Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over de initiatiefnota van het lid Belhaj over Autonome Wapensystemen (Kamerstuk 35848-2)
35 848 Initiatiefnota van het lid Belhaj over Autonome Wapensystemen
Nr. 4 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 7 december 2021
De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen voorgelegd aan het lid Belhaj
over de initiatiefnota over Autonome Wapensystemen (Kamerstuk 35 848, nr. 2).
Het lid Belhaj heeft deze vragen beantwoord bij brief van 7 december 2021. Vragen
en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De fungerend voorzitter van de commissie, Aukje de Vries
De adjunct-griffier van de commissie, Mittendorff
1
Eerder dit jaar kwam het Internationale Rode Kruis met een nieuwe positie over autonome
wapens1. Hoe verhoudt de initiatiefnota zich tot deze positie?
Antwoord:
De initiatiefnota komt op veel aspecten overeen met de (nieuwe) positie van het Internationale
Rode Kuis. Zo stelt ook het Internationale Rode Kruis dat het bestaande oorlogsrecht
een goede basis vormt, maar niet afdoende is om autonome wapens adequaat te reguleren.
Zij roepen dan ook op tot een internationaal verdrag met regulering in het gebruik
van autonome wapens, door middel van betekenisvolle menselijke controle, en het verbieden
van fundamenteel onacceptabele autonome wapens. Ook definiëren zij wapensystemen die
verboden zouden moeten worden als die autonome wapens waarbij betekenisvolle menselijke
controle niet mogelijk is. Daarnaast is onze visie op betekenisvolle menselijke controle
gedeeltelijk gestoeld op de positie van het Internationale Rode Kruis, namelijk dat
de menselijke gebruiker(s) de effecten van een aanval moeten kunnen voorspellen en
controleren. Er dient menselijk handelingsvermogen (human agency) aanwezig zijn in
het besluit om geweld te gebruiken.
2
Het Internationale Rode Kruis roept op tot een verbod op autonome wapens die de mens
als doelwit hebben. Het stelt dat dit type autonome wapens onethisch en juridisch
gezien problematisch zijn2. Hoe reageert de initiatiefneemster op deze zorg? Wordt die gedeeld?
Antwoord:
In de initiatiefnota is in beginsel geen onderscheid gemaakt tussen verschillende
soorten doelwitten, mens of anders. De zorg van het Internationale Rode Kruis wordt
echter wel gedeeld door de initiatiefneemster.
De initiatiefneemster is van mening dat volledig autonome wapensystemen verboden moeten worden en dat autonome wapensystemen door
middel van betekenisvolle menselijke controle gereguleerd moeten worden. Ingeval van
volledig autonome wapensystemen die mensen als doelwit hebben, onderschrijft initiatiefneemster
de stellingname van het Internationale Rode Kruis. Ingeval van autonome wapensystemen
die mensen als doelwit hebben, is in de initiatiefnota de stellingname van het Rode
Kruis niet direct onderschreven. De initiatiefneemster merkt op dat deze kwestie inderdaad
(morele) vragen oproept en om een verdere discussie vraagt.
3
De initiatiefneemster noemt in haar beslispunten de noodzaak van concretisering van
het begrip betekenisvolle menselijke controle. Wat zijn de ideeën van de initiatiefneemster
over het nader concretiseren van dit begrip?
Antwoord:
Initiatiefneemster is van mening dat het begrip betekenisvolle menselijke controle
aan de hand van de onderstaande zeven elementen meer concrete invulling kan worden
gegeven (zie ook pagina 14 in de initiatiefnota):
• Controle over de context (bijvoorbeeld door beperkingen in tijd en ruimte van inzet);
• Het door de gebruiker begrijpen van het functioneren van het wapensysteem;
• Het door de gebruiker begrijpen van de omgeving van de mogelijke aanval;
• Voorspelbaarheid en betrouwbaarheid van het wapensysteem;
• Menselijk toezicht en mogelijkheden tot ingrijpen;
• Verantwoording door een mens;
• Ethische overwegingen en het principe van menselijke waardigheid.
