Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Boswijk over belemmeringen die spelen bij opkoopregelingen in het kader van de stikstofaanpak
Vragen van het lid Boswijk (CDA) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over belemmeringen die spelen bij opkoopregelingen in het kader van de stikstofaanpak (ingezonden 16 november 2021).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 14 december
2021).
Vraag 1
Is het juist dat bij het vanuit de rijksoverheid beschikbare budget voor aankoop van
agrarische bedrijven middels de provinciale opkoopregeling de beperkingen gelden van
een 2-mol grens en het zogenoemde beroepsverbod?
Antwoord 1
Voor het aankopen van veehouderijvestigingen met de Regeling provinciale aankoop veehouderijen
nabij natuurgebieden (Staatscourant nr. 57568, 3 november 2020), ook wel genoemd de maatregel gerichte opkoop, komen inderdaad
alleen vestigingen in aanmerking met een stikstofdepositie van ten minste 2 mol stikstof
per hectare per jaar. Gelet op de doelstelling om met de aankopen een maximale verbetering
voor stikstofgevoelige natuurgebieden te bewerkstelligen, alsmede om een aantal nevendoelen
te realiseren, ligt het in de rede de beschikbare middelen zo in te zetten dat de
gerealiseerde reductie aan stikstofdepositie zo groot mogelijk is. Met deze drempelwaarde
wordt bewerkstelligd dat alleen de veehouderijvestigingen met een relatief hoge stikstofdepositie
in aanmerking komen voor aankoop.
Een andere voorwaarde voor deelname is dat de provincie in het kader van de aankoop
met de veehouder overeenkomt dat deze niet elders in Nederland een veehouderij vestigt
of overneemt. Deze zogenaamde «stoppersverklaring» is nodig om te borgen dat de ondernemer
niet elders als veehouder doorgaat en daar nieuwe stikstofemissies en andere milieubelastende
stoffen ontstaan. Dat ondergraaft de beleidsinspanningen om de stikstofuitstoot omlaag
te brengen en zou tevens het effect van de aankopen verkleinen. De borging dat de
ondernemer ook echt gaat stoppen is tevens van belang om de stikstofopbrengst van
de aankoop te kunnen registreren en in te zetten voor verbetering van de natuur en
maatschappelijke ontwikkelingen zoals woningbouw, infrastructuur en het legaliseren
van PAS-melders.
Vraag 2
Klopt het dat deze beperkingen er in de provincie Zuid-Holland voor zorgen dat het
beschikbare budget vanuit het Rijk van 6 miljoen euro niet besteed zal worden, omdat
boeren die nabij kwetsbare natuur gevestigd zijn niet de boeren zijn die mogelijk
willen stoppen met hun bedrijf en de boeren die wel willen stoppen zich op andere
locaties bevinden en tevens niet voldoende uitstoten om in aanmerking te komen voor
de opkoopregeling?
Antwoord 2
Provincies zijn momenteel bezig met de uitvoering van de regeling. Op basis van de
periodieke voortgangsrapportages die door de Rijksdienst voor ondernemend Nederland
(RVO) worden opgesteld en op basis van navraag bij de provincie Zuid-Holland is inderdaad
de verwachting dat de middelen die aan de provincie Zuid-Holland ter beschikking zijn
gesteld maar voor een deel besteed zullen worden. De provincie Zuid-Holland heeft
de boeren die in aanmerking komen voor de regeling gericht benaderd en daaruit blijkt
dat er geen tot weinig interesse is om te stoppen. De reden is dat de uit overwegingen
van doelmatig besteden van overheidsmiddelen de regeling zich richt op piekbelasters.
Vraag 3
Bent u bekend met het feit dat de boeren die zich in Zuid-Holland nabij kwetsbare
natuur bevinden veelal boeren zijn die door willen met hun bedrijf, maar wel open
staan voor verplaatsing of voor een andere soort bedrijfsvoering?
Antwoord 3
Ja, ik ben bekend met dergelijke wensen van boeren.
Vraag 4
Klopt het dat de opkoopregelingen die de provincies voorhanden hebben momenteel niet
voorzien in dergelijke oplossingen en dat verplaatsing van boerenbedrijven naar een
andere locatie dan in de nabijheid van kwetsbare natuur daardoor niet van de grond
komt?
Antwoord 4
Het is juist dat de huidige MGO daarin niet voorziet. Momenteel wordt, op basis van
de periodieke voortgangsrapportages en een tussentijdse evaluatie van de 1e tranche van de MGO, de invulling van de 2e tranche voorbereid. In lijn met de door de Kamer aangenomen motie van de leden De
Groot en Van Otterloo (Kamerstuk 35 600, nr. 45) wordt daarbij verkend op welke wijze het verplaatsen van een bedrijf mogelijk gemaakt
kan worden onder de voorwaarde dat een bestaand bedrijf met dierrechten wordt overgenomen
en dat er substantiële emissiereductie plaatsvindt.
