Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Jetten, Ellemeet en Ploumen over het artikel "De Deense zaad-invasie: hoe Deense klinieken profiteren van een ongereguleerde markt"
Vragen van de leden Jetten (D66), Ellemeet (GroenLinks) en Ploumen (PvdA) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het artikel «De Deense zaad-invasie: hoe Deense klinieken profiteren van een ongereguleerde markt» (ingezonden 29 november 2021).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 13 december
            2021).
         
Vraag 1
            
Bent u bekend met het artikel «De Deense zaad-invasie: hoe Deense klinieken profiteren
               van een ongereguleerde markt»?1
Antwoord 1
            
Ja.
Vraag 2
            
Hoe reageert u, gegeven artikel 7 van het Internationale Verdrag voor de Rechten van
               het Kind, op de uitspraak van de directeur van European Sperm Bank (ESB): «Wij zouden
               ze nooit halfbroers of halfzussen noemen, maar «dna-verbonden mensen». Een donor noemen
               we ook geen «donorvader». Wij zien het als een taak voor wensouders om de verwachtingen
               van donorkinderen te temperen. Een daadwerkelijke band met deze mensen, verspreid
               over de hele wereld, ligt niet in lijn der verwachtingen. [...] Het is een donatie,
               geen relatie.»
            
Antwoord 2
            
Ik laat de woordkeuze aan de directeur van de European Sperm Bank (ESB).
In Nederland onderschrijven we het in internationale verdragen neergelegde recht van
               kinderen om hun afstamming te kennen. Dat is de reden dat op
            
1 juni 2004 de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting (Wdkb) inwerking is getreden.
               Op basis van deze wet zijn klinieken in Nederland wettelijk verplicht om de gegevens
               van een donor wiens ei- of zaadcellen zijn gebruikt bij een fertiliteitsbehandeling
               door te geven aan de Stichting donorgegevens kunstmatige bevruchting (Sdkb) en kunnen
               donorkinderen als zij de leeftijd van 16 jaar hebben bereikt de persoonsidentificerende
               gegevens van de donor bij de Sdkb opvragen. Anoniem doneren is sinds 1 juni 2004 niet
               meer mogelijk.
            
De Wdkb regelt niet dat donorkinderen recht hebben op contact met de donor. De mogelijkheid
               om contact met elkaar te hebben wordt door Fiom besproken met het donorkind en met
               de donor, indien het donorkind dit wenst, tijdens het begeleidingstraject dat in gang
               wordt gezet bij het verstrekken van de persoonsidentificerende gegevens van de donor.
               Er wordt dan ook indien gewenst besproken op welke manier invulling aan dit contact
               kan worden gegeven.
            
Wensouders moeten ervan op de hoogte zijn dat een donor niet wettelijk verplicht is
               om contact te hebben met een donorkind. Als wensouders voor ogen hebben dat de donor
               een bepaalde rol in het leven van het donorkind zal vervullen, moeten zij een voor
               hen bekende donor kiezen. Met deze donor kunnen zij al voor de fertiliteitsbehandeling
               plaatsvindt wederzijdse verwachtingen bespreken en (schriftelijke) afspraken maken.
            
Vraag 3
            
Klopt het dat het landelijk standpunt spermadonatie uitgaat van het begrenzen van
               donaties door één donor tot maximaal twaalf gezinnen op basis van ethische waarden
               alsmede het beschermen van de rechten en medische veiligheid van donorkinderen, wensouders
               en de donor zelf?2
Antwoord 3
            
Ja.
Vraag 4
            
Klopt het dat de aangekondigde wijziging van de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting
               (Wkdb) ook een maximumaantal zogeheten «moedercodes» zal bevatten en dat dit door
               middel van een algemene maatregel van bestuur op het maximum van twaalf zal worden
               gesteld?3
Antwoord 4
            
Ja.
Vraag 5
            
Hoe verhoudt dit maximum van twaalf gezinnen zich tot het maximum van 25 kinderen
               per donor?
            
