Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 25 november 2021, over Samenstelling en opdracht onderzoekscommissie evacuaties Afghanistan
27 925 Bestrijding internationaal terrorisme
Nr. 876
                   VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
            
Vastgesteld 16 december 2021
De vaste commissie voor Defensie en de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken hebben
                     op 25 november 2021 overleg gevoerd met de heer Kamp, Minister van Defensie, en de
                     heer Knapen, Minister van Buitenlandse Zaken, over:
                  
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 23 november 2021 inzake samenstelling
                              en opdracht onderzoekscommissie evacuaties Afghanistan (Kamerstuk 27 925, nr. 875);
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 29 oktober 2021 inzake uitvoering
                              van de gewijzigde motie van het lid Boswijk c.s. over een onderzoek door een onafhankelijke
                              externe commissie (Kamerstuk 27 925, nr. 838) (Kamerstuk 27 925, nr. 871).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Defensie, Aukje de Vries
De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Wilders
De griffier van de vaste commissie voor Defensie, De Lange
Voorzitter: Aukje de Vries
Griffier: De Lange
Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Belhaj, Boswijk, Brekelmans, Jasper
                  van Dijk, Eppink, Fritsma, Piri en Aukje de Vries,
               
en de heer Kamp, Minister van Defensie, en de heer Knapen, Minister van Buitenlandse
                  Zaken.
               
Aanvang 14.00 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag. Welkom allemaal bij dit commissiedebat over de samenstelling en opdracht
                     onderzoekscommissie evacuaties Afghanistan van de vaste Kamercommissie voor Defensie.
                     Allereerst natuurlijk welkom aan de bewindspersonen en aan de Kamerleden. Wij hebben
                     van 14.00 uur tot 17.00 uur de tijd. Ik wilde voorstellen dat we vier minuten spreektijd
                     afspreken en zes vragen in de eerste termijn. Dan gaan we even kijken hoever we komen.
                     Dat was het volgens mij. Ik kijk nog even naar de griffier. Dank. Dan wil ik als eerste
                     het woord geven aan mevrouw Piri van de PvdA.
                  
Mevrouw Piri (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Ik denk dat het goed is om even stil te staan bij de vraag
                     waarom de Kamer heeft gevraagd om deze onderzoekscommissie. Er is de afgelopen maanden
                     nogal wat gebeurd. Vanaf april, op het moment dat bekend werd dat de westerse troepen
                     zich terugtrokken, zagen we dat er bij het kabinet geen enkel gevoel van urgentie
                     was over het in veiligheid brengen van de lokale medewerkers. We hebben geconstateerd
                     dat verschillende Kamermoties niet zijn uitgevoerd. We zagen ruzie en afschuiven tussen
                     zowel ministers als ministeries, een onbekwame crisisstructuur en een puinhoop in
                     de mailbox. En eigenlijk tot kort voordat Kabul viel, zagen we een heel restrictief
                     beleid met betrekking tot wie geholpen zou worden. Er is kostbare tijd verspild en
                     daarmee zijn mensenlevens in gevaar gebracht. Tot op de dag van vandaag zitten in
                     Afghanistan vele oud-medewerkers van de Nederlandse missie in doodsangst ondergedoken.
                     We weten inmiddels dat er zelfs een tolk – die zich in juni al had gemeld voor evacuatie
                     – is vermoord.
                  
Dit alles had als consequentie dat zestien van de negentien partijen in deze Kamer
                     het beleid van het kabinet hebben afgekeurd. En dat heeft geleid tot het opstappen
                     van twee ministers. De Kamermotie die is aangenomen, vroeg om een extern en onafhankelijk
                     onderzoek, omdat wij echt vinden dat de onderste steen boven moet. Wat is er in die
                     afgelopen maanden precies gebeurd? Wat dat betreft was ik dan ook zeer verbaasd over
                     de voordracht van de heer De Grave. Laat ik meteen vooropstellen dat ik geen enkele
                     twijfel heb over de deskundigheid, de capaciteit en de lange staat van dienst van
                     de heer De Grave. Ik heb wel problemen met iets anders. Ik vind dat je bij zo'n serieus
                     onderzoek echt elke schijn van partijdigheid moet voorkomen. En zijn benoeming draagt
                     niet bij aan het vertrouwen in de bevindingen van de commissie.
                  
Ik heb daar twee redenen voor. De eerste is dat het hier een voormalige Minister van
                     Defensie betreft, terwijl het onderzoek zich juist zou moeten richten op drie ministeries,
                     waaronder het Ministerie van Defensie, het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het
                     Ministerie van JenV. Dan ligt het niet voor de hand om een oud-bewindspersoon van
                     een van die drie ministeries te benoemen. De tweede reden is: als je kijkt naar welke
                     bewindspersonen een hoofdrol hebben gespeeld, dan zijn er drie van de vijf van VVD-huize,
                     namelijk de voormalige Minister van Buitenlandse Zaken de heer Blok, de Staatssecretaris
                     Broekers-Knol en de premier. Als drie van de vijf te onderzoeken bewindspersonen van
                     VVD-huize zijn, lijkt het me niet heel logisch om een prominente VVD'er aan te stellen
                     om dit onderzoek te leiden. Ik neem het dit kabinet dan ook kwalijk dat zij de heer
                     De Grave in deze zeer ongemakkelijke positie hebben gebracht en dat ze de indieners
                     van de motie niet hebben geconsulteerd voordat zij met deze voordracht naar buiten
                     zijn gekomen. Daarom wil ik, zoals al eerder aangekondigd, graag een tweeminutendebat
                     aanvragen om een motie in te dienen om te komen tot een nieuwe voordracht voor de
                     voorzitter van de onderzoekscommissie.
                  
Wij begrijpen dat de onderzoeksopdracht nog niet geheel helder is. Ik wil in ieder
                     geval een paar punten meegeven. Er moet echt worden gekeken naar de communicatie met
                     de evacués en ook natuurlijk naar de betrokkenen, de te evacueren mensen. Ik zie dat
                     mijn tijd doortikt, vandaar dat ik even haper. Ik heb toch nog een halve minuut, voorzitter?
                  
De voorzitter:
Ik kijk even naar de griffier. Ja, dat klopt.
Mevrouw Piri (PvdA):
Ik wil ook graag dat er wordt gekeken naar het contact met de vrijwilligers die allemaal
                     op vele manieren betrokken waren bij de evacuatie. Qua tijdslijn wil ik nog meegeven
                     dat de te onderzoeken periode voor de commissie natuurlijk beperkt is. Ik zie dat
                     er geen einddatum is gesteld. Ik hoor graag wat de bewindspersonen als einddatum zien.
                     Het lijkt mij gewenst om dat zo snel mogelijk te doen en het liefst in het voorjaar.
                  
Tot slot, voorzitter, wil ik alleen nog zeggen dat ik mijn bijdrage ook heb gedaan
                     namens de fracties van GroenLinks en Volt. Dat was ik aan het begin vergeten.
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Boswijk. Excuus, voordat ik de heer Boswijk
                     het woord geef, geef ik het woord aan de heer Brekelmans voor een interruptie.
                  
De heer Brekelmans (VVD):
Ja, ik heb goed proberen te luisteren naar de logica die mevrouw Piri hanteert. Zij
                     zegt: «We hebben een voorzitter die deskundig is, wiens deskundigheid niet in twijfel
                     kan worden getrokken. Als je kijkt naar zijn huidige functies en zijn nevenfuncties,
                     dan is daar ook geen enkele twijfel over. Maar omdat die persoon drie jaar geleden
                     en daarvoor politieke functies heeft vervuld, kan hij niet neutraal opereren». Zijn
                     dat het principe en de logica die mevrouw Piri hier zou willen neerleggen, en dan
                     ook voor toekomstige onderzoeken en in andere functies? Is dat voor haar het principe
                     dat ze hanteert?
                  
Mevrouw Piri (PvdA):
Ik hou me graag liever bij mijn eigen bijdrage in plaats van de samenvatting van de
                     heer Brekelmans. Als je kijkt naar deze onderzoekscommissie en het feit dat de opdracht
                     vanuit de Kamer heel expliciet is om te kijken wat er op die drie ministeries is gebeurd,
                     dan ligt het volgens mij niet voor de hand om voor déze opdracht te kijken naar een
                     oud-bewindspersoon van een van die ministeries. En als je dan kijkt om welke ministers
                     en staatssecretarissen of premier het gaat en ziet dat drie van de vijf van één bepaalde
                     politieke kleur zijn, dan ligt het volgens mij ook niet voor de hand om een heel prominent
                     lid van diezelfde partij aan te stellen.
                  
Ik twijfel niet aan de integriteit en deskundigheid van de heer De Grave. Maar ik
                     vind dat bij een onderzoek waarbij mensenlevens in gevaar zijn gebracht, waarbij we
                     weten dat nog steeds heel veel mensen in Afghanistan in doodsangst zitten, en we nog
                     moeten afwachten of zij allemaal door ons in veiligheid kunnen worden gebracht, het
                     onderzoek daarnaar niet eens de schijn van partijdigheid mag hebben. En daaraan ga
                     je hier dus voorbij door de heer De Grave aan te stellen als leider van dit onderzoek.
                  
De voorzitter:
De heer Brekelmans. Ik wil wel vragen om te proberen te zorgen voor iets beknoptere
                     interrupties en misschien dan ook iets beknoptere antwoorden. De heer Brekelmans.
                  
De heer Brekelmans (VVD):
Ik ga mijn best doen. Ik zoek hier naar welk principe mevrouw Piri hanteert. We zien
                     natuurlijk heel vaak dat een oud-politicus een onderzoek leidt of een andere functie
                     vervult waarbij neutraliteit wordt verwacht. Ik kan als voorbeeld mevrouw Jetta Klijnsma
                     noemen, die Staatssecretaris van Sociale Zaken was en vervolgens in de onderzoekscommissie
                     naar de kinderopvangtoeslag heeft gezeten. Dat is exact dezelfde situatie. Ze heeft
                     voor een van de betrokken ministeries gewerkt, had daarvoor een politieke kleur, maar
                     van haar wordt verwacht dat ze in haar nieuwe functie een neutrale positie inneemt.
                     Ik heb de PvdA en mevrouw Piri toen ook niet horen zeggen: we trekken de positie van
                     mevrouw Klijnsma in twijfel. Ik kan een heleboel van dit soort voorbeelden noemen.
                     Ik doe dat eerlijk gezegd liever niet, omdat ik ervan uitga dat wanneer iemand jaren
                     eerder een politieke functie heeft gehad, maar vervolgens gevraagd wordt voor een
                     neutrale positie, die persoon dat op een neutrale manier kan invullen. Ik zou voor
                     het bredere functioneren van ons bestuur aan dat principe willen vasthouden. Vandaar
                     dat ik ook die algemene vraag aan mevrouw Piri stel.
                  
Mevrouw Piri (PvdA):
Dank voor deze vraag, voorzitter. Ik zit net als de heer Brekelmans zeven maanden
                     in deze Kamer. Hij komt nu met een voorval dat wij volgens mij allebei niet hebben
                     meegemaakt en waarvan ik ook eerlijk gezegd de precieze onderzoeksopdracht niet ken.
                     Bovendien was mevrouw Klijnsma volgens mij ook niet de voorzitter van die onderzoekscommissie.
                     Hier kennen we de samenstelling van de commissie nog niet eens, dus over de andere
                     leden kunnen we het niet hebben. We hebben het nu over de voorzitter, die namelijk
                     ook zelf kiest wie hij verder aanstelt in die commissie. Dat weten we nog niet, want
                     op dat punt zijn we nog niet beland. Ik wil er best alsnog induiken. Het lijkt me
                     ook niet gepast als specifiek mevrouw Klijnsma werd verzocht om te kijken naar de
                     rol die haar oude ministerie en misschien een oud-PvdA-bewindspersoon had gespeeld.
                     Ik zeg u het eerlijke antwoord: als dat zo was, dan zou ik daar ook tegen zijn. Maar
                     nu, in deze casus, stel ik de vraag terug aan de heer Brekelmans: was het niet beter
                     geweest om bij zo'n serieus onderzoek zelfs die schijn van partijdigheid te vermijden?
                     Vindt u het oké om een oud-minister van Defensie, een van de drie ministeries die
                     onderzocht moeten worden, aan te stellen voor dit onderzoek? Dat is mijn vraag terug
                     aan de heer Brekelmans.
                  
De heer Brekelmans (VVD):
Ik zal er zo meteen in mijn bijdrage iets over zeggen. Ik vind niet dat het feit dat
                     iemand jaren eerder partijpolitieke functies heeft vervuld, de schijn van partijdigheid
                     wekt. Dat zou betekenen dat dat geldt voor iedere oud-politicus die daarna een neutrale
                     functie vervult. Dan kan ik Jeroen Dijsselbloem noemen, die nu voorzitter is van de
                     Onderzoeksraad voor Veiligheid. Hij doet talloze onderzoeken op allerlei terreinen
                     waar bewindspersonen van alle politieke kleuren bij betrokken zijn. Ik ga ervan uit
                     dat hij dat op een neutrale manier invult. Ik ga er ook van uit dat mevrouw Klijnsma
                     dat destijds gedaan heeft, terwijl het ook een onderzoek was naar iets heel politiek
                     gevoeligs, terwijl zij nog zeer recent actief was op een ministerie en een politieke
                     kleur heeft. Ik zou die glijdende schaal dus helemaal niet af willen gaan. Ik zou
                     ook geen onderscheid willen maken – zoals mevrouw Piri suggereert – tussen dat iemand
                     wel voorzitter kan zijn en niet in een commissie kan zitten. Laten we er met z'n allen
                     van uitgaan dat iemand die al een aantal jaren niet meer politiek actief is en niet
                     meer op een ministerie werkt, zijn functie – gegeven zijn deskundigheid en gegeven
                     zijn huidige functies en nevenfuncties – gewoon op een neutrale manier invult.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Piri, tot slot.
Mevrouw Piri (PvdA):
Ja, daar wil ik dan toch even op reageren. De heer Brekelmans geeft gewoon geen antwoord
                     op de vraag. Mijn vraag ging niet over de politieke kleur van de heer De Grave. Mijn
                     vraag was: vindt u het dan gepast dat een voormalige Minister van Defensie moet kijken
                     naar hoe onder andere het Ministerie van Defensie gefunctioneerd heeft in deze crisis?
                     Dat was de vraag. En dan komt u met allerlei voorbeelden. U haalt onder anderen de
                     heer Dijsselbloem erbij, die volgens mij voorzitter is van de OVV. Bij mijn weten
                     is de heer De Grave dat niet en is hij als individueel persoon en niet als voorzitter
                     van een onderzoekscommissie gevraagd. Dus uw voorbeelden sporen niet echt helemaal
                     met waar we het hier over hebben. Bij dit onderzoek is heel concreet de vraag: wat
                     is er gebeurd tussen die ministeries? Wat was de verantwoordelijkheid van onder anderen
                     de Minister van Defensie, de Minister van Buitenlandse Zaken en de Staatssecretaris
                     van Justitie en Veiligheid? Dan ligt het ook niet voor de hand om een oud-minister
                     van Buitenlandse Zaken aan te stellen en ook niet om een oud-bewindspersoon van JenV
                     aan te stellen. Dat bent u toch met me eens?
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Belhaj van D66, die ook een interruptie heeft.
Mevrouw Belhaj (D66):
Ik probeer te begrijpen wat we hier aan het doen zijn. Dat klonk ironisch, maar dat
                     is oprecht. Ik probeer te begrijpen wat mevrouw Piri zegt, want ze herhaalt: iemand
                     die Minister van Defensie is geweest, kan niet zo'n onderzoek leiden. Mijn vraag aan
                     haar is: welke aannames zitten daarachter?
                  