Dit betekent grondige controle, kennis en toezicht over het wapensysteem in het doelontwikkelingsproces
voor niet-volledige autonome wapensystemen. Tevens moet de menselijke aanwezigheid
garanderen dat het (menselijke) vermogen aanwezig is om moreel verantwoorde afwegingen
en beslissingen te kunnen maken. Naast de beslissingen vooraf is het zaak dat de mens
ook de controle houdt over de effecten van de aanval, deze effecten dienen in lijn
te zijn met zijn of haar intenties. Kortom: er moet een garantie zijn dat menselijk
handelingsvermogen deel is van de besluitvorming in het doelontwikkelingsproces. Zie
voor een bredere reflectie op moraliteit en militaire ethiek het antwoord op vraag
6.
4
Hoe verhoudt de initiatiefnota zich tot de standpunten van staten en andere spelers
in het internationale debat over autonome wapens? In welke mate is er draagvlak voor
hetgeen wordt voorgesteld in de nota?
Antwoord:
Als er wordt gekeken naar draagvlak en hoe de nota zich verhoudt tot het internationale
debat over autonome wapens is het behulpzaam om een onderscheid te maken tussen statelijke
actoren en niet-statelijke actoren. Om met de eerste te beginnen, er is bij de Conventie
over Bepaalde Conventionele Wapens van de Verenigde Naties (UNCCW) een grote meerderheid
van staten voorstander van regulering van autonome wapensystemen door middel van menselijke
controle. Hieronder vallen onder andere Frankrijk, Duitsland, Noorwegen, Oostenrijk,
Brazilië, Chili, Mexico, Sierra Leone, en New Zeeland. In landen om ons heen worden
er afspraken gemaakt over autonome wapensystemen in regeerakkoorden, Zo stelt het
Duitse regeerakkoord dat autonome wapens zonder menselijke controle internationaal
verboden moeten worden.3 Het Belgische regeerakkoord wil «een regelgevend kader inzake volledig autonome wapensystemen,
en streeft daarbij naar een internationaal verbod.» En Noorwegen wil de noodzakelijk
initiatieven nemen om de ontwikkeling van autonome wapensystemen te reguleren.4
Er is een kleine minderheid van staten die stellen dat het bestaande oorlogsrecht
voldoende houvast geeft om autonome wapens te reguleren. Dit zijn landen als Rusland
en de Verenigde Staten.
Van 13 tot 17 december a.s. komt de UNCCW weer bijeen en worden autonome wapens wederom
besproken. De paper die de Belgische voorzitter bij deze besprekingen zal voorleggen
pleit, evenals de nota van de initiatiefneemster, voor en combinatie van regulering
en verboden. Als ook voor maatregelen om menselijke controle te behouden door middel
van beperkingen tijd, ruimte en typen doelwitten).
Wat betreft de niet-statelijke actoren, is het goed om te verwijzen naar de open brief
die 116 CEOs en oprichters van technologiebedrijven schreven aan de Verenigde Naties
en die inmiddels door duizenden experts in AI en Robotica is ondertekend.5
Zoals reeds genoemd in het antwoord op vraag 1, is het belangrijk om ook het Internationale
Rode Kruis hier te noemen, ook deze gerenommeerde internationale organisatie pleit
voor meer regulering op autonome wapens en een verbod op volledige autonome wapensystemen.
In 2018 en 2021 nam het Europese Parlement resoluties aan die oproepen tot een internationaal
verdrag3 en daarnaast heeft VN secretaris-generaal António Guterres meermaals verklaard
dat dodelijke autonome wapens politiek onacceptabel en moreel verwerpelijk zijn en
dat ze internationaal verboden moeten worden.
5
Hoe rijmt de initiatiefnemer de steeds meer ingewikkelde omstandigheden waarbinnen
de krijgsmacht moet opereren en de personeelstekorten met een inperking van autonome
systemen?