Antwoord 5
            
De norm van maximaal 25 kinderen per donor is neergelegd in de in 1992 vastgestelde
               CBO-richtlijn «Advies medisch-technische aspecten van kunstmatige donorinseminatie».
               In 2013 heeft de Gezondheidsraad geadviseerd dit maximumaantal niet te wijzigen.4 In het wetsvoorstel van de Wdkb is aansluiting gezocht bij het «Landelijk standpunt
               spermadonatie» van april 2018.5 Dit landelijk standpunt is voorbereid door een werkgroep bestaande uit gynaecologen
               (verenigd in de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie & Gynaecologie, NVOG), embryologen
               (verenigd in de Vereniging voor Klinische Embryologie, KLEM), psychologen en medisch
               maatschappelijk werkers die verbonden zijn aan de klinieken. Door deze werkgroep is
               voorgesteld om niet langer het individuele aantal kinderen te tellen, maar om een
               maximum van 12 gezinnen per donor te hanteren, onder meer om beter te kunnen borgen
               dat binnen één gezin de kinderen afkomstig zijn van dezelfde donor. Gelet op het gemiddeld
               aantal kinderen per gezin, zal een maximum van 12 behandelde vrouwen in de praktijk
               ongeveer op hetzelfde neerkomen als de norm van 25 kinderen. De duidelijkheid gebiedt
               erop te wijzen dat de norm van 12 behandelde vrouwen kan leiden tot zowel minder als
               meer dan 25 kinderen, afhankelijk van de door de behandelde vrouwen gemaakte keuzes.
               Overschrijding van het aantal van 25 kinderen ligt echter geenszins in de lijn der
               verwachting gelet op het al jarenlange stabiele aantal van minder dan 2 kinderen per
               vrouw in Nederland (gemiddeld 1,6).6
In het wijzigingsvoorstel van de Wdkb is het maximumaantal van twaalf behandelde vrouwen
               opgenomen in plaats van twaalf gezinnen in verband met de systematiek van de Wdkb.
               Het maximumaantal zal bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald. De reden
               daarvoor is dat indien op basis van voortschrijdend (wetenschappelijk) inzicht aanpassing
               van het maximumaantal gewenst is, daarvoor niet opnieuw de wet hoeft te worden aangepast.
            
Vraag 6
            
Hoe kijkt u, gegeven het maximum, aan tegen de komst van een donatiepunt van de ESB
               naar Nederland en het adverteren met een maximale maandelijkse vergoeding van € 560
               hetgeen, uitgaande van veertien donaties per maand en zes spermarietjes per donatie,
               uitkomt op 84 sperma rietjes en dus 84 mogelijke donaties van een donor per maand?7
               en
               8
Antwoord 6
            
Ik heb begrepen dat de ESB de gedoneerde geslachtscellen transporteert vanuit Nederland
               naar zijn hoofdvestiging in Denemarken en van daaruit het sperma distribueert. De
               beroepsgroepen NVOG en KLEM hebben in het Landelijke standpunt spermadonatie9 opgenomen dat klinieken dienen te zorgen voor een juridisch geldend samenwerkingscontract
               met de buitenlandse spermabank. De standaard is dat klinieken alleen geslachtscellen
               gebruiken bij een behandeling van spermabanken die onder meer gebruik maken van een
               zogenaamd «pregnancy slot» om te zorgen dat het maximumaantal van 12 behandelde vrouwen
               per buitenlandse donor niet wordt overschreden in Nederland. Ik kan niet voorkomen
               dat via de desbetreffende spermabank ook in andere landen gebruik gemaakt wordt van
               deze spermadonor. Wensouders die kiezen voor een buitenlandse donor in plaats van
               een Nederlandse donor, dienen zich de consequenties daarvan, zoals het mogelijk grote
               aantal nakomelingen, te realiseren.
            
Vraag 7
            
Wat is de laatste stand van zaken van de hierboven genoemde wetswijziging in het kader
               van de aangekondigde nota van wijziging? Kunt u een tijdspad schetsen waarin u aangeeft
               wanneer deze wet inclusief voornoemde nota van wijziging in de Kamer kan liggen voor
               behandeling?
            