Mevrouw Piri (PvdA):
Het verbaast mij dan weer dat dit debat mevrouw Belhaj verbaast. We hebben het hier
                     over de integriteit van de uitkomst straks van een onderzoek naar misschien wel een
                     van de naar mijn mening grootste dieptepunten die we de afgelopen jaren hebben meegemaakt.
                     We hebben ons lokale personeel gewoon keihard in de steek gelaten. Gelukkig had ik
                     mevrouw Belhaj de afgelopen maanden aan mijn zijde als het ging om het gevecht om
                     voor die mensen op te komen. Wij vonden hier van links tot rechts in deze Kamer dat
                     dat onderzoek moet plaatsvinden. Zestien van de negentien partijen hebben uitgesproken
                     dat ze het beleid dat de afgelopen maanden door dit kabinet is gevoerd, afkeuren.
                     Mevrouw Belhaj's partij heeft dat niet gedaan, maar vroeg wel om een onderzoek. U
                     moet het dan toch met mij eens zijn dat er boven dat onderzoek niet eens de geur van
                     partijdigheid moet hangen? En dat we ervan uit moeten gaan...
                  
De voorzitter:
Ik ga nu wel even ingrijpen, want er gaat nu telkens weer een wedervraag gesteld worden.
                     Volgens mij is de bedoeling van een interruptie dat mevrouw Belhaj een vraag stelt
                     en dat u antwoordt. Dat gaat nu steeds met een wedervraag en ik ben bang dat we dan
                     met elkaar in een hele lange discussie komen. Misschien dat u dus nog kort kunt reageren
                     op de vraag van mevrouw Belhaj?
                  
Mevrouw Piri (PvdA):
U vraagt: wat ligt er onder de gedachte dat je niet een oud-minister van Defensie
                     dit onderzoek laat doen? Je wilt gewoon zeker zijn dat er op een objectieve manier
                     wordt gekeken naar wat daar heeft plaatsgevonden en hoe de communicatie ging tussen
                     de ambtenaren en de Minister, en tussen de verschillende ministeries. En dan ligt
                     het niet voor de hand om daar een oud-bewindspersoon van een van die drie departementen
                     voor aan te stellen.
                  
Mevrouw Belhaj (D66):
Dat was niet mijn vraag. Mijn vraag was eigenlijk: welke aanname ligt er ten grondslag
                     aan de suggestie die mevrouw Piri wekt, dat zo iemand niet objectief zou kunnen zijn?
                     Daar heeft ze over nagedacht.
                  
Mevrouw Piri (PvdA):
Het gaat er niet om of de persoon objectief kan zijn of niet. De schijn van partijdigheid
                     hangt erboven.
                  
Mevrouw Belhaj (D66):
Dat iemand twintig jaar geleden Minister van Defensie is geweest, wekt dus de schijn
                     dat iemand dit onderzoek niet zou kunnen doen? De aanname is dus dat iemand niet integer
                     is of niet objectief kan handelen?
                  
Mevrouw Piri (PvdA):
Dat is mijn conclusie, samen opgeteld met de andere argumenten die ik heb gegeven,
                     namelijk de politieke kleur en de prominentie van de heer De Grave binnen de VVD en
                     het feit dat drie van de vijf te onderzoeken bewindspersonen van de VVD zijn.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord nu aan de heer Boswijk van het CDA.
De heer Boswijk (CDA):
Ja, dank u wel voorzitter. Ik meld gelijk even dat ik helaas niet de hele vergadering
                     aanwezig kan zijn, maar ik probeer het nu meteen goed te doen.
                  
Afgelopen zomer hadden we wat mijn buurvrouw al even een «dieptepunt» noemde. Ik denk
                     dat dat terecht is. Ik noemde het destijds ook in mijn bijdrage in het allereerste
                     debat een «clusterfuck». Dat werd daarna nog een paar keer herhaald door een aantal
                     mensen. Ik sta daar nog steeds achter, zeker als ik nu na een wat langere tijd terugkijk
                     en denk: wat hebben we eigenlijk allemaal meegemaakt? Het is daarom heel belangrijk
                     om de feiten boven tafel te krijgen. Wat is er gedaan of misschien juist niet, op
                     welk moment, door wie? Maar de vraag is vooral ook: wat kunnen we hiervan leren? En
                     welke mogelijke juridische consequenties kunnen hieruit worden afgeleid? Daarom hebben
                     we met een aantal partijen deze motie ingediend voor een onafhankelijk onderzoek naar
                     de hele periode van evacuatie. Dan hebben we het over een periode van ongeveer januari
                     tot en met september.
                  
Een aantal weken geleden werd duidelijk dat meneer De Grave voorzitter zou worden
                     van deze commissie en ik heb daar meteen met een tweet vanuit de heup op gereageerd.
                     Ik heb daarover in de plenaire zaal gezegd dat dat niet handig is geweest. Het is
                     niet netjes richting meneer De Grave. Tegelijkertijd heeft wat meer onderzoek vanuit
                     mijn kant ook wel doen beseffen dat er in het verleden vaker commissies zijn geweest
                     waarin oud-bewindspersonen soms ook onderzoeken doen waar hun oude ministerie bij
                     betrokken is. Meneer Brekelmans noemde dat net al even. Dan is de vraag: zou deze
                     voorzitter in staat kunnen zijn om een onafhankelijk onderzoek te doen? En dan is
                     mijn volle overtuiging: ja. Ik denk ook dat we moeten voorkomen dat we alles politiek
                     gaan maken, en dat we het vertrouwen moeten geven dat dit een onafhankelijke commissie
                     gaat zijn. We gaan dat onderzoek allemaal afwachten. Ik ben vooral benieuwd wat ongeveer
                     de planning gaat zijn en of er al nagedacht is over de verdere commissie qua aantallen
                     personen.
                  
De voorzitter:
Voordat ik het woord aan de heer Jasper van Dijk geef, is er een interruptie van de
                     heer Fritsma van de PVV. Volgens mij was hij eerder.
                  
De heer Fritsma (PVV):
De heer Boswijk heeft inderdaad gereageerd op de benoeming van de heer De Grave met
                     de tekst: dit lijkt mij niet echt onafhankelijk. Hij zegt nu dat dat niet netjes,
                     niet handig was. Maar op grond van welke inhoud is hij dan van mening veranderd? Want
                     uw eerste instinct was natuurlijk wel terecht. Die tweet verdween. Misschien bent
                     u teruggefloten, misschien is het op eigen initiatief gebeurd, maar waardoor, op welke
                     inhoud, bent u van mening veranderd?
                  
De heer Boswijk (CDA):
Even voor de duidelijkheid: de tweet bestaat gewoon nog. Ik heb hem laten staan, omdat
                     ik ook gewoon een mens ben. Ik heb die tweet puur uit emotie de wereld ingestuurd.
                     Waarom heb ik hem gestuurd? Ik zag dat hij Minister van Defensie was geweest en in
                     mijn herinnering was hij eigenlijk van een recentere tijd. Ik had hem ergens rond
                     2006 in mijn hoofd, maar rond die tijd was het meneer Kamp, geloof ik. Maar goed,
                     dat was dus een fout in mijn hoofd. Ik dacht eerlijk gezegd dat het van een veel recentere
                     periode was. Ik heb er daarna ook nog over na zitten denken en ik denk: dit is gewoon
                     puur uit emotie en het is niet verstandig geweest. Ik heb ook even gekeken hoe het
                     in andere onderzoeken gaat en er zijn meerdere onderzoeken geweest met daarin vaak
                     bewindspersonen. Dat werd net ook al gezegd. Ik vind het ergens ook wel een verantwoordelijkheid
                     voor ons als Kamer – ik heb daar dus zelf een misstap in gemaakt – dat we ervoor moeten
                     waken om alles politiek te maken. Soms moeten we ook weleens iets meer vertrouwen
                     in elkaar hebben. Vandaar dat ik tot de conclusie ben gekomen dat het niet verstandig
                     was. Ik denk dat meneer De Grave dit onderzoek heel goed kan doen. En of dat zo is,
                     zullen we zien als het onderzoek is afgerond.
                  
De heer Fritsma (PVV):
We moeten inderdaad niet alles politiek maken. En juist daarom klopt deze benoeming
                     niet. U probeert het nu te downplayen door te zeggen: de heer De Grave is Minister
                     van Defensie geweest. Maar hij is niet alleen Minister van Defensie geweest, hij is
                     ook een VVD'er. Dus iemand van de VVD moet het handelen onderzoeken van een regering
                     waar zijn eigen partij onderdeel van is. Dát is politiek. U zegt terecht: we moeten
                     niet overal politiek van maken. Maar dan zou u juist uw tweet niet terug hebben moeten
                     trekken. Het komt nu een beetje over als draaikonterij. Ik snap uw uitleg, maar het
                     is niet geloofwaardig. Ik kom nog één keer terug op de vraag: het is juist deze onderzoekscommissie
                     die u niet politiek moet maken. Daarom had u vast moeten houden aan uw eerste reactie.
                     Misschien kunt u daar nog op reageren?
                  
De heer Boswijk (CDA):
De een zal het «draaierij» noemen en de ander noemt het «voortschrijdend inzicht»
                     of «wat meer tot verstand komen». Het is maar wat voor naam je het geeft. Ik hoor
                     mevrouw Piri «sensibiliseren» zeggen. Dat kan ook. Maak ervan wat je wil. De reden
                     waarom meneer De Grave op zich een logische keuze is en hij dit onderzoek heel goed
                     zou kunnen doen, is dat hij de omgeving die hij moet gaan onderzoeken kent. Hij kent
                     het ministerie en weet hoe besluitvorming werkt. Je kan er natuurlijk voor kiezen
                     om het onderzoek te laten doen door iemand die nog nooit een stap in Den Haag heeft
                     gezet, maar ik vraag me af of dat het onderzoek ten goede komt. Ik denk dat het daarom
                     best wel logisch is dat je gaat kijken naar iemand die weet hoe een ministerie opereert,
                     hoe de krijgsmacht opereert, maar toch op voldoende afstand staat omdat het inmiddels
                     al meer dan twintig jaar geleden is. Mijn eerste gevoel was meer of het verstandig
                     was dat een Minister van Defensie onderzoek ging doen naar Defensie. De kleur van
                     de partij heeft bij mij eerlijk gezegd nooit meegespeeld, want ik denk dat je dat
                     prima onafhankelijk kan doen.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Dan een interruptie van de heer Jasper van Dijk.
De heer Jasper van Dijk (SP):
De heer Boswijk noemt zijn tweet niet handig en niet netjes, maar hij was wel eerlijk.
                     Hij zei precies waar het op aankomt: niet echt onafhankelijk. Het feit alleen al dat
                     we dit debat nu voeren, is toch ook buitengewoon pijnlijk voor de hoofdpersoon van
                     dit debat zelf? Ik heb ook helemaal niets op hem tegen, maar het is gewoon buitengewoon
                     ongelukkig dat uitgerekend deze meneer is aangewezen om dit buitengewoon gevoelige
                     dossier te gaan onderzoeken. Het is ook niet zomaar een extern onderwerp. Nee, het
                     is een zwaarbeladen politiek onderwerp over de omstreden evacuaties uit Afghanistan,
                     waarin VVD-bewindslieden een grote rol hebben gespeeld. Erkent u dat met dit debat
                     alleen al de aanstelling van de heer De Grave buitengewoon moeizaam is?
                  
De heer Boswijk (CDA):
Nee. Ik constateer dat dit onderwerp gewoon heel erg leeft en dat de betrokkenheid
                     van de Kamer groot is. Dat is heel belangrijk. Ik had voorgesteld om een gesprek met
                     meneer De Grave te hebben om onze gevoelens mee te geven, omdat ik het zelf ook belangrijk
                     vind dat we goed dicht op het onderzoek zitten, maar voor dat voorstel was helaas
                     geen meerderheid. Ik vind het dus een goed teken dat wij hier zitten, met andere beweegredenen
                     wellicht. Nogmaals... Goed, dan val ik in herhaling.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. De volgende interruptie is van de heer Van Dijk.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Het is heel knap hoe de heer Boswijk dit allemaal een mooie draai wil geven, maar
                     wees nou even professioneel. Erken dan dat het op zo'n beladen onderwerp als de evacuaties
                     uit Afghanistan, niet gelukkig is om te kiezen voor zo'n prominente VVD'er. Het is
                     ook niet zomaar een VVD-lid. Nee, het is een prominente VVD'er die middenin dat netwerk
                     staat van partijgenoten die hij nu moet gaan onderzoeken. Dat maakt toch bij voorbaat
                     al dat daar de schijn van belangenverstrengeling is, ook al zijn er de beste bedoelingen?
                     Erkent de heer Boswijk dat dat het geval is?
                  
De heer Boswijk (CDA):
Ik snap dat meneer Van Dijk dat zo ziet. Tegelijkertijd gaf ik net ook al aan dat
                     het van belang is dat je zo'n commissie laat leiden door iemand die weet wat voor
                     wereld hij moet onderzoeken, die weet wat er speelt. Dan is de vijver waar je in kan
                     vissen niet heel groot. Maar misschien dat de ministers zo meteen kunnen aangeven
                     waarom ze überhaupt bij meneer De Grave zijn uitgekomen? Ik denk dat als het geen
                     VVD'er was geweest, dat je dan ook was uitgekomen bij een andere oud-bewindspersoon.
                     Dan hadden we ook die discussie gevoerd. Ik moet heel eerlijk zeggen dat ik echt geen
                     gevoel van belangenverstrengeling heb als een VVD'er een andere VVD'er moet gaan onderzoeken.
                     Daar ben ik eerlijk gezegd niet zo heel bang voor.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord nu aan de heer Jasper van Dijk van de SP. Excuus, mevrouw
                     Piri wil ook nog een interruptie.
                  
Mevrouw Piri (PvdA):
De heer Boswijk weet volgens mij nog heel goed hoe deze motie tot stand is gekomen.
                     We hebben er weken over gepraat en veel telefoontjes over gepleegd. Er staan vijftien
                     partijen onder die motie. Uit uw reactie op Twitter leid ik af dat u niet geconsulteerd
                     bent over de benoeming van de heer De Grave, anders was dat waarschijnlijk niet uw
                     eerste reactie geweest. Dus mijn vraag is: wat zegt het u dat nu elf van die vijftien
                     partijen die onder die motie staan, hier eigenlijk geen vrede mee hebben, hier eigenlijk
                     niet mee kunnen leven? Wat vindt u dan als hoofdindiener van deze motie?
                  