Vraag 5
Deelt u de constatering dat de beschikbare financiering vanuit het Rijk momenteel
niet gericht is op maatwerk en daarmee niet aansluit bij de gewenste gebiedsgerichte
aanpak? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Nee, ik deel deze constatering niet. De maatregel gerichte opkoop wordt uitgevoerd
door provincies. Daar is bewust voor gekozen. Het zijn de provincies die het gebied
kennen en hun boeren kennen. Het zijn de provincies die de opgave in kaart brengen
en in een gebiedsproces keuzes maken. Opkoop is daarbij een van de opties om als instrument
in te zetten. Uit de periodieke voortgangrapportages en uit mijn gesprekken met de
provincies blijkt wel dat een aantal voorwaarden van de regeling de speelruimte in
de praktijk beperkt. De lessen die we daaruit trekken en de ervaringen die momenteel
worden opgedaan met de uitvoering van de 1e tranche worden meegenomen in de vormgeving van de vervolgtranches. Dit is mede de
reden geweest de regeling in tranches op te delen.
Vraag 6
Deelt u de mening dat het wenselijk is om te komen tot beleid dat meer gericht is
op een integrale gebiedsgerichte aanpak en dat daarbij ook opkoopregelingen nodig
zijn die passen bij een dergelijke aanpak en daar de ruimte voor geven?
Antwoord 6
Ja, deze mening deel ik. Met de structurele aanpak stikstof is daar inmiddels de basis
voor gelegd.
Tegelijkertijd onderkent het kabinet de urgentie dat er aanvullende stappen nodig
zijn. Naast de verplichtingen uit de Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR) en de Wet stikstofreductie
en natuurverbetering, staat Nederland ook voor een aantal andere belangrijke opgaven,
bijvoorbeeld op het gebied van de klimaat (klimaatakkoord) en waterkwaliteit (Kaderrichtlijn
Water). De inzet en bijbehorende maatregelen hiervoor, zoals bijvoorbeeld opkoopregelingen,
hangen daarbij nauw met elkaar samen. Het is aan een nieuw kabinet om de koers voor
een versterking van de aanpak te bepalen.
Vraag 7
Welke mogelijkheden ziet u tot het verruimen van de mogelijkheden tot aankoop of verplaatsing
van deze boerenbedrijven? Hoe zou een dergelijk breed inzetbare regeling met ruimte
voor maatwerk die maatregelen als verplaatsen, extensiveren, innoveren en herstructureren
van bedrijfsvoeringen in zicht brengt er volgens u uit moeten zien?
Antwoord 7
Zoals aangegeven bij vraag 4 verken ik met de MGO-2 hoe verplaatsing/bedrijfsovername
onder voorwaarden mogelijk te maken is. Ik beschouw belangrijke noodzakelijke ontwikkelingen
als verplaatsen, innoveren, extensiveren en het aanpassen van bedrijven voor kringlooplandbouw
niet als onderdeel van één regeling; dat maakt de uitvoering van een dergelijke regeling
zeer complex. Opkoop is één van de instrumenten in een breder palet aan instrumentarium.
Het verder doorontwikkelingen van diverse instrumenten in een brede gebiedsgerichte
aanpak is aan een nieuw kabinet.
Vraag 8
Bent u bereid om met de provincie Zuid-Holland in overleg te treden om samen met de
betrokken partijen in de regio een dergelijk breed inzetbare regeling te onderzoeken
aan de hand van een concreet gebiedsgericht project in deze provincie, waarbij wordt
gekeken welke mogelijkheden de provincie en de betrokken regio hebben om te komen
tot ruimte voor maatwerk?
Antwoord 8
Ja, daartoe ben ik bereid. Het uitwerken van de vervolgaanpak stikstof doe ik in nauw
overleg met de provincies. De wet stikstofreductie en natuurverbetering schrijft voor
dat provincies uiterlijk twee jaar na inwerkingtreding van de wet met gebiedsplannen
komen waarin maatregelen zijn opgenomen ten behoeve van het realiseren van de instandhoudingsdoelstellingen
van stikstofgevoelige habitats. Deze gebiedsplannen, en ook een concrete casus, lenen
zich er goed voor om samen met de betrokken partijen in de regio tot een samenhangende
aanpak te komen en te onderzoeken op welke manier de diverse maatregelen in samenhang
ingezet kunnen worden. Intussen werk ik aan de MGO-2 in overleg met de provincies.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.