Antwoord:
De initiatiefneemster onderkent de ingewikkelde omstandigheden waarbinnen de krijgsmacht
moet opereren en ziet ook hoe het automatiseren en autonoom maken van militaire taken
een uitkomst kan zijn voor de personeelstekorten waar de Nederlandse krijgsmacht mee
kampt. Het is dan ook cruciaal om hier nogmaals te benadrukken dat de initiatiefneemster
grote toegevoegde waarde ziet in autonome militaire systemen, waaronder autonome wapensystemen.
De initiatiefneemster ziet een moderne krijgsmacht voor zich waarin mens en machine
op een evenwichtige manier met elkaar samenwerken met behulp van geavanceerde systemen.
Zo wordt de krijgsmacht uitgerust voor de toekomst en kan het weerstand bieden tegen
allerlei soorten dreigingen die onontkomelijk op Nederland en de Europese Unie afkomen
(zoals hybride en cyberdreigingen). Wat de initiatiefneemster betreft komen de voorbeelden
van autonome wapens het meest tot hun recht als ze ingezet worden onder betekenisvolle
menselijke controle, hier wordt de sterke kant van de mens gecombineerd met de sterke
kant van de machine.
6
Kan de initiatiefneemster voorbeelden noemen van wat zij als «morele afwegingen» ziet?
Antwoord:
De initiatiefneemster gaat in de nota af op het begrip van moraliteit van hoogleraar
in de militaire ethiek van de Nederlandse Defensie Academie (KMA) Desiree Verweij.
Zij omschrijft ethiek als kritische reflectie op moraal, en daarbij is moraal het
geheel van de normen en waarden van een bepaalde gemeenschap in een bepaalde periode.6 Deze kritische reflectie op moraal is het vermogen om adequaat te kunnen oordelen
over een morele kwestie, wat betekent dat een individu (een moral agent) in staat
is zijn of haar keuzes af te wegen tegen de geldende normen en waarden die in een
specifiek praktijk van toepassing zijn. Normen verwijzen hier naar een geldende regel
die gebaseerd zijn op een onderliggende waarde. Een voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld
de regel in het oorlogsrecht dat strijdende partijen in een oorlog de burgerbevolking
(niet-strijders) met rust laten. Deze regel is gebaseerd op de waarde die we hechten
aan het menselijk leven en het hebben van een menselijk bestaan.
In een militaire context komt ethiek op verschillende momenten naar voren, niet allerminst
omdat men in oorlogsvoering onherroepelijk te maken krijgt met keuzes over leven en
dood. Hierbij moeten inderdaad morele afwegingen worden gemaakt, vrije voorbeelden
hiervan zijn: (1) een commandant die de opdracht moet geven aan zijn soldaten om te
vuren op vijandelijke troepen, terwijl hij weet dat er een risico is op het vallen
van burgerslachtoffers (2) een militair die een ondervoed kind in vijandelijk gebied
niet mag helpen terwijl er voldoende medicijnen op de militaire basis aanwezig zijn,
(3) een dronepiloot op de vliegbasis in Leeuwarden die informatie doorkrijgt van vijandelijke
informanten die hun leiders waarschuwen en dus zo snel mogelijk onschadelijk moeten
worden gemaakt, maar vervolgens via zijn live beelden ziet dat de informanten een
jonge moeder en kind zijn.
Om hier een antwoord op te geven dienen militairen goed te weten wat morele vragen
en dilemma’s zijn. Dit vergt de juiste ethische opleiding om hier op de juiste, menselijke
manier mee om te gaan.
