Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over het Meerjarenplan 2022-2026 (MJP) van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) (Kamerstuk 35925-XII-4)
35 925 XII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII) voor het jaar 2022
Nr. 73 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 17 december 2021
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen voorgelegd
aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over de brief van 21 september 2021
inzake het Meerjarenplan 2022–2026 (MJP) van de Inspectie Leefomgeving en Transport
(ILT) (Kamerstuk 35 925 XII, nr. 4).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 3 december 2021. Vragen en
antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De fungerend voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Schuurkamp
Vragen en antwoorden
Vraag 1:
Heeft de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) voldoende budget om haar kerntaken
goed en juist te kunnen invullen? Welke taken worden niet of niet juist uitgevoerd
bij onvoldoende budget?
Antwoord:
De ILT vervult haar taken zo goed mogelijk binnen haar beschikbare budget en zal de
inzet altijd moeten prioriteren. Prioriteiten worden vooral gekozen op basis van de
grootste maatschappelijke risico’s uit de ILT-brede risicoanalyse. Daarnaast kijkt
zij vanzelfsprekend naar de wettelijke taken waaraan zij moet voldoen. Ook houdt de
ILT rekening met thema's vanuit de maatschappij. Bij nieuwe of aangepaste wetgeving
brengt de ILT door middel van een Handhaafbaarheids-, Uitvoerbaarheids- en Fraudebestendigheidstoets
(HUF-toets) onder andere in beeld wat de gevolgen zijn voor mensen en middelen. Het
antwoord op de vraag of het budget toereikend is, is vooral een politieke beoordeling.
Daarbij is helder dat meer budget de mogelijkheden vergroot. De ILT voedt de politiek
vanuit haar onafhankelijke rol o.a. door middel van rapporten en signaalrapportages.
Daarnaast geeft zij met het MJP vooraf inzicht in haar werk en legt achteraf met het
jaarverslag hierover verantwoording af.
Vraag 2:
Hoe staat de focus van de ILT om de uitstoot van emissie terug te brengen in verhouding
met de handhavende taak die zij bezit?
Antwoord:
De ILT heeft vanwege het belang van het terugdringen van OAS en F- gassen emissie
een programma opgezet met focus op dit onderwerp. Gefluoreerde broeikasgassen (F-gassen)
dragen bij aan de opwarming van de aarde, Ozonlaag afbrekende stoffen (OAS) breken
de ozonlaag af. Dit vormt een bedreiging voor mens en milieu. In dit programma is
met extra inzet van personeel een beter inzicht verkregen in het werkveld met betrekking
tot OAS en F- gassen. Met gericht toezicht en handhaving wordt gewerkt aan vermindering
van (illegale) emissie van OAS en F- gassen. Er zijn reeds resultaten behaald. De
ILT heeft bijvoorbeeld in 2020 een transport van 1150 illegale flessen koudemiddel
aangehouden. Deze hoeveelheid is vergelijkbaar met een milieubelasting van 38 retourvluchten
van Schiphol naar Sydney met 150 personen aan boord. De ILT geeft in haar jaarverslagen
verder inzicht in de resultaten.
De ILT kan alleen werken aan vermindering van emissies waar zij een handhavende taak
heeft en er een norm is die overschreden wordt. Als de ILT in de praktijk zaken ziet
waarvoor zij niet bevoegd is, of activiteiten die binnen de gestelde norm vallen maar
toch schadelijk zijn, dan kan zij een signaalrapportage sturen aan de verantwoordelijk
bewindspersoon, in dit geval de Staatssecretaris van EZK. Deze draagt zorg voor verzending
aan de Tweede Kamer.
Vraag 3:
Wat is de rol van de ILT in de controle of er vluchtelingen meekomen in grensoverschrijdend
vrachtverkeer?
Antwoord:
De ILT controleert tijdens weginspecties in het goederenvervoer over de weg niet op
de aanwezigheid van vluchtelingen. Als de ILT vermoedt dat met een vrachtwagen vluchtelingen
worden vervoerd, neemt zij direct contact op met de politie.
Vraag 4:
Draagt de ILT bij aan de veiligheid van medewerkers in het openbaar vervoer? En zo
ja, op welke manier doet zij dit?
