Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Leijten over het bericht 'Sprong in het duister met waterstofmiljarden'
Vragen van het lid Leijten (SP) aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over het bericht «Sprong in het duister met waterstofmiljarden» (ingezonden 2 november 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Yeşilgöz-Zegerius (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen
10 december 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 584.
Vraag 1
Wat vindt u ervan dat Gasunie de noodklok luidt en stelt dat als de overheid geen
voorwaarden stelt aan de miljardensubsidies die het kabinet wil investeren in grote
waterstofprojecten, we cruciale macht en zeggenschap verliezen aan het bedrijfsleven?1
Antwoord 1
Ik heb recent met Gasunie gesproken over hun zorgen rondom toekomstige grootschalige
waterstofprojecten. De strekking van de boodschap van Gasunie was mij niet onbekend.
Ook onderzoeksbureau Guidehouse heeft, in een onderzoek naar gecombineerde tenders
voor wind op zee en waterstof dat ik naar aanleiding van motie Mulder2 heb laten uitvoeren, gewezen op de noodzaak voor nader onderzoek naar eventuele risico’s
die gepaard gaan met mogelijke afhankelijkheid van één of een klein aantal partijen,
en de invloed die deze risico’s kunnen hebben op gecombineerde tenders voor windenergie
op zee en waterstofproductie.3 Dit rapport is als bijlage bij de brief Appreciatie Noordzee Energie Outlook aan
uw Kamer toegezonden.4 Ik streef ernaar om uw Kamer begin 2022 een nadere uitwerking te sturen van de verschillende
markt- en tendermodellen die Guidehouse heeft geïdentificeerd.
Er zijn vooruitlopend op keuzes over het gewenste marktmodel voor toekomstige grootschalige
projecten met windenergie op zee en waterstofproductie geen toezeggingen gedaan aan
partijen over het beschikbaar stellen van eventuele toekomstige financiële middelen
of de wijze van gunning. Ik zal uw Kamer tijdig informeren over voorgenomen beleidskeuzes
en de voorwaarden voor marktpartijen die aan het uiteindelijke marktmodel verbonden
zijn. Daarbij zal ik, zoals aangekondigd in de brief over marktordening en marktontwikkeling
voor waterstof, nadrukkelijk aandacht hebben voor het mogelijke spanningsveld tussen
het creëren van schaalvoordelen en opbouw van (geïntegreerde) ketens enerzijds en
het stimuleren van een goede marktwerking en voldoende concurrentie anderzijds.
Vraag 2
Kunt u uiteenzetten hoeveel publiek geld gemoeid is met waterstofprojecten en waar
dit precies voor bestemd is?
Antwoord 2
In de tabel hieronder wordt een overzicht gegeven van de publieke middelen die gereserveerd
zijn voor verschillende doeleinden binnen de beleidsagenda waterstof. Voor de genoemde
middelen voor het transportnet, IPCEI en opslag geldt dat de bedragen als een Aanvullende
Post bij het Ministerie van Financiën gereserveerd zijn en na indiening van een bestedingsplan
worden vrijgegeven. Over de vrijgave en de toevoeging hiervan aan begrotingshoofdstukken,
wordt uw Kamer geïnformeerd door middel van Nota’s van Wijziging en/of suppletoire
begrotingen.
Doel
Middelen (in miljoenen euro’s)
Toelichting
Kamerstukken
Transportnet waterstof
750
De gereserveerde 750 miljoen vormt de totale Rijksbijdrage aan de totale verwachte
investeringskosten van het transportnet van 1,5 miljard euro. Dit bedrag zal nar verwachting
op basis van een bestedingsplan en het uitrolplan dat eind voorjaar 2022 in tranches
aan Gasunie ter beschikking worden gesteld. De meest geschikte vormgeving van de subsidie
wordt op dit moment nog onderzocht maar het ligt voor de hand om, op basis van het
uitrolplan, ook tussentijds de daadwerkelijk benodigde subsidie te evalueren gelet
op marktontwikkelingen of hiervoor een terugvorderingsmechanisme in te bouwen.