De heer Boswijk (CDA):
Nou, ik vind het allereerst mooi dat we destijds die motie hebben ingediend, ook dankzij
                     mevrouw Piri, die daar een groot aandeel in heeft gehad. Het is wel teleurstellend
                     dat dat gevoel leeft. Tegelijkertijd denk ik: laten we alsjeblieft met z'n allen uit
                     dat politieke komen en deze commissie gewoon het vertrouwen geven om dat onderzoek
                     te doen. Als we dan tot de conclusie komen dat het onderzoek niet voldoende is, niet
                     zo diepgaand is als we hadden gehoopt, dan kunnen we altijd nog andere middelen gebruiken.
                     Daar zijn ook andere moties over ingediend destijds. Die heb ik destijds niet gesteund,
                     omdat ik vond dat we eerst deze stap moeten zetten. Daarna kunnen we altijd nog kijken
                     of we als Kamer bepaalde mensen moeten gaan ondervragen. Maar mijn hartenkreet is:
                     ik snap het gevoel, maar laten we het nou niet politiek maken en laten we nou afgaan
                     op het verstand en de ervaring van deze voorgestelde voorzitter. We kunnen altijd
                     nog kijken of het onderzoek wat ons betreft voldoende is.
                  
Mevrouw Piri (PvdA):
Het probleem is juist dat de schijn van politiek qua benoeming natuurlijk boven de
                     heer De Grave hangt en boven deze onderzoekscommissie. Ik weet nog dat de heer Boswijk
                     en zijn partij in het debat de motie van afkeuring niet hebben gesteund, terwijl de
                     heer Boswijk superkritisch was. Maar hij zei: ik wil echt eerst een onafhankelijk
                     onderzoek afwachten. In de motie staat niet dat dat een expert moet zijn en het liefst
                     een oud-bewindspersoon van Defensie. Als u nu weet dat in de Kamer eigenlijk de gehele
                     oppositie vindt dat dit niet de goede benoeming is, hoe kunt u dan zeggen dat er vertrouwen
                     moet zijn in de bevindingen van de commissie? Sterker nog, u loopt er al op vooruit
                     dat we dan misschien maar een parlementaire enquête moeten doen, omdat u ook merkt
                     dat de helft van deze Kamer die benoeming eigenlijk niet steunt.
                  
De heer Boswijk (CDA):
Ik zeg niet meteen dat we een parlementaire enquête moeten doen, maar er is destijds
                     een motie ingediend die oproept tot een iets lichter middel – ik weet even de naam
                     niet meer – en die heb ik toen niet gesteund. Maar dat zou altijd nog een soort optie
                     kunnen zijn, een escalatieoptie voor als we zeggen: dit is niet wat we hadden gewild,
                     gehoopt of wat dan ook. Dan kan je dat altijd nog doen. Dat hou ik dus echt nog wel
                     in de achterzak. Maar nogmaals: ik denk dat het ook in ons belang is dat dat onderzoek
                     goed is en dat het dat onderzoek ten goede komt als er iemand zit die verstand heeft
                     van de wereld die hij moet gaan onderzoeken. Ik denk aan de vader van John F. Kennedy.
                     Die was beurshandelaar en werd uiteindelijk door Franklin Roosevelt aangesteld als
                     eerste waakhond van de beurshandel, juist omdat hij die wereld zo goed kende. Dus
                     misschien moeten we dat hier ook doen.
                  
Mevrouw Piri (PvdA):
Het wordt in ieder geval steeds gekker qua voorbeelden. Het is niet zo dat het kabinet
                     dacht: «Wat hebben we dit schandalig slecht gedaan. Wij stellen een onderzoekscommissie
                     in en we vragen de heer De Grave». Nee. Het was de Tweede Kamer die vond: «Dit heeft
                     het kabinet schandalig slecht gedaan. We stellen een onderzoekscommissie in, met de
                     twee woorden «extern» en «onafhankelijk»». En vervolgens benoemen ze de heer De Grave.
                  
Als u was geconsulteerd dan had u dit toch aan de andere ondertekenaars van de motie
                     gevraagd? En dan was u toch teruggegaan naar de Minister met: dit kunnen we beter
                     niet doen? Dat bent u toch met me eens? Dan was de heer De Grave dit pijnlijke commissiedebat
                     helemaal bespaard gebleven.
                  
De heer Boswijk (CDA):
Dat is allemaal wat als. Ik denk dat het goed is als de Minister zo meteen laat horen
                     waarom ze überhaupt bij meneer De Grave uit zijn gekomen. Misschien geeft dat ook
                     wel andere inzichten. Ik ben vooraf niet geconsulteerd. Ik weet ook niet of dat handig
                     zou zijn geweest, want ik vind dat die commissie ook best naar de rol van de Kamer
                     hierin mag kijken en dus ook naar ons handelen hierin. Ik weet eerlijk gezegd dus
                     ook niet of het handig was geweest als ze ons hadden geconsulteerd. Maar goed, eerlijk
                     gezegd lijkt het mij verstandig als ons zo meteen wordt verteld waarom de ministers
                     en de bewindspersonen meneer De Grave een goed persoon vinden.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we over naar de heer Jasper van Dijk van de SP.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Voorzitter. We spreken over de evaluatie van de evacuatie uit Afghanistan. Die evacuaties
                     lopen nog steeds. Er zijn grote zorgen over de manier waarop dat gebeurt, maar daar
                     gaan we voor de kerst nog een debat over voeren.
                  
Bij zo'n gevoelig onderwerp als dit moet de evaluatie natuurlijk gedaan worden door
                     een onafhankelijk persoon, door iemand die geen belangen dan wel al te hechte connecties
                     heeft in de politieke en militaire wereld. En waar komt de regering mee? Met Frank
                     de Grave, of all people. Die is niet alleen oud-minister van Defensie, maar ook nog
                     eens prominent VVD'er. Wat vindt de regering er zelf van? Dat is toch bij voorbaat
                     scepsis oproepen naar zijn onderzoek? Ook al doet hij nog zo zijn best, de man is
                     gewoon te veel verstrengeld met de wereld die hij moet onderzoeken. «De schijn van
                     belangenverstrengeling» noemen we dat. Hij moet het werk van partijgenoten onderzoeken:
                     Blok, Broekers, Rutte, allemaal mensen die hij in zijn telefoon heeft staan en met
                     wie hij ongetwijfeld ook weleens een drankje drinkt onder het genot van een moppie
                     dixieland. Dat moet je voorkomen!
                  
De kritiek is overweldigend, niet alleen vanuit de oppositie, maar ook vanuit Defensie.
                     Kijk eens even op Twitter en zoek op «Frank de Grave». Zie bijvoorbeeld de tweet van
                     veteraan Hans Damen: «Niet handig» en «Wijs gewoon een onafhankelijke onderzoeker
                     aan.» En dan hebben we de heer Boswijk: «Niet echt onafhankelijk» en «Wij moeten eerst
                     de opzet zien van het onderzoek.» Graag een reactie daarop. De Kamer wil graag de
                     opzet zien. Dat staat ook in de motie-Boswijk.
                  
Ik denk dat dit ook tot een algemene discussie moet leiden over hoe we dit doen, want
                     er worden inderdaad vaak onderzoekscommissies ingesteld. Het automatisme is dat de
                     regering dat doet en dat de Kamer ja en amen zegt, tenzij we protesteren. Zou de Kamer
                     hierin niet een veel grotere rol moeten hebben, vraag ik de regering en vraag ik eigenlijk
                     vooral mijn collega's, zodat we dit voorkomen?
                  
Voorzitter. Dan is de vraag: zijn er dan andere, betere mensen dit het kunnen doen?
                     Ik denk het zeker. Ik noem drie suggesties. Ik zeg niet: die moeten het doen. Ik zeg
                     wel dat ik die bij voorbaat al beter vind. Denk aan: Pieter van Vollenhoven, Herman
                     Tjeenk Willink of Tjibbe Joustra. Graag een reactie, want door dit debat en het debat
                     eraan voorafgaand in de media en op de sociale media is er eigenlijk al te veel gebeurd.
                     De heer De Grave is aangeschoten wild geworden. Hij begint gemankeerd aan dit onderzoek.
                     Ik zou ook de eer aan mijzelf houden, als ik hem was, maar dat is aan hem.
                  
Geef de Kamer een stem. Doe uw huiswerk opnieuw. Geef de Kamer een stem in een nieuw
                     voorstel voor een echt betrouwbaar, onafhankelijk onderzoek. Want het onderzoek dat
                     nu wordt gedaan, is bij voorbaat gedoemd om te mislukken.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Een interruptie van de heer Brekelmans.
De heer Brekelmans (VVD):
Ik ga niet dezelfde vraag aan de heer Van Dijk stellen als die ik net aan mevrouw
                     Piri heb gesteld, maar ik wil toch nog één keer aangeven op wat voor glijdende schaal
                     wij ons bevinden als we de logica van de heer Van Dijk en mevrouw Piri gaan volgen.
                     Eén van de drie voorbeelden die hij noemt, de heer Joustra, zou ik zeer deskundig
                     vinden, maar dat is ook een VVD'er en hij heeft op het Ministerie van Justitie en
                     Veiligheid gewerkt. Als je die criteria gaat hanteren, dan heb je dus bij al dat soort
                     mensen en bij al dat soort benoemingen een probleem. Dat principe kun je niet consequent
                     toepassen.
                  
De voorzitter:
En uw vraag is?
De heer Brekelmans (VVD):
Ik zou de heer Van Dijk toch willen vragen om van het principe uit te gaan dat iemand
                     die in zijn huidige functies geen banden heeft met het onderzoek, zowel politiek als
                     inhoudelijk, die functie neutraal en op een onafhankelijke manier invult. Ik denk
                     dat dat een belangrijk principe is voor onze cultuur en dat dit ook belangrijk is
                     voor alle onderzoeken die de heer Van Dijk in de toekomst nog graag wil als oppositielid.
                  
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik had gedacht dat de heer Brekelmans met de heer Roemer zou komen. Die heeft namelijk
                     een fantastisch onderzoek gedaan naar arbeidsmigratie. De heer Brekelmans zegt: er
                     is altijd wel wat. Misschien is dat waar. Misschien is dat ook een gradueel punt.
                     Je moet een voorzitter vinden voor een commissie, en als je lang genoeg graaft, kun
                     je altijd wel wat vinden. Maar we moeten ook gewoon ons gezonde verstand gebruiken.
                     En dan trek ik een lijn: de heer De Grave is, als oud-minister van Defensie en prominent
                     VVD'er, voor dit beladen onderzoek over Afghanistan een buitengewoon ongelukkige keuze.
                     Ik heb inderdaad drie alternatieven genoemd waarvan ik vind dat die veel minder beladen
                     zijn. De heer Brekelmans gaat het hier nu opnemen voor de heer De Grave. Dat ziet
                     er ook al niet fraai uit, ook al vind ik de heer Brekelmans een zeer gewaardeerde
                     collega. Maar ja, het VVD-Kamerlid gaat het nu opnemen voor VVD'er De Grave. Dat kan
                     toch beter iemand anders doen. Het is allemaal zeer ongelukkig zoals het nu gaat.
                     Ik raad u aan: zoek een vervanger.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Belhaj. Nee, de heer Brekelmans nog.
De heer Brekelmans (VVD):
Nog één snelle reactie hierop. Ik pakte expres het voorbeeld van de heer Joustra,
                     omdat hij een VVD'er is. Het gaat mij er niet om dat de heer De Grave een VVD'er is.
                     Het gaat er mij, als nieuw Kamerlid – mevrouw Piri zei het ook – om dat wij moeten
                     oppassen wat wij met onze politieke cultuur doen en met de manier waarop wij dit soort
                     onderzoeken doen. Inhoudelijk vind ik die onderzoeken zeer belangrijk. Ik vind dat
                     dit onderzoek op een heel goede manier moet gebeuren en dat daar, als dat nodig is,
                     stevige conclusies in moeten staan. Maar de logica die we hierbij, op voorstel van
                     de heer Van Dijk en mevrouw Piri, zouden hanteren, vind ik schadelijk. Dát is wat
                     ik benadruk, niet of het wel of geen VVD'er is. De heer Van Dijk zegt: in dit geval
                     vind ik het niet passen en in een ander geval wel en ik kijk wat er op Twitter over
                     wordt gezegd en naar hoeveel ophef we kunnen veroorzaken. Dat zijn geen principes
                     waar wij als parlement en in de politieke cultuur mee uit de voeten kunnen.
                  
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik maak hier ernstig bezwaar tegen. Ik neem ook afstand van de insinuaties in deze
                     interruptie. Die zijn echt onjuist. Ik zou de heer Brekelmans willen vragen om iets
                     bescheidener te zijn. Bij een zwaar onderwerp als Afghanistan hebben we nu een discussie
                     over een partijgenoot van hem. Het zou hem sieren als hij zou zeggen: luister, ik
                     merk dat er collega's zijn die bedenkingen hebben bij de voorzitter van deze commissie,
                     en als dat zo is, dan moeten we misschien nog even verder zoeken. Want hij kan er
                     niet omheen dat de keuze voor deze voorzitter omstreden is. Dat is zo in de media
                     en dat is zo in dit Kamerdebat dat wel drie uur lang duurt. Dan moet je op een gegeven
                     moment de conclusie trekken: oké, dit is niet handig geweest, we moeten iemand anders
                     zoeken.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Dan mevrouw Belhaj nog voor een interruptie.
Mevrouw Belhaj (D66):
Ik zat even te denken over het verwijt van de heer Van Dijk dat het niet zo handig
                     was van de heer Brekelmans, omdat die zelf VVD'er is en er dan eigenlijk niks over
                     mag zeggen. Ik vind dat een heel gevaarlijke uitspraak. Voor mij is dat insinuatiepolitiek.
                     Het maakt niet uit wie van welke politieke partij is. Als wij hier gaan beginnen met
                     «ja, dat zeg je alleen omdat je een SP'er bent of omdat het om een SP'er gaat», vind
                     ik dat ingewikkeld. Ik vind namelijk dat je als je dat doet, je dat ook hard moet
                     maken. Insinueren en een bepaalde suggestie wekken is dus echt gevaarlijk. Dat moet
                     je niet willen. Als je iets suggereert, moet je het hardmaken. Ik wil dus de heer
                     Van Dijk uitnodigen om hard te maken waarom hij suggereert dat de heer Brekelmans
                     die dingen zegt omdat hij een VVD'er is en de heer De Grave ook een VVD'er is.
                  
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik heb heel duidelijk gezegd dat ik niks tegen de heer Brekelmans heb. Ik heb alleen
                     gezegd dat het er, door het feit dat zij van dezelfde partij lid zijn, niet gelukkig
                     en niet fraai uitziet. Het is beter als mevrouw Belhaj en de heer Boswijk het opnemen
                     voor de heer De Grave. Mevrouw Belhaj is tot nu toe buitengewoon stil geweest naar
                     buiten toe over de keuze voor deze persoon. We gaan straks met interesse naar haar
                     keuze luisteren. Mevrouw Belhaj, u moet zich ook echt afvragen wat deze keuze doet
                     en hoe het overkomt in de samenleving dat deze keuze is gemaakt. De samenleving leeft
                     mee en is zeer betrokken bij het onderwerp Afghanistan. U kunt allerlei argumenten
                     noemen waarom hij toch geschikt zou zijn, maar je moet op een gegeven moment een streep
                     trekken als je ziet dat de schijn van belangenverstrengeling is gewekt. Dat is niet
                     voor niets een belangrijk principe bij dit soort zaken.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Belhaj nog? Ja.
Mevrouw Belhaj (D66):
Dat was niet mijn vraag. Mijn vraag ging specifiek over waarom de heer Van Dijk iets
                     insinueert. Je mag in de politiek iets insinueren, maar dan heb je ook de verplichting
                     om dat hard te maken. Als we met elkaar die verplichting laten vallen, krijgen we
                     alleen maar insinuatiepolitiek en suggesties naar buiten toe die eigenlijk alleen
                     maar voeden wat mensen van buitenaf zien. Wij hebben de verplichting zorgvuldig en
                     nauwkeurig te zijn en elkaar, als collega-politici en als 150 Kamerleden, niet het
                     slachtoffer te laten zijn van insinuaties. Mijn vraag was dus: hoe kunt u hardmaken
                     dat de heer Brekelmans dat zegt omdat hij een VVD'er is?
                  
