Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Palland en Van Nispen over de Kamerbrief 'Financiële compensatie voor het tekortschieten in de informatievoorziening bij wijziging van de SBF-regeling'
Vragen van de leden Palland (CDA) en Van Nispen (SP) aan de Minister voor Rechtsbescherming over de Kamerbrief «Financiële compensatie voor het tekortschieten in de informatievoorziening bij wijziging van de SBF-regeling» (ingezonden 10 november 2021).
Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming) (ontvangen 15 december 2021). Zie
ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 898.
Vraag 1
Wat is uw reactie op de brief van de belangengroep «SBF moet eerlijk» met kenmerk
JHV/GJG/11102021/01 van 11 oktober 2021?
Antwoord 1
De kern van het bezwaar uit de brief van de belangengroep «SBF moet eerlijk» (hierna
SBF-groep) van 11 oktober 2021 gaat over de vormgeving van de SBF-regeling. Deze regeling
is in 2008 tot stand gekomen in overleg tussen de toenmalige Minister voor Wonen en
Rijksdienst en de vakbonden. Deze regeling is door de toenmalige Minister van Veiligheid
en Justitie uitgevoerd.
De belangengroep SBF-groep merkt in de brief van 11 oktober 2021 op dat er sprake
is van «een technisch verhaal» dat «slechts de loop der dingen, die heeft geleid tot
het ontstaan van de SBF-regeling, weergeeft». Het klopt dat er sprake is van een technisch
verhaal. Dat heeft te maken met de vormgeving en de aard van de SBF-regeling en de
aanpassingen na invoering van de regeling waardoor er niet ontkomen wordt aan een
technische uitleg.
Ook stelt de SBF-groep in de brief dat de Minister de motie Palland/Van Nispen niet
wil uitvoeren. Bij deze motie gaat het echter eerst over de vraag of er daadwerkelijk
sprake is geweest van pensioenschade door de wijziging van de SBF-regeling of bij
het ontwerp van de SBF-regeling ten opzichte van de eerdere regelingen. Ik heb om
deze vraag te beantwoorden navraag gedaan bij de deskundigen van het Ministerie van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Zij hebben duidelijk aangegeven dat er
geen sprake is van pensioenschade. Die conclusie neem ik over. Hoe tot deze conclusie
is gekomen heb ik u in mijn brief van 8 oktober 2021 aan de hand van een technische
uitleg aangegeven.
De SBF-groep merkt ook op dat er wel compensatie is toegekend voor het gebrek aan
informatie bij de wetswijziging van 1 januari 2013, maar niet voor de invoering van
de SBF-regeling op 1 januari 2010. Dat is niet juist, de compensatie is conform de
aanbevelingen van de hoogleraren. Daarbij merk ik op dat de SBF-groep in verband met
de nieuwe SBF-regeling in 2010 al eerder een compensatie heeft ontvangen van twee
maanden SBF-uitkering. Dit op grond van een akkoord dat het toenmalige Ministerie
van Veiligheid en Justitie met de vakbonden op 26 juni 2014 heeft gesloten. De vakbonden
hebben voor «het tekortschieten van de zijde van de werkgever op het gebied van voorlichting»
een voorstel Inzet Samenwerkende Centrales voor het Overheidspersoneel (SCO) sector
Rijk (d.d. 19 december 2013) ingediend en deze compensatie is in het overleg tussen
het Ministerie van Veiligheid en Justitie en de vakbonden tot stand gekomen met een
ondertekend akkoord van 26 juni 2014. De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd bij
brief van 26 mei 2014. En ik ben daar ook op ingegaan in mijn brief van 8 oktober
2021.
Vraag 2
Kent u de motie van het lid Gesthuizen (SP) van 6 juli 2012, die met vrijwel algemene
stemmen is aangenomen, waarin melding wordt gemaakt van pensioenschade voor SBF-ers
als gevolg van de SBF-verlofregeling, aangezien u in uw Kamerbrief van 8 oktober 2021
concludeert dat er in financieel-technische/inhoudelijke zin geen sprake is van pensioenschade
voor SBF-ers als gevolg van de invoering van de SBF-verlofregeling?1, 2
Antwoord 2
Ja, ik ken de motie.