De initiatiefnota voorziet niet in klip klare antwoorden over hoe een morele afweging
er precies als criterium moet uitzien voor betekenisvolle menselijke controle, echter
is de initiatiefneemster wel van mening dat een groot deel van de oplossing ligt in
het ontwikkelen van morele professionaliteit bij het individu. Militairen dienen de
morele competenties te ontwikkelen om met de morele aspecten van de militaire context
om te kunnen gaan. Hierbij worden een aantal suggesties gegeven:
• Bewust worden van de eigen, persoonlijke waarden en de waarden van anderen;
• In staat zijn de morele dimensie van een situatie te herkennen en kunnen zien welke
waarden op het spel staan;
• Kunnen oordelen over een morele vraag;
• Over dit oordeel kunnen communiceren;
• Willen en kunnen handelen naar dit oordeel op een moreel verantwoorde manier;
• Verantwoording willen en kunnen afleggen aan jezelf en aan anderen.7
Zie voor een toelichting op betekenisvolle menselijke controle pagina 15 van de initiatiefnota,
paragraaf 3.2.
7
Hoe denkt de initiatiefneemster bescherming te kunnen blijven bieden als tegenhanger
tegen de landen die wel overgaan tot volledig autonome wapens?
Antwoord:
De grootste bedreiging voor onze nationale, Europese en internationale veiligheid
is dat autonome wapens ongereguleerd worden ingezet. Zonder regulering zal de wereld
in een wapenwedloop terecht komen zoals we deze kennen van de kernwapenwedloop uit
de Koude Oorlog. Het is zaak om de wapenwedloop te voorkomen. Dit is eerder succesvol
gelukt met internationale verdragen, zoals bij clustermunitie en landmijnen. Hier
deden een klein aantal landen ook niet aan mee, maar toch zijn deze verdragen nog
steeds effectief doordat alle landen, ook landen die niet ondertekend hebben, beïnvloed
worden door de nieuwe internationale norm en het leidt tot een stigmatisering van
deze wapens.
Nederland is een voorvechter van een op regels gebaseerde wereldorde met een sterk
multilateraal stelsel. Het is daarin belangrijk dat Nederland zich niet laat leiden
door landen die zulke verdragen niet willen afsluiten, maar juist het multilateralisme
en internationale verdragen inzet om onze fundamentele normen en waarden te verdedigen
en te bestendigen.
Een sterke norm die door veel landen wordt gesteund is beter voor de Nederlandse,
Europese en internationale veiligheid dan een situatie waarin er geen nieuwe norm
wordt gesteld aan (volledig) autonome wapens, met het gevolg dat deze wapens ongereguleerd
breed kunnen worden ingezet door zowel statelijke als niet-statelijke actoren – en
er een ongeremde wapenwedloop ontstaat met alle negatieve gevolgen van dien.
8
De initiatiefneemster geeft aan dat de technologische ontwikkeling niet stil staat.
Zou er ook een mogelijkheid bestaan dat die ontwikkeling ertoe leidt dat het uiteindelijk
toch verantwoord is volledig autonome wapens te gebruiken?
Antwoord:
Het is belangrijk om te benadrukken dat het vraagstuk over autonome wapensystemen
in essentie niet gaat over de technologische mogelijkheden die onze krijgsmacht (en
andere krijgsmachten) tot hun beschikking hebben. Wat de initiatiefneemster betreft
dient de keuze om geweld te gebruiken altijd bij de mens te liggen. Het is fundamenteel
onacceptabel om het gebruik van geweld te delegeren aan een machine. De mens dient
dus altijd in controle te blijven over het gebruik van geweld, ongeacht de mate van
technologische ontwikkeling. Dat deze discussie nu speelt, komt doordat de mogelijkheid
voor het eerst ontstaat door deze technologische vooruitgang. Daarom is het van groot
belang dat hier nu duidelijke politieke, juridische en ethische kaders aan worden
gesteld. Het is in deze goed om nogmaals te verwijzen naar de brief die op 20 augustus
2017 werd verstuurd aan het UNCCW, inzake het verbod of de beperking van het gebruik
van bepaalde conventionele wapens die geacht kunnen worden buitensporig leed te veroorzaken
of een niet-onderscheidende werking te hebben, onder aanvoering van Tesla en SpaceX
topman Elon Musk.8
9
Hoe definieert de initiatiefneemster een «morele afweging», als criterium voor wanneer
er sprake is van betekenisvolle menselijke controle?