Antwoord 7
            
Het wetsvoorstel tot wijziging van de Wdkb is op 23 juni 2021 bij de Tweede Kamer
               ingediend.10 De verwachting is dat de nota van wijziging nog voor het kerstreces naar de Afdeling
               advisering van de Raad van State (hierna: Afdeling) wordt verzonden. De Afdeling heeft
               in haar advies over het wetsvoorstel aangegeven dat de nota van wijziging ook aan
               haar moet worden voorgelegd, omdat het volgens de Afdeling gaat om een ingrijpende
               wijziging, in ieder geval bezien vanuit het perspectief van de donor. Na ontvangst
               en verwerking van het advies van de Afdeling zal de nota van wijziging naar de Tweede
               Kamer worden verzonden. De verwachting is dat dit in maart 2022 zal zijn.
            
Vraag 8
            
Kunt u uiteenzetten op welke wijze het toezicht op het gebruik van zaadcellen uit
               het buitenland en de begrenzing aan het gebruik van zaadcellen op één donor in de
               huidige wet en na de in voorbereiding zijnde wetswijziging in de praktijk werkt? Kunt
               u hierbij ingaan op de diverse actoren zijnde de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd
               (IGJ), het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Stichting Donorgegevens
               Kunstmatige Bevruchting (Sdkb) en de klinieken?
            
Antwoord 8
            
Spermabanken en klinieken in Nederland die handelingen verrichten met zaadcellen (ongeacht
               de herkomst ervan) moeten hiervoor een erkenning aanvragen bij het CIBG indien het
               erkennings-plichtige handelingen op grond van de Wet veiligheid en kwaliteit lichaamsmateriaal
               (Wvkl) betreffen, zoals het in ontvangst nemen, bewaren, bewerken en distribueren
               van zaadcellen. Een erkenning wordt pas afgegeven als voldaan wordt aan alle veiligheids-
               en kwaliteitsvereisten die vermeld staan in de Wvkl en onderliggende wetgeving (en
               daarmee dus ook de EU richtlijnen 2004/23/EG en 2006/86/EG). Na vergunningverlening
               wordt door de IGJ via onder meer periodieke inspecties toegezien op de naleving van
               de vereisten. Daarbij wordt dan ook betrokken of een kliniek voldoet aan andere wettelijke
               eisen, zodat die van de Wdkb en de Embryowet.
            
Deense wetgeving regelt dat spermabanken geen donorsperma meer kunnen verzenden naar
               privéadressen. Verzending is alleen toegestaan naar goedgekeurde weefselcentra, vruchtbaarheidsklinieken,
               ziekenhuizen en geautoriseerde professionele zorgverleners. De Deense spermabanken
               houden zich ook aan het nationale quotum dat in een bepaald land geldt voor het maximumaantal
               gezinnen of vrouwen dat gebruik mag maken van geslachtscellen van eenzelfde donor.
            
Klinieken in Nederland zijn verplicht op basis van de Wdkb om de gegevens van een
               donor die wordt gebruikt bij een fertiliteitsbehandeling te registreren in het register
               van de Sdkb. Dit is ook het geval wanneer zaadcellen van een buitenlandse donor worden
               gebruikt. Ik heb geen zicht op welke klinieken in Nederland werken met donorsperma
               uit buitenlandse klinieken. Het sperma van eenzelfde donor mag bij maximaal twaalf
               gezinnen worden gebruikt. Dit heeft de beroepsgroep vastgelegd in het hiervoor reeds
               genoemde Landelijk Standpunt spermadonatie. Er is op dit moment geen centrale monitoring
               in Nederland van het maximumaantal kinderen per donor. Iedere kliniek houdt zelf het
               aantal nakomelingen bij. Het wetsvoorstel zal daarin verandering brengen, omdat daarin
               een regeling voor centrale monitoring van het maximumaantal verwekkingen per donor
               is opgenomen. Verwezen wordt naar paragraaf 4 van de memorie van toelichting bij het
               wetsvoorstel.11
Vraag 9
            
Kunt u toelichten op welke wijze precies uitvoering wordt gegeven aan de twaalfde
               aanbeveling van de tweede evaluatie van de Wdkb?
            
