Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg inzake de voorhangprocedure ministeriële regeling vermogenstoetsuitzonderingen per 1 januari 2022 (Kamerstuk 35574-25)
2021D48436 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Financiën heeft op 7 december 2021 enkele vragen en opmerkingen
aan de Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane voorgelegd over de op
23 november 2021 toegezonden brief inzake Voorhangprocedure ministeriële regeling
vermogenstoetsuitzonderingen per 1 januari 2022 (Kamerstuk 35 574, nr. 25).
De fungerend voorzitter van de commissie, Tielen
De adjunct-griffier van de commissie, Lips
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD- fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de voorhangprocedure ministeriële
regeling vermogenstoetsuitzonderingen per 1 januari 2022 en hebben nog een aantal
vragen.
De leden van de VVD-fractie vragen of het kabinet kan aangeven of bekend is om hoeveel
gevallen het gaat waarvoor ambtshalve een uitzondering gemaakt moet worden en hoeveel
dat er dan zijn. Tevens vragen deze leden hoe de mensen die hierop recht hebben hierover
worden geïnformeerd. Hoe wordt omgegaan met gedupeerden die al last hebben gehad van
deze vermogenstoets? Of zijn deze situaties nog niet voorgekomen?
De leden van de VVD-fractie vragen of het kabinet kan aangeven wat de duur van de
werking is van de regeling.
Deze leden constateren dat de voorgelegde regeling in werking treedt op 1 januari
2022 met een terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2020. Waarom vindt de terugwerkende
kracht precies tot 1 januari 2020 plaats, en niet tot een daarvoor of daarna gelegen
datum?
De leden van de VVD-fractie vragen of het kabinet kan toelichten dat de ambtshalve
toekenning van de uitzondering «veelal» mogelijk is (pagina 1, tweede alinea, van
de brief van 23 november 2021). Wat zijn hierbij de uitzonderingen? Waarom kan deze
uitzondering niet in alle gevallen worden toegepast?
Verder vragen de leden van de VVD-fractie of het kabinet kan toelichten of de stelling
dat «per geval moet worden gekeken of de ambtshalve toepassing van de uitzondering
mogelijk is» niet leidt tot een toename van de complexiteit en de benodigde tijdsbestek
hierbij (pagina 2, eerste alinea, van de brief van 23 november 2021)? Hoe worden de
belanghebbenden voor het «verzoek bijzonder vermogen toeslagen» hierover geïnformeerd?
De leden van de VVD-fractie vragen of het kabinet kan aangeven of deze regeling ook
van toepassing is (of kan zijn) voor de eventuele compensatie voor gedupeerden die
onterecht in de FSV/op de «zwarte lijsten» stonden bij de Belastingdienst.
Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie of het kabinet kan aangeven waar de deze
regelingen budgettair gedekt zijn en voor welk bedrag. Deze leden constateren dat
de uitvoeringskosten in begroting IX worden gedekt.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de ministeriële regeling waarmee
tijdelijke vermogenstoetsuitzonderingen voor de huurtoeslag, de zorgtoeslag en het
kindgebonden budget mogelijk worden voor verschillende compensatie- en schadevergoedingsregelingen.
Deze leden vinden het goed dat deze vermogenstoetsuitzonderingen worden gemaakt, omdat
het volgens hen niet de bedoeling kan zijn dat mensen door de vergoedingen hun recht
op toeslagen kwijtraken.
De leden van de CDA-fractie vragen of er ook tegemoetkomingen zijn in het kader van
de toeslagenaffaire die buiten de voorgelegde regeling vallen. Hoe wordt bijvoorbeeld
omgegaan met de bedragen die ouders al voorafgaand aan de Catshuisregeling hebben
ontvangen? Hoe is met die bedragen het afgelopen jaar omgegaan voor de vermogenstoets?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de tijdelijke uitzondering geldt voor een periode
van drie jaar volgend op het jaar waarin de vermogenstoename heeft plaatsgevonden. In de uitvoeringstoets bij de vermogensuitzonderingen
compensatie Dutchbat, Srebrenica en transgender- en interseksepersonen staat bij interactie
burgers/bedrijven dat naar verwachting de groep waarbij de schadevergoedingen leiden
tot een overschrijding van de vermogensgrens erg beperkt is. Kan het kabinet voor
de vermogensuitzonderingen in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslagen
ook een dergelijke inschatting maken in hoeverre dit bij gedupeerden zal leiden tot
een overschrijding van de vermogensgrens? Bijvoorbeeld in het kader van de huurtoeslag,
waar voor 2022 een maximaal vermogen geldt van 31.747 euro? Hoe groot is de kans dat
gedupeerden na drie jaar deze grens overschrijden als zij een behoorlijk bedrag aan
compensatie hebben ontvangen, terwijl zij ook al wat vermogen hebben opgebouwd? Moeten
zij in dit geval zorgen dat ze bijvoorbeeld de 30.000 euro Catshuisregeling binnen
drie jaar hebben uitgegeven? Hoe werkt dit uit voor zwaar getroffen ouders die in
totaal een veel hoger bedrag aan compensatie ontvangen?
De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet verder hoe (ex-)partners van gedupeerden,
Dutchbat-III veteranen, nabestaanden van de genocide in Srebrenica en transgender
en intersekse personen, waar de vermogensvermindering niet ambtshalve plaatsvindt,
op de hoogte worden gesteld van het moeten doen van een dergelijk verzoek tot vermogensvermindering.
In hoeverre wordt dit actief bekend gemaakt bij het geven van de schadevergoedingen?
Deze leden kunnen zich voorstellen dat niet al deze personen de nieuwe regelingen
actief volgen en hiervan op de hoogte zijn.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
W.A. Lips, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.