Antwoord:
Zie antwoord 6.
10
Ziet de initiatiefneemster de Samsung SGR-A1 Guard Robot in autonome modus respectievelijk
de Goalkeeper CIWS in autonome modus als een volledig autonoom wapensysteem dat verboden
dient te worden? Indien er een verschil is tussen de betiteling van beide wapensystemen,
waarop is dat gebaseerd?
Antwoord:
De initiatiefneemster ziet noch de Samsung SGR-A1 Guard Robot in autonome modus respectievelijk
de Goalkeeper CIWS in autonome modus als een volledig autonoom wapensysteem dat verboden
dient te worden. Het gaat daarbij vooral om de vraag hoe het wapen wordt ingezet.
Is er bij de inzet van deze wapensystemen de mogelijkheid om betekenisvolle menselijke
controle uit te voeren? Kan de mens de effecten van een aanval van de SGR-A1 Guard
Robot voorspellen en controleren? Kan de inzet van de SGR-A1 Guard Robot beperkt worden
in ruimte, tijd en doelwitten?
Vooralsnog kan de initiatiefneemster noch de SGR-A1 Guard Robot noch de Goalkeeper
CWS omschrijven als een volledig autonoom wapensysteem. Wel baart de SGR-A1 Guard
Robot in dat opzicht meer zorgen, aangezien dit een grensrobot is die mogelijkerwijs
(in de toekomst) voor een langere periode en in een relatief minder overzichtelijke
zone ingezet kan worden.
11
Welke definitie van «zwermdrone» hanteert de initiatiefneemster?
Antwoord:
Initiatiefneemster hanteert de volgende definitie van «zwermdrone» van Kallenborn
en Bleek: «Drone swarms consist of multiple unmanned platforms and/or weapons deployed to accomplish
a shared objective, the platforms and/or weapons autonomously altering their behavior
based on communication with one another. Drone swarms are not necessarily fully autonomous.
Humans may still have some level of control such as approving firing decisions.»9
12
Welke definitie van «korte periode» en van «klein gebied» hanteert initiatiefneemster,
om tijd en ruimte te beperken?
Antwoord:
De beperkingen in tijd en ruimte moeten faciliteren dat de mens kan voorspellen en
controleren wat de effecten van een aanval zijn. Hij/zij moet voldoende informatie
over de context hebben om een weloverwogen beslissing te maken. Deze zijn situationeel
afhankelijk, zeer veranderlijk en complex. Het is goed te realiseren dat dit om zeer
exacte beperkingen in tijd en ruimte gaan.
13
Kan de initiatiefneemster aangeven wat zij als geschikte operationele kaders zou zien?
Antwoord:
De initiatiefneemster ziet het inbouwen van betekenisvolle menselijke controle als
het geschikt maken van operationele kaders. Dit betekent dat er in de rolverdeling
tussen mens en machine duidelijke regels en afspraken worden gemaakt om te waarborgen
dat er een menselijke afweging ten grondslag ligt aan het gebruik van geweld.
De initiatiefneemster ziet het als cruciaal dat alle fasen in het huidige doelontwikkelingsproces
(planning, uitvoering en evaluatie) worden doorgelicht om te beoordelen in welke fases
betekenisvolle menselijke controle ingebouwd dient te worden. Hierbij is het vanzelfsprekend
dat er extra focus ligt op de uitvoeringsfase waarin de daadwerkelijke keuze om geweld
in te zetten wordt gemaakt.
14
Hoe denkt de initiatiefneemster te waarborgen dat Nederlandse organisaties betrokken
blijven bij de ontwikkeling wanneer Europese landen wel volledig autonome wapens produceren?