Antwoord 9
            
De formulering van aanbeveling 12 uit de Tweede evaluatie van de Wdkb12 is als volgt: De IGJ dient haar toezicht op de Sdkb te intensiveren, zeker gezien de hiervoor aanbevolen
                  wijzigingen in de uitvoering van de taken door de Sdkb. Daarnaast dient de IGJ af
                  te stemmen met het Ministerie van VWS waarop het ministerie en waarop de IGJ toezicht
                  houdt en hoe deze werkwijze zich tot elkaar verhoudt.
In mijn reactie op de evaluatie13 heb ik aangegeven dat de IGJ toezicht houdt op de naleving van de in de Wdkb neergelegde
               eisen door de klinieken en semenbanken, alsmede op het functioneren van de Sdkb voor
               zover dit het aanleveren van gegevens van donoren en van behandelde vrouwen door klinieken
               betreft. Om misverstanden te voorkomen is het goed te vermelden dat de Sdkb geen zorgaanbieder
               is in de zin van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) en de bevoegdheid
               van de IGJ rechtstreeks gebaseerd is op de Wdkb. Kortom: het toezicht van de IGJ verloopt
               via de klinieken en het toezicht is gericht op het (kunnen) voldoen aan de registratieverplichtingen.
               De IGJ vervult een signalerende rol ten aanzien van de wijze waarop de Sdkb op dit
               vlak functioneert. Als uit het toezicht knelpunten blijken waardoor klinieken niet
               aan de wettelijke registratieplicht kunnen voldoen, bespreekt de IGJ dit met mij en
               met de Sdkb. Het Ministerie van VWS heeft een aantal toezichthoudende bevoegdheden
               ten aanzien van het functioneren van de Sdkb conform de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen.
            
Vraag 10
            
Kunt u bevestigen dat, conform de achtste aanbeveling van de Tweede evaluatie van
               de Wdkb en uw reactie op deze evaluatie, het reglement van de Sdkb niet langer in
               strijd is met de Wdkb?14
Antwoord 10
            
Ik kan bevestigen dat het Reglement Stichting donorgegevens kunstmatige bevruchting
               is geactualiseerd en aangepast op onderdelen die in strijd waren met de Wdkb. Op 6 mei
               2021 is het gewijzigde reglement gepubliceerd in de Staatscourant15.
            
Vraag 11
            
Op welke wijze is het buiten de fertiliteitsklinieken aanbieden van donorzaadcellen,
               bijvoorbeeld via het internet door particulieren zelf, gereguleerd?
            
Antwoord 11
            
Dit is niet gereguleerd. Het aanbieden van donorzaadcellen via internet of via particulieren
               gaat om een handeling in de privésfeer en daarop is geen toezicht mogelijk.
            
Vraag 12
            
Herkent u het beeld dat wensouders in Nederland gebruikmaken van zaadcellen afkomstig
               van buitenlandse donoren? Klopt het dat zij dit kunnen doen door de behandeling te
               ondergaan in Nederland als door de behandeling te ondergaan in het buitenland?
            
Antwoord 12
            
Ja wensouders kunnen in Nederland gebruik maken van zaadcellen afkomstig van buitenlandse
               donoren. Als zij een behandeling met zaadcellen van een buitenlandse donor in Nederland
               ondergaan geldt de Nederlandse wet- en regelgeving. Dat betekent dat de gegevens van
               de buitenlandse donor worden geregistreerd door de klinieken in het register van de
               Sdkb en dat conform het hiervoor gemelde landelijke standpunt de zaadcellen van de
               buitenlandse donor in maximaal twaalf gezinnen kunnen worden gebruikt. Wensouders
               kunnen er ook voor kiezen om een dergelijke behandeling in het buitenland te ondergaan.
            
Vraag 13
            
Kunt u voor de mogelijkheden van het gebruik van zaadcellen van buitenlandse donoren
               uiteenzetten op welke wijze wensouders precies (proactief) geïnformeerd worden over
               de mogelijke risico’s die hieraan verbonden zijn?
            