Kamerstuk
35 925, nr. 2
Kamerstuk
35 925 XIII, nr. 64, vraag 229
Kamerstuk
32 813, nr. 756
Groeifonds – Groenvermogen
73
voorwaardelijke toekenning
265
voorwaardelijke reservering
Het project Groenvermogen beoogt de inzet van hernieuwbare waterstof als onderdeel
van de energie- en grondstoffenhuishouding te versnellen. Het project bestaat uit
drie onderdelen: het bouwen van demonstratiefaciliteiten; het doen van onderzoek naar
(hernieuwbare) waterstof en het opleiden of bijscholen van werknemers op dit terrein.
Kamerstuk
35 925 XIX, nr. 1
Opschalingsinstrument elektrolyse
250
Dit budget zal naar verwachting in 2022 toegekend worden met een tenderregeling gericht
op elektrolyseprojecten tussen de 0,5 en 50 MW.
Kamerstuk
35 925 XIII, nr. 1
Subsidieregeling DKTI-transport
55
Hoewel de focus van de DKTI-transport ligt bij het opdoen van kennis, levert het via
cofinanciering een belangrijke bijdrage aan de uitbreiding van het aantal waterstoftankstations.
De opgedane kennis rondom de ontwikkeling en inzet van voertuigen draagt bij aan de
transitie naar zero-emissie vervoer. Het bedrag van 55 miljoen heeft betrekking op
tenders in 2017, 2019 en 2021.
Kamerstuk
32 813, nr. 572
IPCEI waterstof
35
Het gaat hier om 13 projecten die in een zogenaamde pre-notificatiefase zijn aangedragen
bij de Europese Commissie. Het gaat hierbij om projecten die zien op onderzoek en
ontwikkeling, transport en grootschalige elektrolyse (>100 MW). Nederland moet nog
een definitieve beslissing maken over welke projecten kunnen blijven deelnemen.
Kamerstuk
35 925, nr. 2
Kamerstuk
35 925 XIII, nr. 64, vraag 229
Kamerstuk 2021D25480
Kamerstuk
35 925 XIII, nr. 1
Opslag waterstof
35
Het gaat hier om een reservering voor de ontwikkeling van een eerste waterstofopslag
project.
Kamerstuk
35 925, nr. 2
Kamerstuk
35 925 XIII, nr. 64, vraag 229
Kamerstuk
29 023, nr. 270
RVO – Innovatieregelingen waterstof
17,5
Het betreft hier de toegekende middelen in het jaar 2020. Het gaat hier onder meer
om de DEI+ en MOOI-regeling, GoChem voor MKB in de chemie.
Kamerstuk
35 925 XIII, nr. 1
Programma Aardgasvrije Wijken
9,9
Het gaat hier om twee demonstratieprojecten voor de toepassing van waterstof in de
gebouwde omgeving.
Kamerstuk
32 847, nr. 687
Vraag 3
Welke lessen trekt u uit vergelijkbare casussen uit het verleden, waar we met publiek
geld betaalden voor infrastructuur die vervolgens privaat werd aangelegd, en er niet
voldoende werd nagedacht over alternatieven en scenario’s?
Antwoord 3
De situatie waarbij transportinfrastructuur voor waterstof met publiek geld wordt
gefinancierd maar door een private partij wordt aangelegd en beheerd is niet voorzien.
Zoals aangegeven in zowel de Kamerbrief van 30 juni 2021 over de ontwikkeling van
het transportnet voor waterstof als de vandaag verzonden brief over marktordening
en marktontwikkeling voor waterstof vind ik het van belang dat de uitrol van deze
infrastructuur in publieke handen zal komen te liggen.5 Redenen hiervoor zijn onder andere dat sturing gewenst is op de uitrol van deze infrastructuur
(waar, wanneer en hoeveel capaciteit is gewenst), dat deze infrastructuur op onafhankelijke
wijze wordt beheerd en dat dit transportnet naar verwachting een vitaal en strategische
belang zal vormen.
