat op algemene rechtsstatelijke ontwikkelingen in de EU en specifiek op rechtsstatelijke
ontwikkelingen in Nederland heeft uw Kamer op 1 oktober jl. ontvangen (Kamerstukken
21 501-02 en 29 279, nr. 2413).
Het jaarlijkse rechtstaatrapport van de Europese Commissie wordt besproken tijdens
de jaarlijkse rechtsstatelijkheidsdialoog in de Raad Algemene Zaken (RAZ). Tijdens
deze dialoog wordt ingegaan op algemene rechtsstatelijke ontwikkelingen in de EU.
Daarnaast volgt een separate bespreking van vijf van de landenhoofdstukken per voorzitterschap
in de RAZ. Indien ontwikkelingen beschreven in de landenrapporten aanleiding geven
tot zorg maakt Nederland waar passend gebruik van de mogelijkheid om desbetreffende
lidstaten hier op aan te spreken. Verder vinden er in de JBZ-Raad thematische besprekingen
plaats over onderwerpen uit het rechtsstaatrapport op het terrein van Justitie en
Binnenlandse Zaken. Zo werd in de JBZ-Raad van 7 en 8 oktober jl. Strategic Lawsuits
Against Public Participation (SLAPP) besproken en in de JBZ-Raad van 9 en 10 december
de geleerde lessen uit COVID-19 voor de rechtspraak.
De Nederlandse inzet is erop gericht om het overige EU-rechtsstaatinstrumentarium zo adequaat en volledig mogelijk in te zetten om de rechtstatelijke
problemen in de Unie te adresseren. Voor een overzicht van het beschikbare instrumentarium
verwijs ik uw Kamer naar de Kamerbrief met een overzicht van het EU-instrumentarium
van 17 november jl. (Kamerstukken 21 501-02 en 29 279, nr. 2426). Daarnaast kaart het kabinet waar passend zorgen over de rechtstaat aan in bilaterale
contacten met de lidstaten.
De leden van de SP-fractie ontkomen er niet aan om opnieuw stil te staan bij Polen.
Het Poolse Constitutionele Hof heeft Artikel 6 van het Europese Verdrag voor de Rechten
van de Mens in strijd met de Poolse Grondwet verklaard.1 Kunt u op dit nieuwe dieptepunt reageren? Vindt u nog altijd dat er sprake is van
«wederzijds vertrouwen» in de rechtsstaat van Polen? Zo nee, welke conclusies verbindt
u hier aan?
De 47 lidstaten van de Raad van Europa, waaronder Polen, hebben zich vrijwillig gecommitteerd
aan het waarborgen van de rechten en vrijheden die zijn neergelegd in het Europees
Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM), zoals uitgelegd door het Europees Hof voor
de Rechten van de Mens (EHRM). Alle verdragsstaten bij het EVRM hebben de verplichting
om uitspraken van het EHRM na te leven.
Het Poolse Constitutionele Tribunaal heeft op 24 november jl. een zorgwekkende uitspraak
gedaan over de toepassing en doorwerking van artikel 6 EVRM in de nationale rechtsorde.
Dit is volgens de secretaris-generaal van de Raad van Europa een uitspraak zonder
precedent. Het kabinet sluit zich aan bij de ernstige zorgen die zij over de uitspraak
heeft doen blijken. Het is noodzakelijk om de komende tijd de motivering van de uitspraak
te bestuderen en de mogelijke gevolgen zorgvuldig te beoordelen. Nederland blijft
de zorgen waar mogelijk in bilateraal en multilateraal verband opbrengen, ook binnen
de Raad van Europa.
Op basis van de beperkte informatie die nu beschikbaar is heeft het Poolse Constitutionele
Tribunaal zichzelf willen onttrekken aan de eisen die artikel 6 van het EVRM stelt
aan de toegang tot een onafhankelijk gerecht dat is ingesteld bij wet.
Die uitspraak is in algemene zin niet bevorderlijk voor het vertrouwen dat het Poolse
Constitutionele Tribunaal het EVRM en de vaste en gezaghebbende uitleg daarvan door
het EHRM ten volle zal respecteren. In individuele gevallen moet worden beoordeeld of van zulk vertrouwen nog in voldoende mate
sprake is.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
M.C. Burger, adjunct-griffier