Antwoord:
De ILT houdt als het gaat over veiligheid in het openbaar vervoer alleen toezicht
op «safety» (een veilige transportoperatie) en houdt geen toezicht op de arbeidsomstandigheden
en sociale veiligheid van medewerkers in het openbaar vervoer. De Inspectie SZW ziet
toe op arbeidsomstandigheden. De politie en bij spoor de handhavers/toezichthouders
van de sector zijn belast met toezien op de sociale veiligheid. Indirect heeft toezicht
van de ILT op bijvoorbeeld de veiligheid van spoor en treinen ook een positief effect
op de veiligheid van de medewerkers.
Vraag 5:
Waarom wordt er niet minimaal voldaan aan de Europese verplichtingen met betrekking
tot de hoeveelheid controles? Is het risico van karakter veranderd of is het puur
een capaciteitsprobleem?
Antwoord:
Vanaf 2022 zal Nederland naar verwachting voldoen aan de Europese norm voor het aantal
(direct) te controleren chauffeursdagen, door de verdere digitalisering van het toezicht,
gecombineerd met fysieke inspecties. Nederland voldoet momenteel niet aan de kwantitatieve
norm voor (directe) controles van gewerkte chauffeursdagen in het wegvervoer, omdat
de ILT zich vooral richt op bedrijven waar de risico’s op overtredingen het grootst
zijn. Het aantal inspecties op wegvervoer is de laatste jaren gedaald door de focus
op ernstige overtredingen, zoals stelselmatige tachograaffraude. Deze inspecties zijn
arbeidsintensief, maar de ILT acht het effectiever om gericht belangrijke risico’s
aan te pakken, zoals tachograaffraude, dan willekeurig een bepaald aantal vrachtwagens
te controleren. Overigens heeft de ILT de afgelopen jaren middels convenanten een
groot aantal chauffeursdagen indirect gecontroleerd. De convenanten lopen eind 2021
af. De ILT wil haar capaciteit liever richten op het verbeteren van de naleving bij
minder goed of ronduit slecht nalevende bedrijven. De capaciteit die daardoor vrijgekomen
is, zet de ILT met name in voor (de ontwikkeling van) digitale bedrijfsinspecties
en fysieke controles langs de weg en in bedrijven.
Vraag 6:
Hoeveel extra capaciteit aan inspecteurs zou de ILT nodig hebben om in het wegvervoer
wel aan de Europese verplichtingen te kunnen voldoen?
Antwoord:
De ILT zet niet in op meer inspecteurs of andere medewerkers, maar wil haar toezicht
met de huidige capaciteit efficiënter en effectiever inrichten. Dit gebeurt met name
door de ontwikkeling van het digitale toezicht.
Vraag 7:
Kunt u toelichten of er efficiëntere alternatieven bestaan om aan deze Europese verplichtingen
te voldoen? Zo ja, hoe wordt de effectiviteit gemeten?
Antwoord:
De ILT verwacht vanaf 2022 door de digitalisering van handhaving meer chauffeursdagen
te zullen controleren en te voldoen aan de norm voor te controleren chauffeurswerkdagen,
zonder dat daarvoor meer personele capaciteit nodig is. Door de digitale inspecties
zal het totale aantal gecontroleerde chauffeursdagen immers zodanig toenemen dat de
Europese norm naar verwachting gehaald zal worden. Met dezelfde capaciteit kunnen
meer dagen worden gecontroleerd dan nu het geval is. De ILT legt bij alle inspecties
vast hoeveel chauffeursdagen zijn gecontroleerd en welke overtredingen zijn begaan.
Zodoende kan het effect van haar inspanningen op het voldoen aan de verplichtingen
worden gemonitord.
Vraag 8:
Is door de inzet van slimmer en risicogerichter handhaven de pakkans feitelijk vergroot?
Antwoord:
De inzet van de ILT is gericht op de aanpak van de grootste maatschappelijke risico’s.
De ILT kiest de aanpak die naar verwachting de grootste invloed heeft op het verminderen
van een maatschappelijk risico. Bij grote risico’s en meer complexe onderwerpen wordt
de aanpak uitgewerkt in een samenhangend programma. Op deze manier zetten we de beschikbare capaciteit en middelen zo effectief mogelijk in. De kans om meer overtredingen
op te sporen is groter als de inspectie optimaal gebruik maakt van de kennis en informatie
die er is en op basis daarvan kiest om op bepaalde plekken, bepaalde tijden of bij
bepaalde bedrijven te inspecteren. De pakkans voor slecht nalevende bedrijven wordt
daardoor vergroot.
Vraag 9:
Hoe kan de ILT een eventuele grotere pakkans zichtbaar maken?