Zoals aangegeven bij de beantwoording van vraag 1, ben ik nog bezig met de uitwerking
van verschillende markt- en tendermodellen rondom gecombineerde windenergie op zee-
en waterstofprojecten. Bij de toekomstige grootschalige ontwikkeling van windenergie
op zee in combinatie met waterstofproductie dient er gekeken te worden naar verschillende
scenario’s voor de optimale aanlanding van energie, waaronder de optie om energie
in de vorm van waterstof naar land te transporteren. Deze mogelijkheid is ook benoemd
in de Verkenning aanlanding wind op zee 2030 (VAWOZ) die ik recent met uw kamer heb
gedeeld.6 Het is aan een volgend kabinet om vervolgens keuzes te maken over de marktordening
rondom grootschalige waterstofproductie en transport van waterstof op zee en de publiek-private
verhoudingen hierbij.
Vraag 4
Wat is uw reactie op de Algemene Rekenkamer, die stelt dat er een patroon is wanneer
de overheid projecten initieert met consortia bestaande uit staatsdeelnemingen en
het bedrijfsleven, namelijk dat de doelen onvoldoende duidelijk zijn, dat de businesscase
niet op orde is, en dat het financiële plaatje tekortschiet?
Antwoord 4
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar de bestuurlijke reactie op het
rapport «In Publieke Handen» van de Algemene Rekenkamer.7 In dit rapport heeft de Rekenkamer gekeken naar de besluitvorming bij het toekennen
van nieuwe taken die verband houden met de energietransitie aan staatsdeelnemingen.
In de bestuurlijke reactie wordt de constatering door de Algemene Rekenkamer onderschreven
dat tijdige en volledige informatievoorziening aan het parlement over nieuwe taken
aan staatsdeelnemingen en de financiële consequenties daarvan van groot belang zijn
voor de democratische controle.
Vraag 5
Hoe gaat u voorkomen dat uw grootse plannen over een «groene waterstofeconomie» vooral
een verdienmodel wordt voor Shell, Equinor, RWE, en wellicht andere energiereuzen?
Antwoord 5
De beleidsambities voor waterstof moeten bijdragen aan de transitie naar een CO2-vrije energiehuishouding. Naast CO2-vrije elektriciteit zal daarin ook ruimte moeten zijn voor CO2-vrije moleculen zoals groene waterstof en groen gas. De opschaling van elektrolyse
is hierbij geen doel op zich, maar één van de opties die kan bijdragen aan een robuust,
duurzaam en betaalbaar energiesysteem. Dat de opschaling van elektrolyse economische
kansen biedt voor de door u genoemde bedrijven zie ik ook, maar ik plaats die kansen
in een breder perspectief. In de eerste plaats is de inzet van deze grote energiebedrijven,
net als bij de ontwikkeling van grootschalige windenergie op zee, onmisbaar bij de
opschaling naar grootschalige elektrolyse. Daarnaast biedt de opschaling van de elektrolysecapaciteit
goede kansen voor de Nederlandse maakindustrie, waarbinnen juist veel middelgrote
en kleine bedrijven, waaronder startups, actief zijn.8
Door zoveel mogelijk te werken met open tenderprocedures rondom het toekennen van
subsidies wordt de concurrentiedruk bevorderd en worden bedrijven gestimuleerd om
hun subsidiebehoefte zo laag mogelijk te houden. Dat voorkomt overwinsten en borgt
de betaalbaarheid. Daarnaast beoog ik in het reeds aangekondigde opschalingsinstrument
voor elektrolyseprojecten de eerste ronde alleen open te stellen voor projecten tot
50 megawatt (MW) om te voorkomen dat het hele budget door één of enkele partijen wordt
geclaimd. Zo borg ik dat meerdere partijen ervaring opdoen met elektrolysetechnologie.
Vraag 6
Hoe kunt u beweren dat NortH2 van het consortium is en niet van de rijksoverheid,
en de Kamer dus niet overal over geïnformeerd hoeft te worden?