De heer Jasper van Dijk (SP):
Mevrouw Belhaj draait het een hele verkeerde kant op. De heer Brekelmans doet gewoon
                     zijn werk. Alleen, het publiek ziet hier het VVD-Kamerlid dat het opneemt voor VVD'er
                     De Grave die zitting neemt in die commissie. Dat heb ik net uitgelegd. Ik insinueer
                     hélemaal niets. Ik stel alleen maar vast dat de keuze voor deze persoon voor deze
                     commissie uiterst ongelukkig is en ik zou erop willen aandringen dat de coalitie dit
                     heroverweegt, want op deze manier gaat dit de verkeerde kant op.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Fritsma van de PVV.
De heer Fritsma (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Een onafhankelijke, externe commissie moet de crisisaanpak
                     rond Afghanistan onderzoeken. Met de benoeming van de heer De Grave als voorzitter
                     van deze commissie is die onafhankelijkheid, hoe je het ook wendt of keert, meteen
                     getorpedeerd. Deze commissievoorzitter is niet alleen een voormalig Minister van Defensie,
                     maar ook een VVD'er. Hij is een VVD'er die moet kijken naar het optreden van een regering
                     waar zijn eigen partij dus deel van uitmaakt. Dit is een soort wc-eendconstructie,
                     waarvan iedereen snapt dat het echt niet kan.
                  
Iedereen ziet dat hiermee op zijn minst de schijn van belangenverstrengeling of de
                     schijn van partijdigheid optreedt. Het is ook door voorgaande sprekers gezegd: die
                     schijn moet te allen tijde voorkomen worden. Dat is het elementaire basisprincipe
                     van dit debat en daarom roept ook de PVV de regering op de benoeming van de heer De
                     Grave als voorzitter van die onderzoekscommissie terug te draaien. Deze valse start
                     van de werkzaamheden van die commissie moet worden onderkend. Het benoemingsproces
                     moet met een schone lei opnieuw beginnen. Anders wordt de legitimiteit van de commissie
                     en ook van de uit te brengen bevindingen geweld aan gedaan. Graag een toezegging op
                     dit punt.
                  
Hoewel dit het allerbelangrijkste punt is van het debat van vandaag, gaat het debat
                     ook over de onderzoeksvraag. Daarover wil ik namens de PVV nog twee belangrijke punten
                     inbrengen, die in ieder geval meegenomen zouden moeten worden bij het onderzoek.
                  
Allereerst is er het feit dat de evacuaties enorm bemoeilijkt werden doordat er veel
                     meer Nederlanders in Afghanistan waren dan het kabinet dacht. Dat waren veelal Nederlanders
                     van Afghaanse origine, die daar waren voor vakantie of familiebezoek, ondanks een
                     negatief reisadvies, ondanks een oproep van de ambassade om te vertrekken vanwege
                     de verslechterende veiligheidssituatie en ondanks het feit dat men vaak naar Nederland
                     kwam als asielzoeker met de mededeling dat men in Afghanistan het leven niet zeker
                     was. Dit had – dat staat als een paal boven water – een grote impact op de evacuaties
                     uit Kabul, alleen dus al vanwege de verkeerde inschatting van het aantal te evacueren
                     mensen. Dit moet onderdeel zijn van het onderzoek. Ik ben nieuwsgierig of het kabinet
                     deze mening deelt.
                  
Het tweede punt wat de PVV graag in wil brengen wat betreft de onderzoeksvragen, is
                     de vraag of met name de Afghaanse tolken effectiever in veiligheid hadden kunnen worden
                     gebracht als de focus niet op opvang in Nederland, maar op opvang in de regio was
                     gelegd. Het kabinet heeft immers zelf aangegeven dat de evacuatie van tolken stroef
                     verliep omdat er door corona weinig tot geen commerciële vluchten waren. Maar in plaats
                     van wachten op vluchten naar Nederland die niet gingen, hadden de tolken natuurlijk
                     ook naar veilige buurlanden van Afghanistan kunnen worden gebracht. Dat had zelfs
                     over land gekund en in een periode dat de taliban nog geen controle hadden over alle
                     wegen. Als je met een onafhankelijk onderzoek in kaart wilt brengen wat mis is gegaan
                     en wat beter had gekund, moet je vanzelfsprekend ook hiernaar kijken. Kan het kabinet
                     dat beamen?
                  
Voorzitter. De PVV benadrukt nogmaals dat het geven van Nederlandse verblijfsvergunningen
                     niet altijd maar weer de enige en de beste oplossing is. We hopen in ieder geval op
                     een eerlijk, open en objectief onderzoek zonder taboes, zonder politieke gekleurdheid
                     en, nogmaals, dus ook zonder de heer De Grave als voorzitter van die onderzoekscommissie.
                  
Daar kan ik het bij laten, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Kan de heer Fritsma zijn microfoon even uitzetten? De echo zoemt nogal.
                     Dan is het woord aan de heer Eppink van JA21.
                  
De heer Eppink (JA21):
Dank u wel, voorzitter. Dit alles gehoord hebbende, laat mij proberen om deze kwestie
                     vanuit een andere invalshoek aan te vliegen, want we hebben nu erg veel polarisatie
                     gehoord en het gaat om een belangrijk onderdeel van de Nederlandse defensie en het
                     buitenlands beleid.
                  
Het is heel belangrijk dat de commissie zorgvuldig wordt gekozen en onomstreden is.
                     Ik zie hier dat er eigenlijk al ruzie is voordat de commissie is samengesteld. Beide
                     kanten kan ik begrijpen – zij hebben hun argumentatie en die is ook valide – maar
                     we komen zo niet verder.
                  
Laat mij daarom even teruggaan naar de periode Srebrenica, die ik mij goed kan herinneren.
                     Minister Kamp en Minister Knapen kunnen zich dat ook. Wat gebeurde er toen? Toen zaten
                     we ook met al die vragen, maar ten eerste wilde iedereen het vergeten en ten tweede
                     wist niemand hoe het onderzocht moest worden. Er gebeurde toen dus eigenlijk niks
                     en het etterde maar voortdurend door. Uiteindelijk heeft men gekozen voor het NIOD.
                     Ik heb het rapport waar het NIOD mee kwam helemaal gedownload en het was uitgewerkt
                     en gedetailleerd. Iedereen was het eens over het feitenbestand van dat onderzoek en
                     op basis daarvan kon men het politieke debat gaan voeren.
                  
Het is dus erg belangrijk dat we geen commissie hebben waarbij we alleen maar ruzie
                     hebben over de commissie, over wie de voorzitter moet zijn van die commissie en over
                     wie de andere leden ervan zijn. Je moet dus iets als een instelling hebben – ik pleit
                     voor het NIOD – die boven het politieke toneel staat. Ik zou dus de twee bewindslieden
                     willen verzoeken daarover na te denken.
                  
Als wij hier in de Kamer alleen maar ruzie over maken, dan brengen we zowel ons buitenlands
                     beleid als het Defensiebeleid in diskrediet, dan brengen we de Kamer in diskrediet
                     en dan brengen we onszelf in diskrediet. Laten we dus een stapje terugdoen en laten
                     we kijken wat we hebben geleerd van Srebrenica en op basis daarvan iets zoeken waar
                     we het samen over eens kunnen zijn. Laat ik proberen op deze manier de kerk in het
                     midden te houden.
                  
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Brekelmans van de VVD.
De heer Brekelmans (VVD):
Dank, voorzitter. Het is belangrijk dat de evacuatie wordt geëvalueerd. In aanloop
                     naar en tijdens deze crisismaanden is veel gebeurd en daar kunnen en moeten belangrijke
                     lessen uit worden getrokken. We hebben daarom als VVD de motie-Boswijk gesteund die
                     oproept tot deze evaluatie. Het is goed dat in dat onderzoek allerlei elementen terugkomen
                     die in de motie worden genoemd.
                  
Voor de onafhankelijkheid van deze commissie is het goed dat de commissie zelf de
                     nadere onderzoeksvraag en -opzet kan invullen. Doordat het kabinet de commissie daar
                     de ruimte voor geeft, kan die zelf bepalen hoe die dit onderzoek het beste kan aanpakken.
                     Daarnaast is het goed dat het kabinet alle overige randvoorwaarden invult. Er is dus
                     vrijheid om het onderzoek uit te voeren, maar de voorzitter kan ook de commissie samenstellen
                     en hij krijgt daarbij de benodigde praktische ondersteuning.
                  
Daarbij is de toegang tot alle relevante informatie natuurlijk cruciaal. Ik wil de
                     ministers dan ook vragen hoe zij zullen omgaan met het verschaffen van gevoelige informatie
                     aan de commissie, ook als die afkomstig is van onze bondgenoten of als onze bondgenoten
                     daarbij betrokken zijn. En hoe wordt deze informatie vervolgens in het openbare rapport
                     verwerkt en met de Kamer gedeeld? Ik vind het belangrijk dat dit op voorhand helder
                     is, zodat we straks geen eindeloze vragen krijgen over waarom bepaalde informatie
                     wel of niet aan de commissie is verleend of wel of niet in het rapport is terechtgekomen.
                     Ik zou de ministers willen aansporen om hier, binnen alle relevante veiligheidskaders
                     die ervoor zijn, zo open mogelijk in te zijn.
                  
Dan de keuze van de voorzitter. Wat mij betreft draait het om twee dingen. Eén. Heeft
                     iemand relevante expertise en ervaring, het liefst niet alleen theoretisch, maar ook
                     in de praktijk? En twee. Kan iemand, gezien zijn huidige hoofdfunctie en nevenfuncties
                     deze opdracht op een onafhankelijke manier uitvoeren?
                  
Het werd al eerder gezegd: aan de ervaring en expertise van de heer De Grave hoeven
                     wij niet te twijfelen. En aangezien hij al drie jaar een zeer neutrale functie vervult
                     als lid van de Raad van State en verder geen nevenfuncties vervult die conflicteren
                     met dit onderzoek, zien wij geen redenen om aan de onafhankelijkheid van deze voorzitter
                     te twijfelen.
                  
Wat mij betreft gaan we daarom ook zo snel mogelijk aan de slag met dit onderzoek,
                     zodat we zo snel mogelijk lessen kunnen trekken voor alle volgende missies en eventuele
                     – laten we hopen van niet – evacuaties die in de toekomst nog plaatsvinden.
                  
Veel dank.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan heb ik een interruptie van mevrouw Piri.
Mevrouw Piri (PvdA):
Mijn vraag aan de heer Brekelmans is de volgende. Er zijn in deze Kamer zestien partijen
                     die het beleid van het kabinet hebben afgekeurd. Er waren drie partijen die dat niet
                     hebben gedaan en dat zijn vandaag de enige drie partijen die hier pleiten voor de
                     heer De Grave. Wat doet dat volgens de heer Brekelmans met de geloofwaardigheid van
                     de uitkomsten van dit onderzoek?
                  
De heer Brekelmans (VVD):
Mevrouw Piri noemt steeds zestien van de negentien partijen. Als we dit soort cijfers
                     willen noemen, zou ik toch altijd willen uitgaan van het aantal zetels, want dat is
                     uiteindelijk de vertegenwoordiging die die partijen vervullen. En dan liggen de verhoudingen
                     niet op zestien uit negentien.
                  
Kijk, uiteindelijk is niet op voorhand te zeggen hoe de Kamer erover denkt. Dat gaan
                     we straks zien als er, zoals mevrouw Piri heeft aangekondigd, een motie wordt ingediend
                     en erover gestemd gaat worden. In eerdere interrupties heb ik gezegd dat ik het schadelijk
                     vind om op voorhand, op basis van iemands verleden, zo veel ophef te creëren en de
                     neutraliteit en de onafhankelijkheid zo in twijfel te trekken. Ik zou niet als een
                     soort van selffulfilling prophecy willen zeggen: er is een heleboel ophef gecreëerd
                     en daarom staat de positie van iemand ter discussie. Ik vind dat we op een consequente
                     manier naar dit soort dingen moeten kijken en ik heb de logica en de principes die
                     ik daarbij belangrijk vind, zojuist genoemd. En als je die hanteert, vind ik niet
                     dat daar een verkeerde schijn mee wordt gewekt.
                  
De voorzitter:
Dan zag ik volgens mij nog een vinger van de heer Jasper van Dijk en van de heer Fritsma,
                     maar ik weet niet wie eerst was. We beginnen bij de heer Jasper van Dijk.
                  
De heer Jasper van Dijk (SP):
Het is wel interessant, hè, want de heer Brekelmans heeft zelf ook de heer De Grave
                     langs zijn eigen meetlat gelegd. Hij zegt: qua inhoud is hij goed en hij is nu drie
                     jaar op afstand en neutraal, dus dan kan het. Hij erkent daarmee dat hij zelf ook
                     heeft gekeken en gewogen. Maar stel nou dat de heer De Grave zijn onderzoek gaat doen
                     en dat hij daarmee naar buiten komt en dat een van de conclusies is: de bewindslieden
                     hebben het uitstékend gedaan, daar valt niets op aan te merken. Ik zet het even aan;
                     dat snapt u. Maar mijn vraag is: begrijpt de heer Brekelmans dat dit onderzoek en
                     de conclusies ervan bij voorbaat ter discussie staan? Misschien niet bij de heer Brekelmans,
                     maar wel bij een aantal van zijn collega's, een behoorlijk aantal van zijn collega's
                     zelfs. Als je het onderzoek op deze manier gaat doen, dan sta je toch met 3–0 achter?
                  
De voorzitter:
En uw vraag is?
De heer Jasper van Dijk (SP):
Moet je alleen al om die reden niet nadenken over een alternatief?
De heer Brekelmans (VVD):
Nee, en ik vind ook niet dat we op die manier mensen moeten beoordelen en moeten gaan
                     kijken. Ik zal het even omdraaien. Stel, we zouden iemand nemen die een politieke
                     kleur heeft vanuit de oppositie. Dan zou het kunnen – en dat is misschien nog wel
                     meer waarschijnlijk – dat die hele scherpe conclusies trekt over de rol van de bewindspersonen.
                     En dan zou ik vervolgens moeten zeggen: ja, dat doet hij alleen omdat hij een VVD'er
                     of CDA'er of een andere bewindspersoon een hak wil zetten. Dan gebruik ik iemands
                     politieke kleur om de inhoud van de conclusies ter discussie te stellen. En ik wil
                     dat niet. Ik wil dat niet bij deze commissie, ik wil dat niet bij eerdere commissies,
                     ik wil dat niet bij toekomstige commissies. En ik wil dat ook niet bij leden die daarna
                     voor de Raad van State of voor de Algemene Rekenkamer of voor wat dan ook zijn gaan
                     werken. Dat zijn allemaal heel neutrale en belangrijke functies in ons bestel. Ik
                     vind dat oud-politici die op afstand staan van de politiek en geen band meer hebben
                     met het werkveld, die functies moeten kunnen vervullen. Drie jaar vind ik een voldoende
                     lange periode. En vervolgens vind ik dat ze niet beoordeeld moeten worden op politieke
                     kleur, want dan komen we echt op een glijdende schaal.
                  