Vraag 3
Is het u bekend dat, mede vanwege bovengenoemde motie van het lid Gesthuizen, de toenmalige
Minister van Wonen en Rijksdienst in een voorstel van 17 april 2014 aan de vakbonden
onder andere heeft aangegeven de gevolgen van de SBF-verlofregeling voor de pensioenen
van de SBF-ers ongewenst te vinden? Is het u bekend dat hij mede daarom een nieuwe
SBF-regeling wilde invoeren? Is daarmee niet toen al vastgesteld en erkend dat er
inderdaad sprake was van pensioenschade?
Antwoord 3
De toenmalige Minister voor Wonen en Rijksdienst heeft op 17 april 2014 een voorstel
aan de vakbonden gestuurd voor een nieuwe SBF-regeling. Daarin doet hij – mede indachtig
de motie Gesthuizen – een voorstel, waarin de SBF-medewerker zelf kon bepalen vanaf
welke leeftijd hij gebruik wilde maken van de SBF-regeling. Dit kan sindsdien vanaf
de leeftijd van 60 jaar. Hiermee kwam de Minister van Wonen en Rijksdienst tegemoet
aan de wens van de vakbonden om medewerkers zelf te laten bepalen wanneer iemand kon
stoppen met werken, gebruik kon maken van de SBF-uitkering en dus zelf te bepalen
wanneer de medewerker het pensioen wilde laten ingaan. Die keuzemogelijkheid was voordien
niet opgenomen in de SBF-regeling; niet in de SBF-ontslagregeling (voor 1 januari
2010) en ook niet in de SBF-verlofregeling (na 1 januari 2010). Daarmee is niet vastgesteld
en erkend dat er sprake is van pensioenschade.
Vraag 4
Klopt het dat u heeft aangegeven de conclusies over te nemen uit het rapport van de
hoogleraren Boot en Lubbers, waarin wordt gesteld: «Ter beantwoording van deze vraag
hebben wij onderzocht of DJI in het dossier van de SBF-ers in strijd met het goed
werkgeverschap heeft gehandeld. Wij zijn tot de conclusie gekomen dat zowel de informatievoorziening
door DJI rondom de invoering van de SBF-regeling per 1 januari 2010 als de handelwijze
van DJI rondom de naleving van de wetswijziging per 1 januari 2013 kan worden aangemerkt
als strijdig met het goed werkgeverschap.»? Erkent u dat de hoogleraren Boot en Lubbers
in hun rapport over de invoering van de SBF-verlofregeling tevens het volgende aangeven:
«SBF-ers zijn daarover door hun werkgever volstrekt onvoldoende geïnformeerd. Zij
hebben daardoor niet de kans gehad andere keuzes te maken dan is gebeurd, zoals het
niet of op een later moment laten ingaan van het verlof.»? Is daarmee niet impliciet
vastgesteld door de hoogleraren dat er pensioenschade is geleden?3
Antwoord 4
Met mijn brief van 25 juni 2021 (Kamerstuk 31 066, nr. 853) heb ik uw Kamer geïnformeerd over de inhoud van het rapport van de hoogleraren Boot
en Lubbers. De conclusie van de onderzoekers komt erop neer dat de overheid vanuit
de fiscale kant niets te verwijten valt maar dat op grond van de arbeidsrechtelijke
invalshoek (goed werkgeverschap) de overheid als werkgever qua informatievoorziening
tekort is geschoten. Dit had beter gekund en daarvoor hebben de hoogleraren een compensatie
voorgesteld. Ik heb deze conclusies van de hoogleraren overgenomen en deze compensatie
uitgekeerd. Dit betekent niet dat er aangetoond is dat er sprake is van pensioenschade.
Vraag 5
Kunt u aangeven of de volgende bewering van de belangengroep «SBF moet eerlijk» correct
is: «De SBF-regeling = circa 36 maanden 70% van het laatstverdiende netto-salaris.
Ouderdomspensioen met ingang van het 63ste jaar (met daarbij een gigantisch pensioen-
en AOW-gat). De noodzaak om ouderdomspensioen naar voren te halen teneinde gedurende
de overbruggingsperiode het hoofd boven water te houden, hetgeen betekent, dat de
SBF-er tot aan zijn dood honderden euro’s pensioen netto per maand minder ontvangt.»?