Antwoord 13
            
Ik onderschrijf het belang van goede voorlichting aan wensouders zodat zij zich goed
               kunnen laten informeren over de mogelijke consequenties van donorconceptie. Fiom ontvangt
               van het Ministerie van VWS een instellingssubsidie als expertisecentrum op het gebied
               van onder meer afstammingsvragen. Zowel wensouders als donorkinderen en donoren kunnen
               bij Fiom terecht met allerlei vragen op dit terrein. Daarnaast is op 12 maart 2021
               het digitale Landelijk informatiepunt donorconceptie (LIDC) online gegaan. Het informatiepunt
               is tot stand gekomen door samenwerking tussen de Stichting donorkind, Stichting meer
               dan gewenst, Fiom, het POINT netwerk en de Special Interest Group Gameetdonatie van
               de NVOG. Door de inrichting van dit digitale informatiepunt is alle informatie rond
               donorconceptie op één centraal punt te vinden. Het Ministerie van VWS financiert dit
               digitale informatiepunt.
            
De wensouders worden daarnaast proactief geïnformeerd over de consequenties van het
               gebruik van de zaadcellen van een buitenlandse donor door de Nederlandse klinieken
               tijdens de counseling voorafgaand aan de behandeling.16
Vraag 14
            
Indien gebruik is gemaakt van zaadcellen van buitenlandse donoren, bij welke instantie
               kunnen (wens)ouders en donorkinderen terecht voor vragen hierover? Wat is precies
               de rolverdeling hieromtrent tussen het Fiom enerzijds en het Landelijk informatiepunt
               donorconceptie (LIDC)?
            
Antwoord 14
            
Donorkinderen en hun ouders kunnen terecht bij de Sdkb wanneer zij gegevens van de
               donor willen opvragen. Dit verschilt niet met het opvragen van gegevens van Nederlandse
               donoren.
            
Verder kunnen zij zowel bij Fiom als bij het LIDC terecht voor betrouwbare informatie
               rond dit onderwerp.
            
Fiom is een expertisecentrum op het terrein van onder meer verwantschapsvragen. Zij
               stellen op hun website informatie en kennis beschikbaar en leveren ook informatie
               op maat. Donorkinderen, donoren en (wens-)ouders kunnen hier terecht met hun vragen
               en ook wordt begeleiding geboden bij bijvoorbeeld contact tussen het donorkind en
               de donor of tussen donorkinderen onderling.
            
Het LIDC is een samenwerkingsverband tussen Fiom, het Point netwerk, SIG Gameetdonatie
               van de NVOG, Stichting Donorkind en Stichting Meer dan Gewenst. Er was behoefte aan
               een centraal punt waar mensen terecht kunnen als zij meer willen weten over donorconceptie
               en de mogelijkheden en de consequenties ervan. Wanneer bezoekers van de website specifieke
               vragen hebben worden zij doorgeleid naar de desbetreffende organisatie die hen verder
               helpt.
            
Vraag 15
            
Heeft u een beeld van het maximum dat aan het gebruik van zaadcellen van één donor,
               zowel kijkend naar gezinnen als naar kinderen, geldt in landen binnen de verschillende
               landen van de Europese Unie? Op welke wijze wordt dit maximum in andere landen precies
               vastgesteld?
            
Antwoord 15
            
Landen binnen de Europese Unie hebben op het terrein van medische ethiek een grote
               mate van beleidsruimte. Dat is ook het geval als het gaat om vraagstukken rond donorconceptie.
               Een groot aantal landen heeft inmiddels wet- en regelgeving met betrekking tot spermadonatie,
               maar inhoudelijk zijn er grote verschillen. Zo hebben donorkinderen niet in alle landen
               toegang tot de persoonsidentificerende gegevens van een donor. In iets meer dan de
               helft van de landen binnen de Europese Unie is anonimiteit van de donor nog steeds
               de norm, zoals in België en Frankrijk. Ook het maximumaantal nakomelingen per donor
               varieert per land. In Duitsland geldt bijvoorbeeld een maximum van tien nakomelingen,
               in Denemarken een maximum van twaalf en in Oostenrijk geldt dat de zaadcellen van
               dezelfde donor in maximaal drie gezinnen mogen worden gebruikt. In Polen is hiervoor
               niets geregeld.
            
In de meeste landen worden verschillende aspecten tegen elkaar afgewogen. Deze aspecten
               zijn met name de kans op consanguïniteit, de kans op het wijd verspreiden van een
               genetische aandoening en het belang van het kind.
            
Vraag 16
            
Kunt u deze vragen apart beantwoorden?
Antwoord 16
            
Ja.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