De heer Jasper van Dijk (SP):
Het is het verschil tussen papier en praktijk. De heer Brekelmans hanteert een papieren
                     werkelijkheid, maar hij moet erkennen dat in de praktijk de gekozen voorzitter van
                     deze commissie te zeer ter discussie staat. En dat moet hij ook meewegen. Op een gegeven
                     moment moet je de balans opmaken en zeggen: oké, ik zie dat er zo veel discussie is
                     over deze persoon dat dit onderzoek bij voorbaat gemankeerd is, laten we dus naar
                     iemand anders kijken. Erkent hij dat je die factor moet meewegen?
                  
De heer Brekelmans (VVD):
Ik zou zeer terughoudend zijn om dat mee te wegen. Want, ook weer los van dit geval,
                     zou dat dus in de toekomst iets betekenen voor iedere benoeming waarbij een minderheid
                     van partijen, hoe groot die ook is, in staat is om er veel ophef over te veroorzaken.
                     Wij zien nu dagelijks om ons heen dat er veel ophef in de samenleving wordt veroorzaakt
                     op tal van terreinen en op wat voor dossier dan ook. En voor mij zou dan steeds de
                     afweging moeten zijn: er is ophef veroorzaakt, dus dat betekent dat iemands positie,
                     iemands onafhankelijkheid of iemands integriteit ter discussie komt te staan. Ik zou
                     ook dat een zeer gevaarlijk precedent vinden.
                  
De heer Fritsma (PVV):
De antwoorden van de heer Brekelmans worden, met alle respect, steeds zwakker. Want
                     dit gaat natuurlijk niet om ophef. U probeert het nu op ophef te sturen, maar dit
                     gaat om een heel belangrijk basisprincipe dat we hier moeten hanteren. En dat is dat
                     we bij dit soort kwesties en bij dit soort benoemingen altijd, maar dan ook altijd,
                     moeten voorkomen dat er een schijn van belangenverstrengeling of een schijn van partijdigheid
                     optreedt. Dat is het kernpunt. Waarom laat u het elementaire principe dat we daarvoor
                     moeten zorgen nu gewoon varen?
                  
De heer Brekelmans (VVD):
Allereerst, mijn betoog wordt niet anders of zwakker. Ik probeerde antwoord te geven
                     op de heer Van Dijk. De heer Van Dijk vroeg mij om te reageren op de ophef die is
                     ontstaan en daar geef ik zo goed mogelijk antwoord op.
                  
Wat betreft het tweede punt. Mijn hele betoog is: ik vind niet dat die schijn er is
                     als iemand een functie lange tijd geleden heeft vervuld, op dit moment in zijn huidige
                     functie of nevenfuncties geen partijpolitieke connecties meer heeft en dus al drie
                     jaar een neutrale functie vervult. Daarin kom ik tot een andere afweging dan de heer
                     Fritsma. Natuurlijk vind ik dat er geen belangenverstrengeling moet zijn, maar ik
                     zeg: bij de huidige functies en de nevenfuncties van de heer De Grave is dat niet
                     het geval.
                  
De heer Fritsma (PVV):
Niet alleen belangenverstrengeling mag er niet zijn. Zelfs de schíjn van belangenverstrengeling
                     en de schíjn van partijdigheid mogen er al niet zijn. Daar gaat het om en daar fietst
                     u echt de hele tijd omheen. Dit elementaire principe moeten we hier bewaken. Geen
                     schijn van partijdigheid en geen schijn van belangenverstrengeling. Zeg nou zelf...
                  
De voorzitter:
Uw vraag is?
De heer Fritsma (PVV):
Ja, ik kom op een vraag. De regeringspartijen zijn D66, CDA, ChristenUnie en VVD en
                     uit die eigen kliek – want de heer De Grave is gewoon een VVD'er – wordt nu iemand
                     naar voren geschoven die onderzoek moet doen naar de regering waar zijn eigen partij
                     dus deel van uitmaakt. Zeg nu zelf: hoe kan daar niet de schijn van partijdigheid
                     aan zitten?
                  
De voorzitter:
De heer Brekelmans.
De heer Fritsma (PVV):
Het is toch gezond verstand dat die schijn er wel degelijk is?
De voorzitter:
De heer Brekelmans.
De heer Brekelmans (VVD):
Dan herhaal ik mijn antwoord op de heer Van Dijk. Op het moment dat we, volgens de
                     logica van de heer Fritsma, iemand van de oppositie of iemand met een politieke kleur
                     vanuit de oppositie hiervoor zouden vragen, dan zou ook gezegd kunnen worden: ja,
                     dat is de schijn van partijdigheid en die persoon zal wel kritischer zijn, want...
                     Ik vind dus niet dat dat het geval is. Als iemand in het verleden politieke functies
                     heeft gehad, kun je daarmee niet automatisch zeggen dat iemand dan niet neutraal zijn
                     functie zal invullen. Als wij mensen gaan beoordelen en veroordelen op basis van «de
                     schijn van», dan is dat wel heel ingewikkeld. Er is altijd wel een manier te bedenken
                     om te zeggen dat er «de schijn van iets» is. Ik zou daar toch echt terughoudend in
                     willen zijn en willen proberen om iemand op een objectieve manier te beoordelen met
                     hele duidelijke principes. En die principes heb ik zojuist genoemd.
                  
De voorzitter:
Dank u wel.
Minister Kamp:
Voorzitter, ik vind het een belediging als de VVD door de heer Fritsma als «kliek»
                     wordt aangeduid en ik denk niet dat wij hier zitten om elkaar beledigingen toe te
                     schuiven.
                  
De heer Fritsma (PVV):
Ik neem dat niet terug, want ik illustreer hoe absurd deze situatie is. En ik heb
                     de VVD niet als «kliek» aangeduid. Ik heb gezegd dat de regeringspartijen D66, VVD,
                     CDA en ChristenUnie zijn en dan mag je echt wel zeggen dat het niet klopt als uit
                     die «kliek» iemand naar voren wordt geschoven om onderzoek te doen. Ik neem daar dus
                     geen woord van terug.
                  
De voorzitter:
Ik zou wel willen vragen of we een beetje op een normale en nette manier met elkaar
                     kunnen communiceren. Volgens mij kan dat op een hele goede manier. Meneer Eppink heeft
                     ook nog een interruptie voor de heer Brekelmans.
                  
De heer Eppink (JA21):
Ik zal het op een nette manier doen. Dat is geen probleem.
Ik wil de heer Brekelmans vragen of hij zich ervan bewust is dat als over een commissie
                     voor dit onderzoek zo veel discussie is, om welke reden dan ook, die commissie eigenlijk
                     een valse start heeft. Daarna gaat het alleen nog maar over die commissie en over
                     de voorzitter en andere zaken. Dat wordt een permanente politieke ruzie. Is het dan
                     niet beter om naar een derde, onafhankelijke instelling te gaan zoeken die onomstreden,
                     onpartijdig en zeer competent is? Ik heb een voorbeeld gegeven.
                  
De heer Brekelmans (VVD):
Er zijn inderdaad twee opties. Je kunt voor zo'n onderzoek een bestaande organisatie
                     vragen of je kunt het verzoek doen om een commissie te laten samenstellen. Dat is
                     eigenlijk een ad-hocmechanisme. Wat mij betreft kan het allebei. Het kabinet heeft
                     hierin waarschijnlijk een afweging gemaakt. Het kabinet heeft waarschijnlijk gekeken
                     of er organisaties zijn die dit kunnen of het heeft de afweging gemaakt dat het beter
                     is om dit door een specifiek hiervoor benoemde commissie te laten doen. Ik vind dat
                     een goede vraag van de heer Eppink. Anderen hebben die vraag eerder gesteld. Ik ben
                     benieuwd wat de overwegingen van het kabinet waren om tot zo'n commissie te komen.
                     Misschien zat dat ook wel in de motie, die opriep tot een onafhankelijk onderzoek.
                     Misschien leende die vraag zich beter om door een commissie te laten beantwoorden
                     dan door een organisatie. In theorie ben ik het met de heer Eppink eens dat beide
                     zouden kunnen. Ik hoor graag van het kabinet waarom het voor dit voorstel heeft gekozen.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord tot slot aan mevrouw Belhaj van D66.
Mevrouw Belhaj (D66):
Voorzitter. Ik zal maar met de clou beginnen. Ik heb geen reden om te twijfelen aan
                     de integriteit van de heer De Grave. Ik ga een paar zaken even droogjes opmerken.
                     Op 14 september kreeg de Kamer een brief waarin door het kabinet wordt aangekondigd
                     dat er een onafhankelijke externe onderzoekscommissie ingesteld zou worden. Op 15
                     of 16 september is er een debat in de Tweede Kamer. Er lag nog geen evaluatie en er
                     werd een motie van afkeuring ingediend tegen drie bewindspersonen. Uiteindelijk treden
                     er twee ministers af. In mijn opvatting van zorgvuldigheid is het zo dat je eerst
                     iets onderzoekt, dan pas conclusies trekt en vervolgens daaraan consequenties verbindt
                     voor wat je erover wilt zeggen. Drie. Er wordt alsnog een evaluatiemotie door de Kamer
                     ingediend. Dat mag, maar ik merk het allemaal even droogjes op. Verder heb ik op 16 november
                     een e-mailprocedure gezien waarin alle leden van deze commissie werd verzocht een
                     antwoord te geven op de vraag of het een goed idee zou zijn om met de heer De Grave
                     te spreken. Ik vond dat een heel goed idee vanuit mijn politieke achtergrond, D66.
                     Ik heb geen belletje gehad, op wat voor manier dan ook, in de zin van «dit gaan wij
                     even als coalitie doen». Ik vond dat zelf een goed idee. Als je namelijk als politicus
                     iemand publiekelijk devalueert of zijn integriteit ter discussie stelt, moet je het
                     fatsoen hebben om met iemand in gesprek te gaan. Ik heb geconstateerd dat alleen VVD,
                     CDA en JA21 het de moeite waard vonden om met de heer De Grave hier een gesprek te
                     hebben. Er was dus geen meerderheid, waardoor wij niet de kans hebben gekregen om
                     hem aan de tand te voelen over de twijfels en over hoe hij bepaalde zaken wil gaan
                     doen. Evenmin heeft hij daardoor de kans gekregen om zich aan de tand te laten voelen.
                  
Tot slot merk ik ook in deze discussie dat er de hele tijd wordt gesproken over belangenverstrengeling.
                     Misschien is het goed om te benoemen dat belangenverstrengeling feitelijk behelst
                     dat het een vermengen is van publiek met persoonlijk belang. Ik kan me niet herinneren
                     dat de heer De Grave een persoonlijk belang heeft. Volgens mij zit hij in een bepaalde
                     fase van zijn carrière. Zijn persoonlijk belang zou kunnen zijn dat hij nog ergens
                     een baantje wil krijgen. Er is geen financieel belang, er is geen commercieel belang.
                     Als we over zoiets spreken, vind ik het gebruik van het woord «belangenverstrengeling»
                     verkeerd.
                  
Helemaal tot slot wil ik opmerken dat het mooi is – dat is geen regel en dat hoeft
                     het ook niet te zijn – dat als er Kamerleden zijn die verzoeken om een evaluatie uit
                     te voeren, je even een informele toets doet en even vraagt of iemand heel gevoelig
                     ligt of dat er geen vertrouwen in die persoon is. We kunnen het proces niet meer terugdraaien,
                     maar ik wil aan de ministers meegeven om dat in het vervolg wel te doen.
                  
En helemaal tot slot wil ik zeggen: als je twijfelt aan iemands integriteit en er
                     is veel discussie over, ligt er een vergrootglas op. Het voordeel voor degenen die
                     daar wel twijfels over hebben, is dat de desbetreffende persoon alles op alles zal
                     zetten om absoluut geen schijn van partijdigheid te laten bestaan. In dat opzicht
                     zeg ik tegen de partijen die er moeite mee hebben dat dit een voordeel is: als hij
                     ook maar op een dingetje betrapt kan worden, heeft hij een gigantisch probleem. Ik
                     wens hem en de commissie straks veel succes bij het uitvoeren van de evaluatie.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Piri, dit wordt wel uw vijfde interruptie.
Mevrouw Piri (PvdA):
Mijn vijfde, ik weet het. Ik heb meer vragen aan de collega's dan aan de bewindspersonen,
                     vandaar mijn vijfde interruptie.
                  
De heer De Grave is geen verantwoording aan ons verschuldigd. Hij is aangesteld door
                     het kabinet. En wij controleren het kabinet. Wij hebben het kabinet een verzoek gedaan
                     en ik vind het een raar verzoek om de heer De Grave voorafgaand aan dit debat te horen,
                     terwijl volgens mij bijna de voltallige oppositie tegen zijn benoeming is. Mevrouw
                     Belhaj weet dat wij vanaf april als Kamercommissie voor Defensie gezamenlijk hebben
                     opgetrokken. Ik herinner me nog uw pleidooi in juni – dat spreekt echt voor u – om
                     met één motie te komen. We hebben er nogal een handje van om allemaal onze eigen motie
                     in te dienen bij debatten. Het gaat hier om mensenlevens. Hier moeten we geen politieke
                     verschillen laten zien. We moeten eendrachtig optreden. Er is in juni na een drie
                     uur durend commissiedebat door alle partijen hier aan tafel gezamenlijk één motie
                     ingediend over de tolken. Nu, maanden later, los van de politieke verschillen die
                     er in dit huis zijn, zijn we totaal verdeeld tussen drie coalitiepartijen, want ik
                     heb geen flauw idee hoe ChristenUnie hierin staat, en de gehele oppositie. Wat zegt
                     dat u? Waar zijn we in beland?
                  
Mevrouw Belhaj (D66):
Dat is een hele terechte vraag. Als je diep in mijn hart kijkt, was dat ook de reden
                     waarom ik hier met enige tegenzin ging zitten. Ik ben iemand die ongelofelijk veel
                     waarde hecht aan het verbinden van iedereen, ongeacht of iemand tot de coalitie of
                     oppositie behoort, zodat we samen goede dingen kunnen doen. Ik word er af en toe een
                     beetje moe van dat te pas en te onpas «coalitie» en «oppositie» erbij worden gehaald.
                     Als er echt een coalitieafspraak is, zeg ik het. Dan zeg ik: dit doe ik voor de coalitie.
                     Is het niet zo, dan moet u er gewoon van uitgaan dat ik handel vanuit mijn integriteit
                     als politicus en als D66'er. Dan zeg ik: ik vind dit ervan. Ik doe dit niet vanuit
                     de coalitie. Ik vind het niet goed om mensen publiekelijk aan de schandpaal te nagelen
                     en te insinueren dat ze niet integer zijn of dat er sprake is van belangenverstrengeling.
                     Ik zeg dit niet alleen omdat het nu een VVD'er is, want ik zou dat voor iedereen doen,
                     echt voor iedereen. Zoals ik eerder zei: als je eenmaal doorgaat met insinueren, krijg
                     je insinuatiepolitiek en dan is het eindeloos. Ik zal nooit suggereren dat iemand
                     iets doet omdat hij tot de oppositie behoort, bij welke politieke partij uit de oppositie
                     ook. Dat heb ik nog nooit gezegd, echt nog nooit. En dat zult u mij ook nooit horen
                     zeggen als ik het niet kan hardmaken. Dat is wat ik erover wil zeggen. Ik hoop dat
                     we hierna weer eensgezind ervoor zorgen dat zo veel mogelijk Afghanen, die nu doodsangsten
                     uitstaan, naar Nederland kunnen komen. Dat is het allerbelangrijkste voor mij op dit
                     moment.
                  