Antwoord 6
NortH2 is een consortium van Equinor, Gasunie, Groningen Seaports, RWE en Shell Nederland
dat inzet op grootschalige (groene) waterstofproductie uit windenergie op zee in de
Eemshaven (4 GW in 2030, 10 GW in 2040). Het consortium voert momenteel een studie
uit naar de haalbaarheid hiervan. Mijn ministerie heeft op reguliere basis gesprekken
met diverse marktpartijen, waaronder met het NortH2 consortium. In deze gesprekken
wordt informatie uitgewisseld over de aard en opzet van projecten en relevante Europese
en nationale beleidsontwikkelingen. Deze inzichten dragen zo bij aan de ontwikkeling
van nieuw beleid en het creëren van de juiste randvoorwaarden voor toekomstige grootschalige
projecten (zie hierover ook beantwoording vraag 1). In deze contacten zijn geen toezeggingen
gedaan over de eventuele Rijksbijdrage of de vraag aan wie of hoe de betreffende kavels
voor windenergiegebieden en/of elektrolyse-installaties worden toegewezen.9 Zoals aangegeven bij de beantwoording van vraag 1 ben ik nog bezig om verschillende
markt- en tendermodellen uit te werken. Hierbij hecht ik waarde aan het creëren van
een gelijk speelveld en eerlijke marktwerking tussen alle marktpartijen.
Gasunie is als staatsdeelneming met ruime kennis over het transport van moleculen,
waaronder waterstof, en de waterstofmarkt bij het NortH2 consortium is betrokken.
De huidige Gaswet geeft Gasunie juridisch de ruimte om op commerciële basis activiteiten
en handelingen ten aanzien van de aanleg en beheer van infrastructuur voor waterstof
te ontwikkelen waardoor voorafgaande toestemming voor deelname aan dergelijke consortia
niet is vereist. Als beoogd ontwikkelaar en beheerder van het waterstoftransportnet
is het ook nuttig Gasunie in een vroeg stadium betrokken is bij verkenningen rondom
de aansluiting van grootschalige waterstofprojecten. Het is echter niet wenselijk
als middels deze betrokkenheid de onafhankelijkheid van Gasunie bij de ontwikkeling
van infrastructuur ter discussie zou komen te staan. Daarom heb ik Gasunie, als partij
die beschikt over veel waardevolle kennis over waterstof en het energiesysteem, gevraagd
om te heroverwegen op welke wijze zij vanuit haar toekomstige rol als onafhankelijk
netbeheerder waterstof kan samenwerken met initiatieven zoals NortH2 en SeaH2Land.
Ik heb Gasunie hierbij als uitgangspunt meegegeven dat zij zich hierbij beperkt tot
kennisopbouw en actieve kennisdeling ten gunste van alle marktpartijen.
Vraag 7
Deelt u de mening dat aangezien er grote sommen publiek geld met deze projecten gemoeid
zijn, de Kamer recht heeft op het totaalplaatje en er geen zaken verborgen mogen blijven
in bijlages? Waarom wel/niet?
Antwoord 7
Ja, deze mening deel ik. Ik besef dat de beleidsagenda waterstof van het kabinet en
eventuele toekomstige plannen van het volgende kabinet naast private investeringen
ook vragen om grote publieke investeringen in waterstof. De inzet van publieke middelen
moet daarom zorgvuldig onderbouwd en transparant zijn. Ik informeer uw Kamer daarom
altijd tijdig over concrete beleidsvoornemens, zeker waar dit leidt tot de besteding
van publieke middelen. Zie hierover ook de tabel bij de beantwoording van vraag 2
en betreffende Kamerstukken.
Vraag 8
Hoe kan het dat Shell zichzelf bombardeert tot leidende partij in de groene waterstofeconomie?
Ziet u dit ook zo? Waarom wel/niet?
Antwoord 8
Shell is inderdaad één van de partijen die zich aan het positioneren is in de waterstofketen
en in de energietransitie in het algemeen. Ook andere grote bestaande energiebedrijven
zijn kansen binnen de waterstofsector aan het onderzoeken. Hierin is Shell dus niet
uniek. Shell is recent ook door een rechterlijke uitspraak aangespoord om stappen
te zetten op het gebied van duurzaamheid en zich meer te richten op de ontwikkeling
van duurzame projecten. Mijn beleid voor waterstof en het instrumentarium dat hiervoor
in ontwikkeling is, is gericht op het creëren van een gelijk speelveld en voldoende
concurentiedruk tussen marktpartijen. Zie hierover ook de beantwoording van vraag
5.
Vraag 9
Deelt u de mening dat het absurd is als we met publiek geld het monopolie van bedrijven
als Shell gaan financieren? Waarom wel/niet?