Antwoord:
De Nederlandse industrie en Nederlandse organisaties blijven betrokken bij de ontwikkeling
van autonome wapensystemen. De initiatiefneemster trekt echter de grens bij volledig
autonome wapensystemen. Initiatiefneemster verwacht niet dat de Nederlandse industrie
of organisaties buiten spel worden gezet bij de ontwikkeling van autonome wapens,
als zij zich niet langer bezighouden met de ontwikkeling van volledig autonome wapensystemen. De Duitse Industrie Bond (BDI) heeft zich bijvoorbeeld ook
uitgesproken voor een verdrag over autonome wapens en de ABN AMRO en andere internationale
banken willen niet investeren in volledig autonome wapensystemen.10 Wat de initiatiefneemster betreft zou Nederland niet moeten willen bijdragen aan
de ontwikkeling van fundamenteel onacceptabele systemen zoals volledig autonome wapens.
De verwachting is dat geen enkel Europees land de ambitie heeft om volledig autonome
wapens te ontwikkelen.
15
Kan de initiatiefneemster breder ingaan op de gemaakte vergelijking met nucleaire
en massavernietigingswapens?
Antwoord:
Op 24 april 2019 werd de motie van het lid Koopmans c.s. (Kamerstuk 33 694, nr. 43) van de heer Koopmans (VVD) aangenomen die stelt dat: «nieuwe technologische ontwikkelingen
hebben geleid en zullen leiden tot het ontstaan en de verspreiding van nieuwe wapens
die goedkoper en makkelijker te maken zijn, met de potentie om op ongekend grote schaal
dood en verderf te zaaien en derhalve als massavernietigingswapens beschouwd kunnen
worden.» Deze motie roept de regering op om met gelijkgezinde landen praktisch en
realistische aanjager te zijn van een zo breed gedragen en verstrekkend mogelijk verdrag
of andere bindende internationale regelgeving ter beheersing van de productie, plaatsing,
verspreiding en inzet van nieuwe potentiële massavernietigingswapens.
Volgens de initiatiefneemster schuilt er in de ontwikkeling van volledig autonome wapensystemen inderdaad het gevaar zoals beschreven in de motie van het
lid Koopmans c.s. (Kamerstuk 33 694, nr. 43). Wetenschappers stellen dan ook dat volledig autonome wapens een nieuwe revolutie
zouden zijn in oorlogsvoering na het buskruit en kernwapens.
16
Kan de initiatiefneemster breder toelichten wat wordt bedoeld met «algoritmen»?
Antwoord:
In de context van autonome wapensystemen spreken we over «zelflerende» of «slimme»
algoritmen. Het gaat hier om (delen van) computersystemen die zelf beslissingen kunnen
nemen, dit wordt ook wel kunstmatige intelligentie genoemd. De Europese Commissie
definieert kunstmatige intelligentie als: «systems that display intelligent behaviour by analysing their environment and taking
actions – with some degree of autonomy – to achieve specific goals.»11
Het gevaar van deze «slimme» algoritmen is gelegen in: 1) de menselijke bias die verwerkt
is in deze algoritmen, wat bijvoorbeeld kan leiden tot algoritmen die uit zichzelf
discriminerende keuzes maken; en 2) het gebrek aan transparantie in de besluitvorming
bij deze algoritmen.
17
Betekent de verplichting uit artikel 36 van het aanvullend Protocol 1 bij de verdragen
van de Geneefse conventie van 12 augustus 1949 volgens de initiatiefneemster dat wapens
die niet in staat zijn te voldoen aan de verplichtingen van onderscheid, proportionaliteit
en voorzorgsmaatregelen, in de ogen van de initiatiefneemster krachtens dat artikel verboden
zijn?
Antwoord:
Onder het internationaal humanitair oorlogsrecht zijn bepaalde wapens verboden, namelijk
wapens die onnodig leed en/of buitensporige verwondingen veroorzaken, die een niet-onderscheidend
vermogen hebben of onbeheersbare effecten hebben. In artikel 36 van het aanvullend
Protocol 1 bij de verdragen van de Geneefse Conventie van 12 augustus 1949 is de toets
opgenomen of wapens onder bovengenoemde categorieën verboden wapens vallen. Volgens
initiatiefnemers zijn autonome wapensystemen niet per definitie verboden, omdat zij
niet per se onder bovengenoemde categorieën wapens vallen.