Mevrouw Piri (PvdA):
Ja, tot slot. Er worden hier ook mij dingen in de mond gelegd, die ik niet heb gezegd.
                     Ik neem het dit kabinet zeer kwalijk dat ze met zo'n omstreden benoeming naar voren
                     zijn gekomen. Nu doet u net alsof het aan de oppositie ligt dat wij de integriteit
                     van de heer De Grave hier ter discussie stellen. We hadden dit debat nooit mogen hebben.
                     Normaal gesproken, zoals u zelf ook zei, ga je bij zo'n gevoelig onderwerp kijken
                     waar het draagvlak ligt onder de vijftien ondertekenaars van de motie. Dat heeft het
                     kabinet nagelaten. Dat kunt u niet mij en andere collega's verwijten.
                  
Mevrouw Belhaj (D66):
Ik verwijt hier niemand wat, ook niet dat het toevallig is dat het oppositiepartijen
                     zijn. Dat is nou precies wat ik net betoogde: dat maakt niet uit. Als er partijen
                     zijn die dat vinden, dan vinden die dat. Ik probeer het alleen uit te leggen en onszelf
                     een spiegel voor te houden door ook al die zaken op te noemen. Als die evaluatie zo
                     belangrijk is, waarom is er dan nu al een motie van afkeuring ingediend? Waarom is
                     er dan al een motie van wantrouwen ingediend? Waarom zijn we dan al twee ministers
                     kwijt? Als je zo veel waarde hecht aan een objectief goed onderzoek, zou je toch ook
                     moeten zeggen dat je geen conclusies trekt voordat je een evaluatie hebt gehad?
                  
De voorzitter:
Misschien even voor de goede orde: we hebben een demissionair kabinet, maar dat weet
                     iedereen volgens mij ook wel. De heer Eppink van JA21.
                  
De heer Eppink (JA21):
Een kleine correctie: mevrouw Belhaj zegt dat JA21 niet met de beoogde voorzitter
                     wilde praten, maar dat was wel het geval.
                  
De voorzitter:
Dat had mevrouw Belhaj wel gezegd. Ze heeft ook de naam van uw partij genoemd als
                     een partij die wel wilde. Goed dat u het voor de zekerheid nog eventjes zegt.
                  
We zijn daarmee aan het einde gekomen van de eerste termijn van de kant van de Kamer.
                     Ik schors voor vijf minuten. Om 15.15 uur gaan we verder met de beantwoording door
                     de beide ministers.
                  
De vergadering wordt van 15.10 uur tot 15.20 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering van het commissiedebat van de vaste Kamercommissie voor
                     Defensie over de samenstelling en opdracht van de onderzoekscommissie evaluaties Afghanistan.
                     We zijn toe aan de beantwoording door de beide ministers. Het woord is aan de Minister
                     van Buitenlandse Zaken.
                  
Minister Knapen:
Ja, voorzitter, dank u wel. Het is goed dat we de gelegenheid hebben hier toch nog
                     een keer over van gedachten te wisselen om in elk geval aan te geven hoe wij te werk
                     zijn gegaan. Het begint met de Kamer die een motie aanneemt om onderzoek te doen naar
                     de grootschalige evacuatieoperatie vanuit Kabul, redenerend vanaf het aannemen van
                     de motie-Belhaj c.s. over de tolkenregeling in november 2019. U vraagt ook ten minste
                     in te gaan op de deal tussen de Verenigde Staten en de taliban van februari 2020,
                     de Nederlandse inlichtingenpositie, de voorbereidende evacuatieplannen, de uitvoering
                     van de Kamermotie, de communicatie en samenwerking tussen de ministeries, het verloop
                     en de mogelijke internationale juridische consequenties. U vraagt kortom nogal wat.
                     En wat u vraagt, heeft het kabinet te faciliteren. Dat is het uitgangspunt van waaruit
                     wij geredeneerd hebben. U vraagt dus onderzoek dat een context moet hebben van een
                     goed begrip over hoe Den Haag werkt, over hoe de relatie tussen ministeries is, over
                     hoe de inlichtingendiensten werken en hoe de communicatie verloopt, en over hoe de
                     communicatie verloopt tussen NAVO-bondgenoten, de Verenigde Staten en ons land als
                     het gaat om deze kwestie. Dat heeft tot consequentie dat als u dat vraagt en wij dat
                     faciliteren, wij hebben te kijken naar iemand die op al deze terreinen een staat van
                     dienst heeft en inzicht en kennis heeft, zodat die ons en u de veiligheid kan geven
                     om ervoor te zorgen dat hij een commissie kan samenstellen die al deze elementen bevat,
                     inclusief een voorzitter die het overzicht heeft. Die mensen liggen in Nederland niet
                     voor het oprapen als deze verzoeken van de Kamer aan ons worden gedaan.
                  
Hoe zijn wij bij de heer De Grave gekomen? Ten eerste op basis van datgene wat u ons
                     heeft gevraagd, wat een behoorlijk soortelijk gewicht heeft. Het is misschien makkelijk
                     opgeschreven, maar als je dat goed op je laat inwerken, is het nogal wat. En vervolgens
                     hebben wij gekeken of we met de heer De Grave iemand hebben die het soortelijk gewicht
                     heeft om dat te doen. Hij heeft een groot inzicht in bestuurlijk Nederland, vanaf
                     wethouder Financiën in Amsterdam tot Staatssecretaris van Sociale Zaken. Hij is zestien
                     jaar Kamerlid geweest. Als ik de kranten mag geloven, niet altijd ten faveure van
                     mijn partij. Ik geloof dat hij lang actief is geweest om ervoor te zorgen dat mijn
                     partij eindelijk eens een keertje niet in de regering zat. Hij schijnt daar ook in
                     te zijn geslaagd. Dat zeg ik maar even als voetnoot. Hij heeft zestien jaar in de
                     Kamer gezeten, dus weet hoe een parlement werkt, al zijn de zeden wellicht wat anders
                     dan in de tijd dat hij daar zat. En inderdaad, hij is Minister van Defensie geweest.
                     Dat is twintig jaar geleden, twintig jaar! Wij hebben ook in gesprek met hem gevraagd
                     of er op beleidsmatig niveau van het Ministerie van Defensie nog iemand is met wie
                     hij heeft samengewerkt. Het antwoord is nee. Dus loyaliteiten, verbindingen en arbeidsrelaties
                     bestaan allemaal niet.
                  
Hij heeft grote kennis van hoe het werkt en heeft daar geen persoonlijke relaties
                     meer mee. Hij is ondertussen ook nog voorzitter geweest van de Gezondheidsraad et
                     cetera. Enfin, hij heeft heel bestuurlijk Nederland wel redelijk afgekamd. Intussen
                     is hij al enkele jaren lid van de Raad van State en als lid wordt hij geacht onafhankelijk
                     te kijken naar wetsvoorstellen die langskomen. Als ik naar de wetsvoorstellen kijk
                     die ik zelf de afgelopen jaren, ook vanuit een andere positie, de revue heb zien passeren,
                     heb ik niet de indruk dat de Raad van State het schoothondje is van het kabinet, want
                     er worden kritische noten gekraakt over de voorstellen die er liggen. Er is geen enkele
                     twijfel aan de onafhankelijkheid van de Raad van State. Om die reden in die hele optelsom
                     zijn wij met de suggestie van de heer De Grave gekomen en hebben wij hem bereid gevonden
                     om het te doen. Ik moet u heel eerlijk zeggen – dat geldt voor ons beiden – dat wat
                     hier nu de afgelopen maanden plotseling is opgedoken, namelijk het feit dat hij een
                     prominente VVD'er was, vanuit de traditie waarin we hier steeds hebben gewerkt, geen
                     rol van betekenis heeft gespeeld. En waarom niet? Omdat dat vaker gebeurt en vaker
                     totaal onomstreden gebeurt. De Hawija-commissie wordt geleid door mevrouw Sorgdrager.
                     Zij heeft gewerkt op een ministerie waar het Openbaar Ministerie onder valt en dat
                     zou weleens een rol kunnen spelen bij dat hele onderzoek. Ik heb nooit gehoord dat
                     dat een probleem zou zijn. De heer Remkes heeft een zeer gewaardeerd onderzoek gedaan
                     naar stikstof. Stikstof speelt in de driehoek landbouw, natuur en woningen een rol.
                     Hij is jaren Staatssecretaris geweest van Volkshuisvesting. Ik heb nooit gehoord dat
                     dat een rol speelt of dat hij als prominente VVD'er daarin specifiek een belang heeft
                     gehad. Hij heeft een gezaghebbend rapport geschreven, wat je er ook van vindt en ik
                     vind er van alles van, over de constitutionele verhoudingen en de rol van de Eerste
                     Kamer. De heer Remkes is jaren Minister van Binnenlandse Zaken geweest en dat was
                     precies zijn portefeuille. Ik heb nooit gehoord dat zo iemand daar derhalve niet geschikt
                     voor zou kunnen zijn. Kortom, ik denk dat we nogal wat doen wanneer we nu besluiten
                     om dit een aanvliegroute te maken. En ik denk dat we nogal wat doen met de politieke
                     cultuur als we ons hier op deze manier gaan vastleggen.
                  
Ik vind het lastig als iemand zegt «hij is omstreden», want dat is een passivum. Iemand
                     maakt hem omstreden. Als iemand zegt «hij staat ter discussie», zeg ik dat iemand
                     zorgt dat hij ter discussie staat. Dat gebeurt niet door een act of God. We zijn er
                     allemaal zelf bij om deze politieke cultuur te bewaken dan wel niet te bewaken. In
                     die zin denk ik dat wij zorgvuldig hebben geopereerd en ook in de traditie hebben
                     geopereerd zoals die hier bestaat. Ik heb geen enkele twijfel aan – ik citeer nu maar
                     even mevrouw Piri – «de deskundigheid, de capaciteit, de staat van dienst en de integriteit
                     van deze voorzitter». In die geest hebben wij inderdaad gehandeld. Cynici vertellen
                     mij weleens dat het zo niet werkt in Den Haag, dus dat moet ik misschien maar geloven,
                     maar ik hoop van harte dat de kwaliteit van argumentatie in een discussie als deze
                     ook nog enige rol zou mogen spelen.
                  
Hier wil ik het voorlopig even bij laten, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de Minister van Defensie.
Minister Kamp:
Voorzitter. Ik moet niet gaan herhalen wat mijn collega heeft gezegd, maar het is
                     zo dat in een parlement met negentien fracties het te verwachten is dat mensen ter
                     discussie worden gesteld. Als dat gebeurt en als vervolgens het feit dat iemand ter
                     discussie staat de reden zou zijn om hem niet meer ergens te kunnen benoemen, gaat
                     het wel heel erg moeizaam worden in de politiek in Nederland. Als kabinet hebben wij
                     gekeken naar wat wij voor dit belangrijke onderzoek – we hebben in totaal vier onderzoeken,
                     waarvan er één over twintig jaar Afghanistan gaat en één over de evacuatie – specifiek
                     nodig hebben om dat onderzoek naar de evacuatie goed te doen.
                  
Hoe kun je goed onderzoek doen naar de chaotische situatie waar militairen van verschillende
                     kanten bij betrokken zijn en waarin allerlei burgers in de knel komen, en wat wil
                     een kritische Kamer daarvan weten? Als je zelf kritisch Kamerlid bent geweest gedurende
                     vele jaren, is dat een pre. Als je vervolgens een keer in dat land bent geweest en
                     je weet hoe dat land in elkaar zit, én je bent in vergelijkbare landen geweest en
                     je kunt je voorstellen hoe dat gaat in zo'n situatie van chaos in zo'n plek als Kabul,
                     is dat ook een pre. Als je weet hoe de verhoudingen liggen tussen de verschillende
                     landen die bij zo'n chaotische situatie vanuit verschillende invalshoeken betrokken
                     zijn, omdat je die landen kent en de afwegingen kent die die landen maken, is dat
                     ook een pre. Als je weet hoe het zit met burgerluchttransport en militair luchttransport
                     in zo'n situatie, is dat ook een pre. Als je in staat bent om vanuit gefundeerd zelfvertrouwen
                     op te treden in zo'n onderzoek, dan kun je voor de Kamer en voor ons allemaal dit
                     onderzoek goed doen. En iemand die Staatssecretaris, Minister, lid van de Tweede Kamer
                     en lid van de Eerste Kamer is geweest en nu lid van de Raad van State is, heeft gefundeerd
                     zelfvertrouwen. Ik denk dat we met Frank de Grave een hele goede kandidaat hebben.
                     Ik vind het erg jammer dat hier voortdurend gezegd wordt dat er een schijn van belangenverstrengeling
                     is, omdat hij een VVD'er is. Collega Knapen en ik hebben daar geen seconde op zo'n
                     manier over gedacht.
                  
Ik vind Jetta Klijnsma een parel van de politiek. Zij is tot 2017 Staatssecretaris
                     van SZW geweest. SZW is het ministerie dat de wetgeving voor de kinderopvangtoeslag
                     heeft gemaakt. Vervolgens gaat zij in 2019 een onderzoek doen naar de kinderopvangsituatie
                     die is ontstaan en niemand hier, gelukkig en terecht, heeft haar integriteit in twijfel
                     getrokken. Waarom moet dan Frank de Grave, lid van de Raad van State, die twintig
                     jaar geleden Minister van Defensie was, hier in twijfel worden getrokken? Ik vind
                     het een situatie die het parlement niet siert. Ik vind ook dat ik in de spiegel moet
                     kijken als mevrouw Belhaj zegt «je had het eigenlijk nog even in de week moeten leggen».
                     Dat is niet een opmerking waar ik zomaar aan voorbij kan gaan. Ik heb de neiging om
                     dat nooit te doen. Ik heb daar met geen van de coalitiefracties over gesproken en
                     ook niet met andere fracties. Ik heb er ook met Frank de Grave niet over gesproken.
                     Zo doe ik het niet, maar ik vraag me nu af of dat wel goed is. Misschien moeten wij
                     in de toekomst, zoals mevrouw Belhaj zegt, bij dit soort situaties, ook als je denkt
                     dat het allemaal goed is, toch even een rondje maken. Maar wat ik over mezelf denk
                     en zeg, mag toch niet in de weg staan bij het vragen aan een bekwame, gerespecteerde
                     man met kennis van zaken om dit te gaan doen, voor in de eerste plaats het parlement,
                     waarvan hij zestien jaar deel heeft uitgemaakt? Dat mag toch niet in de weg staan
                     om met brede steun van de Kamer dit onderzoek te gaan doen? Ik hoop dat de Kamer alsnog
                     tot het geven van die brede steun bereid zal zijn.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Interruptie van de heer Jasper van Dijk.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik vond de opmerking van mevrouw Belhaj ook interessant. Misschien kan de Minister
                     toelichten of hij nou wel of niet wil gaan doen wat zij zei, want dat begreep ik even
                     niet. Mijn stellige indruk is wel dat je als kabinet je best moet doen om een goed
                     onderzoek te laten doen door een goed team met uiteraard een goede voorzitter. Je
                     kunt dan tot de conclusie komen dat het draagvlak voor deze persoon in dit geval niet
                     heel groot is. En dat er een grote minderheid is in de Tweede Kamer die twijfels heeft
                     bij de keuze voor deze persoon. Dat hoeft toch niet zo heel gek te zijn? Het kabinet
                     kan dan toch zeggen: oké, we zien dat dit discussie oplevert? We zoeken iemand anders
                     en peilen vooraf bij de Tweede Kamer om een nieuwe fout te voorkomen.
                  