Antwoord 5
De bewering van de SBF-groep dat er minder pensioen wordt ontvangen is niet juist.
De SBF-verlofuitkering duurde gemiddeld 36 maanden ofwel 3 jaar. Daarna kon de SBF-verlofmedewerker
met zijn FPU-overgangsrecht tot zijn AOW-leeftijd (65 jaar) een vroegpensioenuitkering
financieren van 80% van zijn laatst verdiende bezoldiging. De SBF-verlofmedewerker
heeft dan twee jaar zijn pensioen naar voren gehaald. De SBF-ontslagmedewerker ontving
maandelijks een FPU-uitkering aangevuld met een SBF-ontslaguitkering. De twee jaar
vervroeging van het pensioen van de SBF-verlofmedewerker komt in pensioen technische
zin overeen met de vijf jaar die de SBF-ontslagmedewerker aan SBF-uitkering ontving.
Deze nieuwe uitwerking vanaf 2010 is niet ten koste gegaan van zijn ouderdomspensioenuitkering
na de AOW-leeftijd. De pensioenuitkering na AOW-leeftijd van de SBF-verlofmedewerker
kwam hiermee op hetzelfde niveau als de pensioenuitkering van de SBF-ontslagmedewerker.
Vraag 6
Erkent u dat er in dit dossier dus niet alleen sprake is van inhoudelijke problemen
met de toenmalige SBF-verlofregeling die tot pensioenschade hebben geleid, maar dat
de DJI daarnaast door in procedurele/arbeidsrechtelijke zin nalatig te zijn geweest
heeft bijgedragen aan het ontstaan van de pensioenschade, omdat zij door haar nalatigheid
de SBF-ers de mogelijkheden heeft ontnomen om tegen die regeling op te komen?
Antwoord 6
Ik erken niet dat er sprake is van pensioenschade. Ik erken wel zoals ook al eerder
gemeld dat op grond van de arbeidsrechtelijke invalshoek (goed werkgeverschap) de
overheid als werkgever qua informatievoorziening tekort is geschoten bij de wijziging
van de SBF-regeling. Dit had beter gekund en daarvoor is een compensatie uitgekeerd.
De SBF-medewerkers hebben vanzelfsprekend conform de Algemene wet bestuursrecht de
mogelijkheid gehad bezwaar- en beroepsprocedures te voeren en zij hebben daar ook
gebruik van gemaakt. Er zijn diverse uitspraken van rechtbanken en de Centrale Raad
van Beroep heeft op 28 februari 2014 een uitspraak gedaan over de SBF-regeling en
de gevolgen hiervan voor het pensioen. Die hebben niet tot een andere zienswijze geleid.
Vraag 7
Hoe kan het, dat u naar aanleiding van het rapport van de hoogleraren Boot en Lubbers
slechts voor één aspect tot compensatie komt (namelijk de wetswijziging per 1 januari
2013) en niet voor het andere aspect (invoering SBF-regeling per 1 januari 2010)?
Bent u van mening dat u met deze gedeeltelijke compensatie recht doet aan de – door
u overgenomen – conclusies van het rapport van hoogleraren Boot en Lubbers? Erkent
u, dat u hiermee de motie van het lid Omtzigt van 2 juli 2020 slechts zeer ten dele
en dus onvolledig heeft uitgevoerd?4
Antwoord 7
Zie antwoord bij vraag 1.
Vraag 8
Wat zijn de door u voorgenomen vervolgstappen richting de SBF-gedupeerden? Is er overleg
met hen gepland? Zo nee, bent u alsnog bereid tot overleg?
Antwoord 8
Ik heb voor de beantwoording van deze vragen navraag gedaan bij het Ministerie van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Hieruit blijkt dat er met de invoering
van de nieuwe regeling in 2010 geen nadelige gevolgen van de SBF-regeling op het pensioen
zijn.
Ik heb geen overleg of vervolgstappen gepland met de SBF-medewerkers die gebruik hebben
gemaakt van de SBF-verlofregeling of van de belangengroep «SBF moet eerlijk» gepland
staan. Dit lijkt me gelet op bovenstaande beantwoording niet opportuun.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.