Schriftelijke vragen : De uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant m.b.t. de kolencentrale Geertruidenberg en MOB
Vragen van het lid Bromet (GroenLinks) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant m.b.t. de kolencentrale Geertruidenberg en MOB (ingezonden 9 december 2021).
Vraag 1
Bent u bekend met de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant met betrekking tot de
kolencentrale Geertruidenberg en Mobilisation for the Environment (MOB)?1
Vraag 2
Kunt u reageren op de uitspraak van de rechtbank dat het gebruik blijven maken van
bestaande rechten «dweilen met de kraan open» is? Deelt u die conclusie?
Vraag 3
Als de rechtbank hiermee een impliciete houdbaarheidsdatum voor bestaande stikstofrechten
afkondigt, wat zijn hier de gevolgen van? Wat betekent dit voor het beleid? Is dit
een kritiek op het functioneren van de Wet stikstofreductie en natuurverbetering?
Zo ja, trekt u zich deze kritiek aan?
Vraag 4
Speelt de manier waarop de stikstofemissies in dit project werden gesaldeerd (met
het reeds in 2015 gesloten deel van de centrale) op een vergelijkbare manier bij andere
projecten? Zo ja, worden de vergunningen hiervan dan ook (mogelijk) vernietigd?
Vraag 5
Deelt u de kritiek van de rechtbank dat de provincie de oude stikstofrechten, vergund
voor het reeds in 2015 gesloten deel, niet heeft ingetrokken? Hoe lang blijven dergelijke
latente rechten geldig? Hoe lang zouden die volgens u geldig moeten blijven? Blijven
die ook geldig voor bedrijfsonderdelen die al jaren niet meer in werking zijn? Wanneer
is een activiteit nieuw of moet deze volgens nieuwe regels worden beoordeeld?
Vraag 6
Wat zijn de bredere gevolgen van de uitspraak van de rechtbank dat alleen mag worden
gesaldeerd als de provincie duidelijk maakt hoe vervolgens met andere passende maatregelen
de depositie in natuurgebieden gecompenseerd wordt? Is daarmee een einde gekomen aan
het heersende idee dat salderen «gratis» of «bestaande» stikstofruimte is? Is de provincie
nu verantwoordelijk voor het salderen van de «stikstofschuld» die ontstaat bij intern
salderen?
Vraag 7
Kunt u reageren op de conclusie van de rechtbank dat het niet de bedoeling is dat
met niet passend beoordeelde emissieruimte tot in de lengte der dagen gesaldeerd kan
worden? Wat zijn hier de gevolgen van?
Vraag 8
Is deze uitspraak relevant voor het plan van Schiphol om geclaimde latente ruimte
voor Lelystad Airport te gebruiken?
Vraag 9
Kunt u paragraaf 12.3 en 12.4 van de uitspraak duiden? Is de conclusie hieruit niet
dat (voortaan) ook CO2-emissies van een project moeten worden meegenomen voor een passende beoordeling,
aangezien CO2 leidt tot klimaatverandering en klimaatverandering tot negatieve gevolgen voor diverse
Natura 2000-gebieden?
Vraag 10
Welke hoeveelheid CO2 zou in dit kader significant zijn? Kan dit van belang worden voor andere projecten,
zoals andere energiecentrales, wegverbredingen, woonwijken of koeienstallen?
Vraag 11
Gaat dit dan ook gelden voor alle klimaatgerelateerde activiteiten, bijvoorbeeld methaan-
en lachgasemissies en vliegvelduitbreidingen die leiden tot klimaatschadelijke emissies
buiten Nederland?
Indieners
-
Gericht aan
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Indiener
Laura Bromet, Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.