Minister Kamp:
Het hangt ervan af hoe dat gaat. Hier kwam op een gegeven moment de naam van Frank
                     de Grave naar buiten, omdat de ministerraad dat besloten had, en binnen een paar uur
                     werd hij al door een aantal mensen afgebrand. Dat overtuigt mij niet. Als zo iemand
                     door het kabinet voor zoiets wordt gevraagd en hij wordt meteen afgebrand, vind ik
                     dat niet direct een reden om het besluit weer in te trekken. Ik zie dat helemaal niet
                     zo.
                  
Wat de opmerking van mevrouw Belhaj betreft: ik heb gezegd wat ik heb gedaan. Iedereen
                     zit op een bepaalde manier in elkaar. Ik kijk er vooral zo naar dat we op zo'n plek
                     de beste man of vrouw moeten hebben die dat kan doen, naar tevredenheid van in de
                     eerste plaats de Kamer. Op die manier ben ik met mijn collega's en het kabinet op
                     Frank de Grave uitgekomen. Dat wil niet zeggen dat ik in dat verband of in vergelijkbaar
                     verband altijd het beste doe. Ik probeer iedere keer om het zo goed mogelijk te doen.
                     Dat zou de volgende keer zeker kunnen inhouden dat ik even toets hoe dat in de Kamer
                     zal vallen. Ik vind dat geen rare opmerking van mevrouw Belhaj.
                  
De heer Jasper van Dijk (SP):
Er worden steeds voorbeelden gegeven van andere personen, mevrouw Klijnsma, en andere
                     commissies die onderzoeken hebben gedaan. Ik loop al een tijdje mee en ik constateer
                     dat er inderdaad heel veel commissies en onderzoeken worden ingesteld die geen discussie
                     opleveren. Het kabinet moet echter erkennen dat er nu wel een discussie is ontstaan.
                     Dan is het toch niet zo heel erg om te zeggen: goed, dan kijken we nog even verder,
                     om draagvlak te creëren?
                  
Minister Kamp:
Het komt vooral omdat de VVD, het CDA, D66 en anderen, ik weet niet wie allemaal,
                     mensen als mevrouw Klijnsma of mevrouw Sorgdrager respecteren als ze voor zoiets in
                     beeld komen. Ik vind dat Frank de Grave datzelfde respect verdient.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Fritsma nog voor een interruptie.
De heer Fritsma (PVV):
De Minister verraadt eigenlijk zelf dat de keuze om de heer De Grave te benoemen ondoordacht
                     is. Hij zei letterlijk over het punt van het tegengaan van de schijn van belangenverstrengeling
                     dat hij en het kabinet er, ik citeer, «geen seconde over hebben nagedacht». Dat had
                     natuurlijk wel gemoeten. De Minister geeft aan geen seconde te hebben nagedacht of
                     dit eventueel de schijn van belangenverstrengeling met zich meedraagt. Kortom, het
                     is een volkomen ondoordacht besluit geweest. Want natuurlijk hadden de Minister en
                     het kabinet wel de vraag moeten stellen: de Kamer vraagt om een onafhankelijke commissie
                     in de motie van mijn collega...
                  
De voorzitter:
En uw vraag is?
De heer Fritsma (PVV):
En de vraag is dat het dan toch duidelijk is dat het benoemen van iemand van de grootste
                     regeringspartij die onderzoek moet doen naar het handelen van diezelfde regering in
                     strijd kan zijn met dat belangrijke criterium van onafhankelijkheid. Zo moeilijk is
                     het toch niet om dat te bedenken?
                  
Minister Kamp:
Ach, ik heb een paar voorbeelden genoemd. Ik zou er nog tien kunnen noemen. Mevrouw
                     Klijnsma, die ik een parel van de politiek heb genoemd, werd benoemd als lid van een
                     commissie om iets te onderzoeken in de tijd dat de PvdA hier in de Kamer net zo groot
                     was als de VVD. Daar gaat het toch niet om? Het gaat er toch om dat je als individu
                     in de politiek via een politieke partij je werk doet en dat je dat op een integere
                     manier moet doen. Als je dat hebt gedaan en je hebt een carrière van 40 jaar op 6
                     verschillende posities, denk ik dat je een andere benadering mag krijgen dan die een
                     deel van de Kamer, waaronder de heer Fritsma, hem op dit moment ten deel laat vallen.
                  
De heer Fritsma (PVV):
Ik spiegel deze benoeming niet aan voorbeelden uit het verleden. Ik spiegel deze benoeming
                     aan het hele belangrijke basisprincipe: wordt de schijn van partijdigheid vermeden?
                     Het antwoord daarop is duidelijk nee. Als de Minister zelf zegt dat bij die vraag
                     geen seconde is nagedacht, bewijst dat de ondoordachtheid van dit besluit. En dat
                     bewijst dat het kabinet er goed aan zou doen om dat besluit terug te draaien. Die
                     oproep doe ik met mijn allerlaatste interruptie nog een keer.
                  
Minister Kamp:
Ik zie geen enkele reden om de grootste partij in het parlement hier, de VVD, die
                     op dit moment al tien jaar in de Kamer de grootste partij is en die ook daarvoor al
                     een lange periode de grootste partij is geweest, helemaal uit te sluiten van deelname
                     aan onderzoeken naar een periode waarin de VVD in de regering heeft gezeten. Voor
                     de VVD geldt, net zoals voor alle andere partijen en fracties in de Kamer, dat diegenen
                     die politiek actief zijn, het naar het volk, waarvoor ze volksvertegenwoordiger zijn,
                     verplicht zijn om integer te zijn. Ik denk dat Frank de Grave dat door de jaren heen
                     in vele posities heeft bewezen en dat hij daarnaast deskundigheid bezit. Gelukkig
                     is hij ook beschikbaar om deze moeilijke klus te doen. Ik denk dat we hem daartoe
                     de gelegenheid moeten bieden.
                  
Ik zou nog een ding willen opmerken. Ik denk dat hij stevig genoeg is om een heel
                     kritisch onderzoek te doen. Ik denk ook dat hij stevig genoeg is om het niet nog kritischer
                     te doen omdat zijn benoeming in een sfeer van belangenverstrengeling en partijdigheid
                     wordt getrokken. Hij moet zich daardoor niet van de wijs laten brengen. Hij moet gewoon
                     doen wat we van hem verwachten als kabinet en dat is dat hij kritisch onderzoekt wat
                     er in de periode van evacuatie allemaal is gebeurd.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Eppink van JA21.
De heer Eppink (JA21):
Er kijken nou twee ministers naar dit veld en, stel je voor, er komt een Kamerdebat
                     over die commissie, dan krijg je dat dit toneel nog verder uitvergroot wordt. Het
                     wordt alleen maar erger en erger. Niemand is omstreden of wat dan ook, maar mijn voorstel
                     is om in dit geval een derde, het NIOD, te vragen om dit onderzoek te doen. Het is
                     geen groot onderzoek. Het betreft niet de gehele missie in Afghanistan; het gaat over
                     de evacuaties. Het NIOD heeft het onderzoek naar Srebrenica erg goed gedaan; dat ging
                     over de hele missie. Dus mijn voorstel zou een oplossing zijn om dit soort taferelen
                     te verhinderen, want u bent beiden bezig zichzelf steeds verder in het konijnenhol
                     in te graven. Op een gegeven moment krijg je alleen maar ruzie, polarisatie en confrontatie.
                     Dit is dus een voorstel. Ik ben normaal bij de oppositie, maar ik doe dit voorstel
                     om deze kwestie een beetje te redden en onze eer hoog te houden en ervoor te zorgen
                     dat er snel een goed onderzoek komt naar deze periode.
                  
De voorzitter:
Er zijn volgens mij nogal wat vragen blijven liggen. Misschien kan de Minister die
                     – en daar hoort deze vraag dan ook bij – beantwoorden?
                  
Minister Knapen:
Misschien dat ik eerst even antwoord geef op de vraag van de heer Eppink. Wij hebben
                     hier een beetje de neiging om voortdurend de passieve vorm te kiezen, alsof het onderwerp
                     ergens anders is. Maar alle dingen waarover wij het hebben, doen wij hier met elkaar.
                     Dus als wij zeggen dat we iets een goed idee vinden, of als we zeggen dat we iets
                     willen bevorderen, willen wij dat. We zien ook dat er mensen zijn die dat over onze
                     hoofden heen doen. Ik zie ook wel dat de cultuur aan verandering onderhevig is, maar
                     die polarisatie veroorzaken we natuurlijk zelf. Het is niet zo dat die ergens ontstaat.
                  
Wat betreft het NIOD: met deze motie in de hand hebben wij daarover nagedacht. Ik
                     zal ook even aangeven waartoe dat nadenken heeft geleid. Uw Kamer heeft namelijk vier
                     onderzoeken gevraagd. Als wij kijken naar het NIOD, waarmee wij overigens in gesprek
                     zijn... Kijk, het onderzoek dat u gevraagd heeft, en waarover we het nu hebben, is
                     een operationeel beleidsmatig onderzoek over een periode van ongeveer anderhalf tot
                     twee jaar. Uw Kamer heeft ook een onderzoek gevraagd naar de afgelopen twintig jaar.
                     Dan gaat het over het hele complex van interventies, het hele complex van militaire
                     activiteiten buiten het NAVO-gebied, de mogelijkheden, de beperkingen en de verwachtingen
                     die je daarbij had/mocht hebben/ten onrechte hebt gehad, en hoe dat is afgelopen.
                     Dan heb je het meer over een historisch analytisch onderzoek. Daarover zijn we overigens
                     in gesprek met het NIOD, omdat wij zelf ook het idee hadden dat zo'n onderzoek typisch
                     iets is voor een instituut dat eigenlijk wat meer de grote greep als specialisatie
                     heeft.
                  
Ik moet er meteen bij zeggen dat in Nederland de instituten die dit kunnen, niet voor
                     het oprapen liggen. Het is niet zo dat je elke universiteit even kunt bellen en dat
                     ze dan zeggen: nou, dat leveren we wel. Zelfs voor het NIOD is het een hele discussie
                     om te zien of ze het überhaupt voor elkaar krijgen qua bemensing en qua prioriteit,
                     want ze zijn nog met twee andere dingen bezig, zoals de heer Eppink wellicht weet.
                     Dus we zijn daarover nog in gesprek en ik weet de uitkomst daarvan nog niet, maar
                     in het idee van de heer Eppink zit een element dat wij en onze apparaten van de departementen
                     ook zo zien. Dus dat klopt.
                  
Ik denk dat er een paar vragen zijn blijven liggen. Voorzitter, als dat mag, wil ik
                     die even langslopen om te zorgen dat een en ander correct beantwoord is.
                  
Mevrouw Piri zei dat de onderzoeksopdracht niet geheel helder is. Ja en nee. We hebben
                     de voorzitter gevraagd om als onderzoeksopdracht datgene te doen wat uw aller motie
                     bevat. Overigens hebben wij er één ding aan toegevoegd. Wat blijft er aan het eind
                     van de rit op de zeef liggen en wat kunnen we daarmee? Dus een beetje operationaliseren,
                     maar dat zit in de geest van uw motie. Overigens is het natuurlijk zo dat er nog twee
                     dingen zouden volgen. Ten eerste gaat het om een onafhankelijke commissie. Het is
                     dus aan de voorzitter om het hele speelveld te verkennen: wat ontbreekt er eventueel
                     nog aan en wat zou er moeten gebeuren? En het is aan de voorzitter en zijn commissie
                     om te beginnen met een gesprek met u, over hoe ze naar deze motie kijken en of we
                     het met elkaar eens zijn over de bedoeling van deze motie, zodat ze het ook wat scherper
                     kunnen tunen. Dus het klopt dat de onderzoeksopdracht nog niet geheel helder is. Maar
                     dat heeft te maken met de onafhankelijkheid en met het feit dat er door zo'n commissie
                     met u nog nader van gedachten moet worden gewisseld over hoe een en ander precies
                     moet worden geïnterpreteerd en waar, wat de Kamer betreft, bij nader inzien de accenten
                     liggen. We zijn immers intussen ook weer enkele maanden verder.
                  
De einddatum waarnaar de heer Boswijk en mevrouw Piri vroegen, is uiteraard ook aan
                     de commissie. Afhankelijk van het moment waarop de commissie kan beginnen, zal zij
                     in staat moeten zijn om daar een beeld van te geven. Onze inschatting is dat het nog
                     wel een jaar gaat duren voordat het klaar is. Niemand is nog begonnen. Er zijn nog
                     geen leden benoemd. Het hele instellingsbesluit moet nog komen. En dan moet het hele
                     traject, waarover ik het zojuist al had, nog worden afgefietst. Er moet een onafhankelijk
                     secretariaat worden samengesteld. Ook voor dit onderzoek geldt dat onderzoekers op
                     dit moment niet voor het oprapen liggen. Een en ander moet dus allemaal worden gedaan
                     als de commissie aan de slag is. Maar het moet natuurlijk niet zo zijn dat het tot
                     Nimmerlein uitgesteld wordt. De ambitie is dus echt wel om het eind volgend jaar of
                     begin 2023 klaar te hebben.
                  
Dan vroeg de heer Van Dijk – het was meer een oproep dan een vraag – om de Kamer een
                     stem te geven. Dat is het idee van het geheel. U vraagt iets, wij faciliteren de mogelijkheid
                     van een onafhankelijk onderzoek. Zoals ik heb gezegd, zal deze onderzoekcommissie
                     uiteraard met u in gesprek gaan om van gedachten te wisselen, om te zorgen dat er
                     geen misverstanden zijn over datgene wat we precies nader uitgezocht willen zien.
                  
De heer Fritsma had het over «onderwerpen die moeten worden meegenomen». Het lijkt
                     me logisch dat het in het gesprek met zo'n commissie aan uw allen is om aan te geven
                     wat u vindt dat dient te worden meegenomen. Dan is het aan een onafhankelijke commissie
                     om te kijken of dat enig verband houdt met hun onderzoek of niet, en dat vervolgens
                     met u te communiceren.
                  
De heer Brekelmans vroeg hoe het zit met het verschaffen van gevoelige informatie.
                     Wij willen dit maximaal faciliteren. Die plicht hebben we ook. Er kunnen natuurlijk
                     dingen zijn waarin, in overleg met bondgenoten, onmogelijk inzage gegeven kan worden.
                     Maar er zijn allerlei gradaties, bijvoorbeeld dat je inzage geeft, maar dat het niet
                     gebruikt mag worden; of dat je inzage geeft, maar dat het alleen vertrouwelijk gebruikt
                     mag worden; of dat je inzage geeft en dat het wel opgenomen kan worden, wellicht geanonimiseerd.
                     Wat ons betreft is het onze taak en onze verantwoordelijkheid om maximaal te faciliteren
                     dat er geen dingen achtergehouden worden die het inzicht van de commissie beperken,
                     als het gaat om de kwaliteit van het eindrapport.
                  