Antwoord:
De ILT is volop actief om haar werk zichtbaar te maken. Daarmee verhoogt de inspectie
de gepercipieerde pakkans. Dat doet de ILT door te rapporteren over de behaalde resultaten
in het jaarverslag. En hierover te communiceren via media: online, social en pers.
Denk hierbij aan interviews met inspecteurs, podcasts, video’s over inspecties en
inspectieresultaten.
Vraag 10:
Kunt u uiteenzetten in hoeverre zichtbaarheid en transparantie worden gezien als belangrijke
factoren voor het vertrouwen in het toezicht?
Antwoord:
Zichtbaarheid en transparantie zijn belangrijke factoren voor het vertrouwen in de
overheid. Daar zet de ILT als toezichthouder ook op in. Van toezichthouders wordt
steeds vaker verwacht dat ze informatie over hun toezicht en onder toezicht staande
organisaties publiceren. Dat doen ze om burgers in staat te stellen keuzes te maken,
om onder toezicht staande partijen te bewegen zich aan wet- en regelgeving te houden
en om verantwoording af te leggen. In 2020 is een publicatie uitgebracht als onderdeel
van een interdepartementaal onderzoek waarin wetenschappers en verschillende toezichthouders
samenwerken1. Geconcludeerd wordt dat transparantie van toezichtsbevindingen doorgaans een positief
effect heeft op vertrouwen in toezichthouders.
Vraag 11:
Kunt u toelichten in hoeverre Nederland inzet op minder fysieke handhaving in het
wegvervoer in plaats van meer fysieke handhaving?
Antwoord:
De ILT zet niet in op minder fysieke handhaving. Vanwege de (per definitie) schaarse
capaciteit denkt zij goed na over waar fysieke handhaving plaats moet vinden. Dit
gebeurt ILT-breed aan de hand van de ILT-brede risicoanalyse. Hierdoor worden inspecteurs
en andere medewerkers ingezet op die onderwerpen en op die plekken waar het maatschappelijk
effect het grootste is. Onder meer hiervoor is het Programma Slim en Veilig Goederenvervoer
over de Weg in gang gezet. Binnen het wegvervoer zorgt digitaal toezicht voor een
betere informatiepositie, waardoor het toezicht toegespitst kan worden op bedrijven
waar de maatschappelijke risico's het grootste zijn. Digitaal toezicht is geen vervanging
van fysieke handhaving, maar deze activiteiten vullen elkaar en aan en versterken
elkaar.
Vraag 12:
Is het digitaal toezicht bij wegtransport ingericht voor alleen Nederlandse vervoerders
of ook voor buitenlandse vervoerders?
Antwoord:
De ILT houdt op verschillende manieren toezicht op de naleving van de regels voor
wegvervoer. Enerzijds door middel van weginspecties en anderzijds door middel van
bedrijfsinspecties, zowel fysiek als digitaal. Voor weginspecties maakt de ILT gebruik
van technische hulpmiddelen. Zo maakt zij gebruik van het Weigh In Motion (WIM) systeem,
waarbij de aslasten van voertuigen worden gemeten om vast te stellen of sprake is
van overbelading. Ook experimenteert zij sinds enige maanden met de toepassing van
een systeem voor Direct Short Range Communication (DSCRC), waarmee tachograafgegevens
op korte afstand kunnen worden uitgelezen, op of langs de weg. Deze weginspecties
richten zich op alle (Nederlandse én buitenlandse) vervoerders op Nederlands grondgebied.
Het bedrijfsmatige digitale toezicht kan de ILT alleen houden op in Nederland gevestigde
vervoerders.
Vraag 13:
Wat betekent het voor de handhaving op buitenlandse voertuigen indien het digitaal
toezicht alleen voor Nederlandse vervoerders geldt?
Antwoord:
De ILT houdt op verschillende manieren toezicht op de naleving van de regels voor
wegvervoer. Enerzijds door middel van weginspecties en anderzijds door middel van
bedrijfsinspecties en digitaal toezicht. Het bedrijfsmatige digitale toezicht kan
de ILT alleen houden op in Nederland gevestigde vervoerders. De weginspecties richten
zich op alle (Nederlandse én buitenlandse) vervoerders op Nederlands grondgebied.
Buitenlandse voertuigen worden nu langs de weg gecontroleerd en dat blijft zo.
Vraag 14:
Hoe heeft de ILT de 130 extra fte die zijn aangenomen verdeeld? Hoeveel fte daarvan
zijn daadwerkelijk aan het inspecteursteam (verdeeld over de verschillende werkvelden)
toegevoegd? Om welke competenties gaat het hierbij?