De vraag of de wapens rechtmatig ingezet kunnen worden is een tweede vraag. Bij deze
vraag zijn de criteria van onderscheid, proportionaliteit en voorzorgsmaatregelen
van belang. Deze criteria zijn onverkort van toepassing op autonome wapensystemen.
De verplichting uit artikel 36 betekent dus niet dat autonome wapens verboden kunnen
worden wegens de inzet daarvan, dat ziet immers toe op een andere vraag.
18
Kan de initiatiefneemster toelichten of en zo ja hoe wapensystemen, waarbij het niet
mogelijk is beperkingen aan te brengen in tijd of ruimte, kunnen voldoen aan de algemene
verplichtingen van onderscheid, proportionaliteit en voorzorgsmaatregelen in het humanitair
oorlogsrecht?
Antwoord:
De inzet en het gebruik van (volledig) autonome wapensystemen is niet per definitie
verboden onder internationaal humanitair oorlogsrecht, waaronder de algemene verplichtingen
van onderscheid proportionaliteit en voorzorgsmaatregelen vallen. Wel stelt het ICRC:
«It is the humans subject to IHL who are responsible for applying the law and who
can be held accountable for violations, not the weapon itself. The legal requirements
under rules governing attacks must be fulfilled by those persons who plan, decide
on and carry out attacks, in other words the users of an AWS.»
Met andere woorden is volgens het ICRC het gebruik van (volledig) autonome wapensystemen
zonder betekenisvolle menselijke controle strijdig met het internationaal humanitair
oorlogsrecht.
Voorts zal voor (volledig) autonome wapensystemen waarbij het in zijn geheel niet
mogelijk is om beperkingen aan te brengen in tijd of ruimte bij de inzet van een wapensysteem,
de inzet daarvan strijdig zijn met het humanitair oorlogsrecht. Het is echter eerder
de vraag in hoeverre de inzet van een wapensysteem in tijd en ruimte beperkt wordt.
De beantwoording van die vraag is geheel afhankelijk van de desbetreffende situatie.
Zo zal bij een operatie in een dichtbevolkt gebied een grotere beperking in tijd en
ruimte gevergd worden dan bij een operatie in een dunbevolkt gebied.
19
Kan de initiatiefneemster toelichten of en zo ja hoe inzet van wapensystemen, waarbij
het niet mogelijk is beperkingen aan te brengen in tijdsduur van de inzet of afbakening
van het inzetgebied, onder het Jus ad Bellum kunnen voldoen aan de vereisten voor
de toepasbaarheid van het recht op zelfverdediging uit artikel 51 van het VN-handvest?
Antwoord:
Het jus ad bellum heeft betrekking op de situatie voorafgaand aan een gewapend conflict – is het voeren
van een oorlog gerechtvaardigd? De inzet van wapensystemen bij een gewapend conflict
is echter een vraag die past in het jus in bello, het internationaal humanitair recht, dat toeziet op de situatie ten tijde van gewapende
conflicten.
Artikel 51 van het VN-handvest ziet toe op het jus ad bellum, waarin gesteld wordt dat geen enkele bepaling uit het handvest de individuele en
collectieve zelfverdediging bij een gewapende aanval van een lidstaat beperkt.
Het is daarmee de vraag of de inzet van een wapensysteem – waarbij het niet mogelijk
is beperkingen aan te brengen in tijdsduur van de inzet of afbakening van het inzetgebied –
als een gewapende aanval gekwalificeerd kan worden en of die gewapende aanval voldoet
aan de vereisten voor de toepasbaarheid van het recht op zelfverdediging uit artikel 51
van het VN-handvest. Het antwoord op die vraag zal afhankelijk zijn van de situatie
en daarop kan initiatiefneemster geen eenduidig antwoord verschaffen.
20
Welke juridische definitie van gewapend conflict hanteert de initiatiefneemster? Kan
de initiatiefneemster voorbeelden geven van gewapende conflicten die aan die definitie
voldoen, maar waarbij geen sprake was van geografische afbakening?