Voorzitter, ik denk dat ik daarmee ook de losse vragen naast dit grote politiek-culturele
                     hoofdstuk heb beantwoord.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn we hiermee gekomen aan het einde van de eerste termijn van dit
                     commissiedebat. We gaan over naar de tweede termijn van de kant van de Kamer. Ik denk
                     dat daaraan wel behoefte bestaat. Ik zou willen afspreken: maximaal anderhalve minuut
                     per fractie. Mevrouw Piri heeft al een tweeminutendebat aangevraagd. Het is wat ongebruikelijk
                     om dat in de eerste termijn te doen, want het is altijd goed om eerst de reactie van
                     de kant van het kabinet, in dit geval het demissionaire kabinet, te horen. Maar het
                     staat genoteerd, mevrouw Piri. Volgens mij wordt het vanavond om 19.00 uur ingepland.
                     En dan is nu het woord aan mevrouw Piri.
                  
Mevrouw Piri (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Het was, denk ik, geen verrassing. Ik had het bij de regeling
                     van werkzaamheden inderdaad aangevraagd, maar ik heb natuurlijk ook geluisterd naar
                     wat de bewindspersonen hier te zeggen hadden. Laat ik vooropstellen dat ik het ook
                     een ongemakkelijk debat vind. Maar ik hoor de ministers hier ook doen alsof... Ik
                     hoor zelfs een van de ministers zeggen: «Dit siert de Tweede Kamer niet.» Het gaat
                     hier wel om een fundamentele zaak. Met alle respect, ik denk niet dat wíj dit probleem
                     veroorzaakt hebben. Het ligt toch echt aan hoe het kabinet met de benoeming is omgegaan.
                     Het kwam ook in de media, gelekt, voordat er een besluit viel. Dat lag ook niet aan
                     de Tweede Kamer. De Tweede Kamer wist het niet; wij konden het niet lekken. Alle schade
                     die hier is aangericht, ligt dus echt in eerste instantie bij het kabinet. U heeft
                     de heer De Grave in deze ongemakkelijke positie gebracht, niet wij.
                  
In de vergelijkingen die worden gemaakt, worden wel een beetje appels met peren vergeleken.
                     Er worden hier allerlei namen genoemd; sommige namen betroffen voorzitters en andere
                     leden van commissies. We hebben het hier vandaag niet over algemene benoemingen voor
                     commissies. We hebben het over een onderzoekscommissie voor Afghanistan. Het onderzoek
                     gaat bijvoorbeeld niet over algemene vragen, waarvoor in dit geval de heer De Grave
                     misschien heel goed geschikt was. Algemene vragen, zoals «geef ons advies hoe om te
                     gaan met lokaal personeel» of «geef ons advies hoe om te gaan met de positie van inlichtingendiensten
                     binnen het NAVO-bondgenootschap». Nee, hierbij gaat het om het doen van onderzoek
                     naar hoe de bewindspersonen – eentje zit nog; de andere twee zijn afgetreden – geacteerd
                     hebben. Dat is echt een fundamenteel ander onderzoek. Ik hoorde Minister Knapen eigenlijk
                     al erkennen dat dit echt om een ander type onderzoek gaat. Je kunt appels dus niet
                     met peren vergelijken met betrekking tot onderzoeken.
                  
Voorzitter, ik rond af. Er zijn zestien partijen die het beleid van het kabinet inzake
                     Afghanistan hebben afgekeurd. Dat is een meerderheid, zeg ik ook naar de heer Brekelmans.
                     Het zijn niet alleen zestien partijen; het was ook de meerderheid. Daarom vind ik
                     het zeer pijnlijk dat er nu uiteindelijk in ieder geval maar drie partijen het eens
                     zijn met deze benoeming. Van de ChristenUnie weten we niet hoe het ervoor staat. Ik
                     hoop dus alsnog dat het kabinet besluit om niet op deze manier met dit onderzoek te
                     starten.
                  
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan de heer Boswijk van het CDA.
De heer Boswijk (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de bewindspersonen voor de uitgebreide antwoorden.
                     Mijn vragen zijn beantwoord. Ik moet wel zeggen dat ik «een jaar» wel heel erg lang
                     vond klinken. Ik snap dat onderzoekers niet voor het oprapen liggen en dat het onderzoek
                     goed en juist moet gebeuren, maar ik schrok er eerlijk gezegd wel een beetje van dat
                     het zo lang moet duren. Maar verder heb ik geen vragen.
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan de heer Jasper van Dijk van de SP.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Voorzitter. Als je het debat wil samenvatten, zegt een deel van de Kamer dus «we vinden
                     de voorzitter ongeschikt» en de regering zegt «we vinden hem geschikt». Punt. Ik had
                     toch meer gehoopt op een uitwisseling van opvattingen, maar ik heb een beetje het
                     idee dat ik tegen een muur zit te praten. De regering heeft wel de onderbouwing gegeven
                     zoals die in de brief stond, maar ik heb niet het idee dat er echt een debat is. In
                     antwoord op mijn vraag om de Kamer hierin een stem te geven, zegt de Minister van
                     Buitenlandse Zaken: dat doen we hiermee. Maar dat doet u nu precies niet. Het gaat
                     om de aanstelling van de voorzitter, waar we bezwaar tegen hebben. Dat heeft u niet
                     voorgelegd. Dat is gelekt in de pers, en daar hebben we het maar mee te doen. Ik vind
                     dat zeer teleurstellend. Ik meen ook dat de oppositie, zeker de heer Eppink en wij,
                     constructieve voorstellen hebben gedaan en alternatieven hebben gegeven. Maar de regering
                     wil er niet aan. Ik vind dat halsstarrig en jammer.
                  
Toch slot nog een positief punt. Als de regering bezig is het NIOD te vragen voor
                     het langetermijnonderzoek naar Afghanistan, in uitvoering van mijn motie van april,
                     vind ik dat zeer interessant en hoor ik graag zo gauw mogelijk of dat doorgaat.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Dan de heer Fritsma van de PVV.
De heer Fritsma (PVV):
Voorzitter, dank. Ik dank de beide ministers ook voor de gegeven antwoorden op alle
                     vragen. Maar die antwoorden hebben, ook wat betreft de PVV, de bezwaren tegen de benoeming
                     van de heer De Grave niet weggenomen. Integendeel, zou ik bijna willen zeggen. De
                     benoeming klopt niet. De benoeming is ondoordacht. En dit dreigt echt een hele valse
                     start te worden voor de onderzoekscommissie. Het kabinet zou er goed aan doen om de
                     valse start niet te laten gebeuren, want dit is niet zomaar herstelbaar zonder die
                     benoeming in te trekken. Er is al een tweeminutendebat aangevraagd. Als de regering
                     volhardt in de benoeming, zal de PVV zich aansluiten bij een motie om dit nog te repareren.
                  
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Eppink van JA21.
De heer Eppink (JA21):
Voorzitter. Ik ga door met het denkproces, en ik heb verder geen opmerkingen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Brekelmans van de VVD.
De heer Brekelmans (VVD):
Dank, voorzitter. En dank aan de beide ministers voor de beantwoording van de vragen
                     rondom dit onderzoek, ook van mijn specifieke vraag over hoe er met potentieel gevoelige
                     informatie wordt omgegaan. Ik ben in ieder geval blij om te horen dat de intentie
                     is om dat, binnen alle beperkingen die er mogelijk zijn, op een zo transparant mogelijke
                     manier te doen en dat daarin verschillende modaliteiten mogelijk zijn. Tot slot, ik
                     zou deze termijn toch ook willen gebruiken om te zeggen dat wij als Kamer natuurlijk
                     overal kritisch op mogen zijn, maar dat we ook echt met elkaar moeten bezien hoe we
                     de komende jaren een politieke cultuur bewaken. Ik vind dat daarbij geen sprake moet
                     zijn van willekeur. Op het moment dat je een specifieke figuur afwijst, moeten wij
                     met elkaar als Kamer kijken welke principes of, zoals collega Belhaj zei, welke aannames
                     daaronder zitten, en of wij die principes en die aannames ook kunnen gebruiken voor
                     andere situaties. Als dat niet kan of als er verkeerde principes worden gebruikt,
                     moeten we daar ook zeer terughoudend in zijn. Want ik sta voor al die mensen met een
                     politieke achtergrond, die vervolgens in commissies, in bestuursorganen of wat voor
                     functie dan ook, een neutrale functie vervullen, of dat nou een SP'er, een PvdA'er,
                     een VVD'er of een CDA'er is. Volgens mij hebben wij dit allemaal met elkaar te bewaken.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Belhaj van D66.
Mevrouw Belhaj (D66):
Voorzitter. Dank aan de bewindspersonen voor de toelichting. Mijn eigen voorstel was
                     of het niet een goed idee zou zijn om het eigenlijk al te sonderen. Dat was een gedachte,
                     maar die neem ik eigenlijk alweer terug. Dat komt eigenlijk omdat ik me realiseerde
                     door de beantwoording dat ik juist niet wil dat het politiek wordt. Dus je kunt informeel
                     sonderen, maar ik wil niet dat het een ding wordt dat de Kamer dan beslist wie de
                     voorzitter wordt. Want als we dit structureel overal gaan doen, weet ik al dat dit
                     over vijf jaar politiek wordt, en dat wil ik niet.
                  
Helemaal tot slot, voorzitter. Ik schoot net een beetje uit mijn slof. Ik had bedacht
                     dat ik maar één zinnetje zou zeggen. En als ik me dat voorneem, komt er meestal nog
                     veel meer uit. Een en ander is niet bedoeld naar mijn collega's toe, maar er zat een
                     beetje frustratie in. Ik neem ons werk heel serieus en ik denk dat we het alleen maar
                     met elkaar goed blijven doen als we onszelf ook een spiegel voorhouden. Vandaar dat
                     ik nog even verwees naar die moties van afkeuring en wantrouwen. Conclusies trekken
                     en tegelijkertijd waarde hechten aan een goede evaluatie vind ik gewoon belangrijk.
                  
Dat is geen verwijt naar politici hier, maar ik merk wel dat ik denk: ik wil gewoon
                     een goede evaluatie. Er is ongelofelijk veel gebeurd. Ik heb die film ook honderd
                     keer in mijn hoofd afgespeeld: wat kan er nou eigenlijk allemaal misgegaan zijn? Ik
                     denk dan aan de mensen die nu nog in Afghanistan zitten of al vermoord zijn. Hebben
                     die er wat aan als er straks een onderzoek ligt dat de Kamer uit elkaar scheurt, omdat
                     we het niet eens waren over de voorzitter? Dat in mijn hoofd hebbende hoop ik, en
                     spreek ik uit, dat de heer De Grave zijn werk heel goed gaat doen en dat ik hoop dat
                     ook andere commissieleden erbij kunnen komen om te zorgen dat deze belangrijke evaluatie
                     gebeurt. Ik zou het zonde vinden als wantrouwen de basis is voor deze commissie. Want
                     wat hebben die Afghanen daaraan?
                  
De voorzitter:
Dank u wel. U had nog een interruptie van Jasper van Dijk.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dat laatste lijkt me nou juist een argument om nog eens heel goed na te denken over
                     de gekozen voorzitter. Maar goed. Wat mij verbaast, is de opmerking van mevrouw Belhaj
                     dat ze eigenlijk nooit meer inspraak wil hebben over de aanstelling van voorzitters
                     door het kabinet. De suggestie die ze deed in de eerste termijn was om de Kamer daarin
                     een rol te geven. Dat was een hele goede suggestie. Maar nu zegt ze: «Dat was een
                     vergissing. Het kabinet mag voortaan altijd mensen aanstellen en de Kamer moet zich
                     daar niet mee bemoeien, want anders wordt het politiek.» Dat is een hele frappante
                     opstelling voor een D66-Kamerlid.
                  
De voorzitter:
En wat is uw vraag?
De heer Jasper van Dijk (SP):
Het kabinet kan zich toch vergissen, vraag ik mevrouw Belhaj. Wilt u daar nou nooit
                     meer inspraak over?
                  
Mevrouw Belhaj (D66):
Mijn woorden worden nu echt totaal verkeerd herhaald. Ik heb gezegd dat sonderen een
                     manier kan zijn om leden waarbij het aan de orde is of die die motie hebben ingediend,
                     een soort goed gevoel te geven. Waarom kwam ik erop terug? Omdat ik dacht: ik heb
                     de regel «oplossingen die je bedenkt die voortkomen uit wantrouwen, zijn altijd verkeerde
                     oplossingen». Voor mij is niet wantrouwen de houding, voor mij is het gewoon een soort
                     geste die je maakt. Zie jij iets wat ik niet zie? Daarom zei ik: als je een opdracht
                     geeft aan een kabinet om dat onderzoek in te stellen, dan hoort daarbij inderdaad
                     ook het kiezen van een voorzitter. Wil je dat niet, dan kies je ervoor om zelf een
                     parlementaire enquête te doen. Je kunt ook altijd zelf dingen onderzoeken. En dan
                     ga je er zelf over als Kamer. Dus de suggestie alsof ik zou willen dat de Kamer er
                     nooit meer over gaat, vind ik een verkeerde.
                  
Tot slot wilde ik nog zeggen dat ik in mijn hoofd ook de hele tijd het volgende dacht.
                     Nederland is een klein land. We hebben best wel veel bestuurders, maar je moet de
                     goede mensen maar vinden. Laten we het positief houden en hopen dat er uiteindelijk
                     weer een positieve sfeer komt. Maar zoals de sfeer nu is, denkt iedereen: «ja dag,
                     als ik gebeld word, ga ik het echt niet doen. Heb je gezien wat er in de krant staat?»
                     Dat betekent dus dat mogelijk hele goede mensen die ik heel graag in die commissie
                     wil hebben, nu nee gaan zeggen. Daarmee snijden wij ons als Kamer dus zelf in de vingers.
                     Ik bedoel niet dat er dan slechte mensen in die commissie komen of zo. Nee, het wordt
                     een soort selffulfilling prophecy zodat het dan uiteindelijk iets niet wordt. Ik hoop
                     dat ik de heer Van Dijk kan overtuigen en dat hij in ieder geval zelf nog iets zegt.
                     Ik hoop dat die commissie succesvol is. En ik hoop dat de mensen die gebeld worden
                     om er zitting in te nemen, dat dan ook doen, ten behoeve van het kunnen uitvoeren
                     van een goede evaluatie.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Dan kijk ik naar de kant van de ministers. Er zijn niet echt vragen meer
                     gesteld volgens mij. Dan zijn we aan het einde gekomen van dit commissiedebat. Het
                     krijgt een vervolg in de plenaire zaal met een tweeminutendebat. Dat zal vanavond
                     plaatsvinden. Ik heb verder geen toezeggingen genoteerd. Mevrouw Belhaj nog, tot slot.
                  
Mevrouw Belhaj (D66):
Een beetje ongebruikelijk, maar ik ga zo naar Brussel toe. Ik ben vanavond dus niet
                     bij het debat. Dat heeft dus geen andere reden dan dat ik naar Brussel ben.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is dat ook genoteerd en sluit ik hierbij de vergadering.
Sluiting 16.01 uur.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 A. (Aukje) de Vries, voorzitter van de vaste commissie voor Defensie
- 
              
                  Mede ondertekenaar
 Geert Wilders, Tweede Kamerlid
- 
              
                  Mede ondertekenaar
 T.N.J. de Lange, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
 
          