Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Eerdmans over het bericht ‘Kritiek op hoofddoek bij boa’s barst los: ‘Het vlaggenschip van politieke islam’’
Vragen van het lid Eerdmans (JA21) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht «Kritiek op hoofddoek bij boa’s barst los: «Het vlaggenschip van politieke islam»» (ingezonden 19 november 2021).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 8 december 2021).
         
Vraag 1
            
Bent u ermee bekend dat de ene na de andere gemeente zich inmiddels uitspreekt voor
               het toestaan van religieuze uitingen (waaronder hoofddoeken) bij buitengewoon opsporingsambtenaren
               (boa's) en agenten?1
Antwoord 1
            
Ik ben ermee bekend dat een aantal gemeenten aan het onderzoeken is of een uiting
               van geloof of overtuiging onderdeel mag zijn van het uniform van de boa. Ik heb begrepen
               dat de komende tijd hierover overleg zal plaatsvinden tussen een aantal gemeenten
               en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG).
            
Vraag 2
            
Klopt het dat u het toestaan van hoofddoeken voor boa’s afdoet als een «lokale kwestie»
               en dat u hiermee dus geen problemen heeft? Zo nee, wat is dan wel uw standpunt? Zo
               ja, hoe is het mogelijk dat u als eindverantwoordelijke voor de openbare orde in Nederland
               geen mening heeft over de neutraliteit van handhavers die, al dan niet in de vorm
               van pilots, over bewapening kunnen beschikken en daarmee namens de overheid geweld
               mogen uitoefenen?
            
Antwoord 2
            
Er is, buiten een model voor het insigne dat de boa zichtbaar draagt, geen landelijke
               wet- en regelgeving die voorschriften geeft over het uniform van de boa. Gemeenten
               gaan in de hoedanigheid van werkgever over het uniform van boa’s domein I (Openbare
               ruimte). Dit past ook bij het uitgangspunt van lokaal maatwerk. Dit is derhalve anders
               dan bij de politie, waar ik een beheersmatige verantwoordelijkheid over draag.
            
De VNG heeft in 2014 een ontwerp voor een modeluniform voor de boa’s domein I laten
               ontwikkelen, met een aantal specifieke (combinaties van) kenmerken. Dit is bedoeld
               om de herkenbaarheid, zichtbaarheid en bekendheid van boa’s te vergroten en meer uniformiteit
               tussen gemeenten te krijgen. Het merendeel van de gemeenten maakt gebruik van het
               modeluniform, dit is echter niet verplicht. Uitingen van levensbeschouwelijke overtuiging
               of geloof zijn geen onderdeel van het modeluniform van de VNG. Een gemeente kan er
               echter zelf voor kiezen hun handhavers een ander uniform dan het modeluniform te laten
               dragen. De VNG evalueert de komende periode met haar leden het gebruik en uiterlijk
               van het beschermde modeluniform met de leden.
            
Vanuit mijn stelselverantwoordelijkheid sta ik, samen met de werkgevers, in voor het
               gezag en de veilige taakuitvoering van de boa. Tegelijkertijd speelt hier ook het
               lokale gezag en de verantwoordelijkheid. Ik hecht er daarom aan om eerst de gesprekken
               tussen gemeenten onderling en met de VNG af te wachten en de uitkomsten te volgen,
               als ook de evaluatie van de VNG inzake het modeluniform. Als daartoe aanleiding bestaat
               zal ik verkennen of landelijke regelgeving opportuun is.
            
Vraag 3
            
Deelt u de mening dat de geloofwaardigheid van ordehandhavers staat of valt bij een
               neutrale uitstraling en dat het toestaan van zichtbare religieuze uitingen, in de
               praktijk vaak hoofddoeken, hier in ernstige mate afbreuk aan doet? Zo nee, waarom
               niet?
            
Antwoord 3
            
Zie antwoord bij vraag 4.
Vraag 4
            
Vindt u nog steeds dat hoofddoeken bij politieagentes niet toegestaan moeten zijn,
               dat de politie «onverminderd neutraal in haar publiekscontacten» moet zijn en dat
               «de neutrale uitstraling van een politieambtenaar in het belang van diens veiligheid
               en gezag in het optreden is», zoals u op 20 november 2017 aan de Kamer schreef?2
Antwoord 4
            
Functies waarbij de overheid zich in de samenleving manifesteert met behulp van de
               sterke arm, en gebruik maakt van dwangmiddelen, oefenen een bijzondere overheidstaak
               uit. Bij de politie is afgesproken dat uitingen van geloof of overtuiging geen onderdeel
               zijn van het uniform en dat daar dus van af moet worden gezien. Dit is in het belang
               van het gezag, de neutraliteit en de veiligheid van de politie op straat. De politie
               vertegenwoordigt immers de staat. De positie van politieambtenaren is echter daarmee
               niet zonder meer vergelijkbaar met die van andere werknemers, zoals boa’s. Daarnaast
               geldt dat in geval van boa’s sprake is van lokaal gezag en werkgeverschap. Dit is
               anders dan bij de politie.
            
Vraag 5
            
Is het voor boa’s níét van belang om neutraal te zijn in hun publiekscontacten en
               is het voor hun veiligheid en gezag níét van belang om een neutrale uitstraling te
               hebben? Indien u dit inderdaad niet van belang vindt, waarom dan niet? Indien u dit
               wél van belang acht, vindt u dan louter om procedurele redenen (namelijk dat zij in
               dienst zijn van de gemeente) dat zij alsnog een hoofddoek mogen dragen?
            
Antwoord 5
            
Ik hecht sterk aan de veilige taakuitvoering van de boa’s, dat is een gemeenschappelijk
               belang van mij en de werkgevers. De functie van de boa is volop in ontwikkeling. Vanuit
               de stelselverantwoordelijkheid van JenV voor het boa-bestel past het te kijken naar
               ontwikkelingen die centraal beleid vergen. Ik hecht er aan om eerst de gesprekken
               tussen gemeenten onderling en met de VNG af te wachten en de uitkomsten te volgen,
               als ook de evaluatie van de VNG inzake het modeluniform. Als daartoe aanleiding bestaat
               zal ik verkennen of landelijke regelgeving opportuun is. Vanuit de stelselverantwoordelijkheid
               ben ik momenteel bezig met de herijking van de boa-functie en het boa-stelsel. Ik
               zal dit onderwerp hierbij betrekken en uw Kamer hierover in het voorjaar van 2022
               informeren.
            
Vraag 6
            
Waarom laat u in dat geval een procedurele afweging prevaleren boven fundamentele
               principes en, in uw eigen woorden, de veiligheid van boa’s?
            
Antwoord 6
            
Zie antwoord op vraag 5.
Vraag 7
            
Bent u bereid los te breken uit uw procedurele werkelijkheid, pal te gaan staan voor
               de neutraliteit van de Nederlandse overheid en gemeenten op te dragen geen hoofddoeken
               (of andere zichtbare religieuze uitingen) bij handhavers toe te staan?
            
Antwoord 7
            
Zie antwoord op vraag 5.
Toelichting:
            
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Michon-Derkzen
               (VVD), ingezonden 17 november 2021 (vraagnummer 2021Z20674).
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