Antwoord:
De ILT heeft met de extra beschikbaar gestelde middelen de capaciteit met circa 130
fte uitgebreid. De extra capaciteit is 87% capaciteit voor het primaire proces. Deze
capaciteit komt direct ten goede aan handhaving. Het gaat om inspecteurs, analysecapaciteit,
informatievoorziening en programma- en projectleiders. De overige 13% is indirecte
capaciteit, zoals management, juridische capaciteit en overige ondersteuning.
De ILT wil selectiever, effectiever en reflectiever werken; op basis van risicoanalyses,
informatie gestuurd en meer programmatisch. De competenties voor inspecteurs zijn
gericht op enerzijds vakmanschap in het vak van inspecteur en anderzijds kennis van
de wetgeving en het toezichtsterrein. Daarnaast is bij de ILT sprake van een ontwikkeling
van inspectiewerkzaamheden naar meer data-analytische werkzaamheden, en van uitvoerende
naar meer signalerende vaardigheden.
Vraag 15:
Kunt u cijfers verstrekken over de veronderstelde verbeterde detectie bij weginspecties,
gelet op het feit dat het digitale toezicht de inspecties risicogerichter maakt en
we dat terug zouden moeten zien in de detectieaantallen?
Antwoord:
De ILT is pas recentelijk gestart met digitaal toezicht in het wegvervoer. Dit betekent
dat dit nog geen directe gevolgen heeft gehad voor de wijze van (risicogericht) toezicht
langs de weg. Wel experimenteert de ILT sinds enkele maanden met zogenoemde DSRC-apparatuur.
Door middel van DSRC-apparatuur kunnen enkele overtredingen met betrekking tot de
tachograaf beter ontdekt worden. Concrete cijfers ontbreken nog, maar de eerste ervaringen
van de inspecteurs met de toepassing van DSRC-apparatuur in deze pilot zijn overwegend positief.
Vraag 16:
Hoe kunt u ervoor zorgen dat de capaciteit minimaal op het niveau van de wettelijke
verplichtingen is?
Antwoord:
Er is geen algemene wettelijke, kwantitatieve verplichting voor capaciteit. Zie ook
het antwoord op vraag 1. De ILT verwacht vanaf 2022 door de digitalisering van handhaving
beduidend meer dagen te zullen controleren en te voldoen aan de Europese norm voor
te controleren werkdagen van chauffeurs die wegvervoer verrichten.
Vraag 17:
Hoe maakt de ILT de afwegingen met betrekking tot de risico’s waar zij zich op focussen
binnen de verschillende werkvelden?
Antwoord:
De ILT wil de capaciteit vooral inzetten waar zij de grootste bijdrage aan veiligheid,
vertrouwen en duurzaamheid kan leveren en waar het handelen van de ILT het grootste
effect kan sorteren. Keuzes voor de inzet tussen werkvelden gebeurt aan de hand van
de drieslag: ILT-brede risicoanalyse (IBRA), wettelijke- en verdragsrechtelijke verplichtingen,
en maatschappelijke thema’s. Ook binnen werkvelden worden prioriteiten gesteld aan
de hand van deze criteria.
Vraag 18:
Kunt u uitleggen hoe de ILT de afweging heeft gemaakt om de focus te leggen in het
toezicht op de vijf genoemde afvalstromen?
Antwoord:
De ILT werkt informatiegestuurd en risicogericht. De ILT baseert haar afweging om
focus te leggen op specifieke onderwerpen op de informatie die tot de ILT beschikbaar
staat, en een analyse van de bijbehorende maatschappelijke risico’s. Voor afvalstromen
baseert de ILT dit onder andere op de milieuschade van geregistreerde en ongeregistreerde
afvalstromen, zoals omgeschreven in de ILT-brede risicoanalyse. De ILT heeft bijzonder
aandacht voor afvalstromen die vallen onder de transitieagenda’s voor een circulaire
economie, omdat afval- en reststromen vaker als product worden toegepast. Kunststof,
elektronica, kleding, bouwstoffen en batterijen komen vanuit de transitieagenda’s als de vijf focusstromen naar
voren. Maar de ILT richt zich ook op andere stromen, zoals chemische reststromen,
(scheeps)brandstof, kwikhoudend afval, voertuigen en sloopschepen. De ILT beperkt
zich daarbij tot de afvalstromen waar zij een wettelijke toezichtstaak voor heeft.
Daarbij werkt zij ook samen met andere toezichthouders zoals omgevingsdiensten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
B. Schuurkamp, adjunct-griffier