Antwoord 9
Zoals aangegeven bij de beantwoording van de vragen 1, 5, 6 en 8 is er geen sprake
van het creëren van een monopoliepositie voor bedrijven. Het beleid is gericht op
marktwerking en concurrentiedruk binnen een gelijk speelveld. Zoals aangegeven bij
de beantwoording van vraag 1 ben ik mij bewust van mogelijke risico’s zodra er sprake
zou zijn van afhankelijkheid van één of enkele partijen. Hier zal ik bij de uitwerking
van marktmodellen aandacht voor hebben.
Vraag 10
Hoe kunt u zo blindelings vertrouwen op de potentie van waterstof, terwijl experts
stellen dat er wel degelijk risico’s en onzekerheden aan verbonden zijn? Kunt u uw
antwoord toelichten?
Antwoord 10
Er zijn inderdaad onzekerheden over de precieze rol van waterstof in het toekomstig
energiesysteem. Deze onzekerheden hebben onder meer te maken met de ontwikkeling van
elektriciteits- en CO2-prijzen, de ontwikkeling van de kostprijs van elektrolyse-installaties, de mate en
snelheid van elektrificatie en bredere keuzes rondom klimaat- en energiebeleid. Ondanks
deze onzekerheden zie ik de ontwikkeling van waterstof niet als een sprong in het
duister. In de kabinetsvisie waterstof wordt verwezen naar meerdere scenariostudies
die binnen de gehele bandbreedte een rol zien voor waterstof.10 Begin 2021 heeft de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) een rapport
gepubliceerd waarin de noodzakelijkheid van de opbouw van een waterstofketen in Nederland
wordt onderkend.11 Ook uit de Integrale Infrastructuurverkenning 2030–2050 (II3050) en de HyWay27 studie
die PWC Strategy& in opdracht van EZK heeft uitgevoerd komt een duidelijk beeld naar
voren dat de vraag naar waterstof zal gaan toenemen en dat het efficiënt en haalbaar
is om aardgasleidingen in te zetten voor het transport van waterstof.12
Bovengenoemde onzekerheden vragen om een stapsgewijze en onderbouwde aanpak. Ik gebruik
bij de beleidsvorming over grote thema’s zoals gecombineerde tenders wind op en waterstof
en het nut van een transportnet voor waterstof de expertise van externe bureaus.13 Ook kies ik waar mogelijk voor een gefaseerde uitvoering, zoals bij het opschalingsinstrument
voor elektrolyse dat in ontwikkeling is en de uitrol van het landelijk transportnet.
Vraag 11
Waarom komt u tegemoet aan de eisen van NortH2, terwijl er op uw ministerie wel degelijk
zorgen spelen over de rol van de staatsdeelneming in het consortium? Kunt u uw antwoord
toelichten?
Antwoord 11
Zie beantwoording vraag 1 en 6. Er is geen sprake geweest van toezeggingen gedaan
aan NortH2 over het beschikbaar stellen van eventuele toekomstige financiële middelen
of de wijze van gunning. Ook heb ik, gelet op de toekomstige rol van Gasunie als onafhankelijk
beheerder van het transportnet voor waterstof, Gasunie verzocht bij verdere samenwerkingen
met initiatieven zoals NortH2 zich te beperken tot kennisopbouw en actieve kennisdeling
ten gunste van alle marktpartijen.
Vraag 12
Kunt u ervoor zorgen dat u in uw toegezegde Kamerbrief over de waterstofontwikkeling
ook alle documenten stuurt die op het ministerie zijn gebruikt om tot besluitvorming
te komen?
Antwoord 12
Alle stukken rondom de contacten tussen EZK en NortH2 die middels een beroep op de
Wet openbaar bestuur zijn opgevraagd zijn openbaar en te vinden op de website van
EZK.14 Daarnaast wordt in de kamerbrief nauwkeurig vermeld op basis van welke bronnen de
brief en de hierin opgenomen beleidsoverwegingen tot stand zijn gekomen. Net als in
de afgelopen periode zal ik uw Kamer bij verdere concrete beleidsvoornemens de onderliggende
onderbouwing en documenten doen blijven toekomen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.