Antwoord:
Initiatiefneemster hanteert de definitie van gewapend conflict uit de zaak Tádic,
die als volgt luidt: «an armed conflict exists whenever there is a resort to armed force between States
or protracted armed violence between governmental authorities and organized groups
or between such groups within a State».12 Deze definitie omvat zowel internationale als niet-internationale gewapende conflicten.
Initiatiefneemster kan geen voorbeelden geven van gewapende conflicten die aan bovenstaande
definitie voldoen, waarbij geen sprake was van een geografische afbakening.
21
Kan de initiatiefneemster toelichten hoe de doelstelling van betekenisvolle menselijke
controle gedefinieerd als «controle behouden over de effecten van een aanval op een
doelwit en de omgeving» tot zijn recht komt bij niet autonome wapensystemen in de
casus waarbij een artillerie-eenheid tegenbatterijvuur opent op basis van de via een
tegenbatterijradar verkregen informatie? Kan de initiatiefneemster ook toelichten
hoe de bovengenoemde doelstelling van controle over effecten op de omgeving van een
doelwit plaatsvindt bij de casus van een AGM-88 HARM raket die zich richt op de positie
waarvandaan een vijandelijke radarinstallatie signalen heeft uitgezonden?
Antwoord:
In het doelontwikkelingsproces van de artillerie-eenheid is sprake van betekenisvolle
menselijke controle. De militair heeft kennis en inzicht in de te verwachten effecten
van de AGM-88 HARM raket. Hij/zij is op de hoogte van de context waarin het wapen
wordt gebruikt, bijvoorbeeld of er burgers in de buurt zijn of dat het logisch is
dat de vijand op deze plek wordt gedetecteerd. Daarnaast heeft hij/zij kennis van
het wapensysteem en kan zij daarom een inschatting maken van de impact van het artillerievuur,
door bijvoorbeeld te kijken of het kaliber past bij het te raken doelwit. De mens
kan zodoende een afweging maken die juridisch en ethisch verantwoord is.
In het maken van deze afweging vertrouwt de mens op de nauwkeurige informatie van
de radar. Dit zou ook het geval zijn als hij/zij een doelwit moest raken met een autonoom
wapen. De mens maakt een beslissing op basis van kennis over de context, het wapensysteem
en het gegeven dat er een nauwkeurige beperking is van tijd en geografische inzet.
Dit betekent dat het systeem niet zelfstandig op zoek gaat naar een mogelijk doelwit
in een groot geografisch gebied in een langere tijdsspanne.
22
Kan de initiatiefneemster toelichten hoe zij de relatie tot een ander land ziet indien
dit land zich niet aan wil sluiten bij verdragen van de Geneefse Conventie?
Antwoord:
Het al dan niet aan wil sluiten bij de verdragen van de Geneefse Conventie, is door
de initiatiefneemster niet ter discussie gesteld in de initiatiefnota. Vrijwel alle
staten hebben zich immers al aangesloten bij de verdragen van de Geneefse Conventie
(niet alle landen hebben ook de aanvullende protocollen geratificeerd).
De initiatiefneemster vraagt wel om internationaal, vooral binnen de EU, aan te dringen
bij andere landen om artikel 36 van het aanvullend Protocol 1 bij de verdragen van
de Geneefse conventie 12 augustus 1949 om te zetten in nationale wetgeving. De relatie
met andere landen – met name de lidstaten van de EU – die dit artikel niet hebben
omgezet in nationale wetgeving zal in zoverre niet veranderen. De initiatiefneemster
ziet alleen graag dat Nederland een proactieve rol neemt in internationale gremia
om het belang hiervan te onderstrepen en andere landen aan te sporen om artikel 36
om te zetten in nationale wetgeving.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. (Aukje) de Vries, voorzitter van de vaste commissie voor Defensie -
Mede ondertekenaar
F.H. Mittendorff, adjunct-griffier