Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bikker over het bericht ‘Dealen op scholen heel normaal, harddrugs vaker op gymnasiums’
Vragen van het lid Bikker (ChristenUnie) aan de Minister van Justitie en Veiligheid, de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over het bericht «Dealen op scholen heel normaal, harddrugs vaker op gymnasiums» (ingezonden 8 oktober 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Blokhuis (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens
de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Basis- en Voortgezet Onderwijs
en Media (ontvangen 26 november 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2021–2022, nr. 477.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Dealen op scholen heel normaal, harddrugs vaker op
gymnasiums»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Vindt u het ook zeer zorgwekkend dat deze jongeren het dealen van drugs schijnbaar
heel normaal vinden? Zo ja, welke oorzaken ziet u voor deze normalisering? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 2
Ja, dat vind ik zeer zorgwekkend. Over het aantal gevallen van dealen op school zijn
geen precieze gegevens bekend. Wel biedt de tweejaarlijkse Monitor Sociale Veiligheid
inzicht in risicovol gedrag op school. Daaruit blijkt dat er al lange tijd landelijk
sprake is van een stabiel beeld ten aanzien van het meenemen van alcohol, wapens en/of
drugs naar school. In antwoord op de vraag of scholieren dealen op school normaler
zijn gaan vinden, is in de beschikbare registraties vooralsnog geen sprake van een
zichtbare trend.2 Onderzoek wijst uit dat, om te voorkomen dat jongeren gaan dealen, al vroeg met preventiemaatregelen
begonnen moet worden: het liefst al op de basisschool.3 In het breed offensief tegen ondermijnende criminaliteit heeft de Minister van Justitie
en Veiligheid daarom € 82 miljoen structureel vrijgemaakt voor een preventieve aanpak
met gezag, gericht op het voorkomen dat jongeren in de drugscriminaliteit belanden
en/of daar verder in afglijden. Zie ook de brief d.d. 4 oktober 2021.4
Vraag 3
Bent u met de mening eens dat die normalisering van dealen onder jongeren niet los
valt te zien van de normalisering van drugsgebruik?
Antwoord 3
In de maatschappij is veel aandacht voor de zogenaamde normalisering van drugsgebruik.
Dat drugsgebruik door sommige groepen in de samenleving steeds normaler wordt gevonden,
heeft zich vooralsnog niet vertaald in een toename van drugsgebruik: uit de cijfers
blijkt geen stijging in het gebruik van drugs onder scholieren. Uit de Nationale Drugsmonitor
(NDM) blijkt dat het gebruik van cocaïne en XTC bij jongeren tussen de 12 en 16 jaar
zeer laag is. Minder dan 1 procent geeft aan deze middelen de afgelopen maand gebruikt
te hebben. Voor lachgas en cannabis ligt dit percentage hoger met respectievelijk
2,5% en 5,3%. Onder 16- t/m 18-jarige studenten van het mbo en hbo is het percentage
dat aangeeft in de afgelopen maand cocaïne te hebben gebruikt met 0,9% vergelijkbaar
met de 12- t/m 16-jarigen, terwijl het percentage dat aangeeft afgelopen maand XTC
te hebben gebruikt met 3% wel hoger ligt. Van de 16- t/m 18-jarige mbo en hbo studenten
heeft 12% afgelopen maand cannabis gebruikt en 8% van deze studenten heeft de afgelopen
maand lachgas gebruikt. Dit betekent dat de overgrote meerderheid van de scholieren
geen drugs gebruikt. Wel zien we dat het gesprek over drugs en drugsgebruik makkelijker
gevoerd kan worden doordat het taboe op het onderwerp kleiner wordt. Dat betekent
dat ouders eenvoudiger dan voorheen in staat zijn om drugsgebruik met hun kinderen
te bespreken en dat het voor mensen die door drugs in de problemen zijn geraakt gemakkelijker
is om hulp te zoeken en te vragen. Dat neemt niet weg dat de overgrote meerderheid
niet gebruikt.
Daarnaast staan normalisering van drugsgebruik en normalisering van dealen onder jongeren
niet geheel los van elkaar, maar ze zijn ook zeker niet hetzelfde. Dat het gesprek
over drugsgebruik breder gevoerd kan worden, betekent niet dat het dealen in drugs
geaccepteerd wordt.
Vraag 4
Hoeveel jongeren in Nederland hebben op dit moment een drugsprobleem en bij hoeveel
jongeren is er sprake van drugsverslaving?
Antwoord 4
Wat betreft problematisch gebruik zijn er geen representatieve cijfers voor de meeste
drugs. Wel is bekend dat onder 15- en 16-jarige scholieren 5% wordt aangemerkt als
riskant cannabisgebruiker.5 Bij riskant cannabisgebruik gaat het niet alleen om frequent gebruik, maar is ook
vaak sprake van andere gezondheidsrisico’s zoals dagelijks roken. Ook blijken deze
jongeren daarnaast veel vaker te spijbelen en problemen te hebben in hun (sociale)
omgeving.
Landelijke cijfers over het aantal jongeren in de verslavingszorg worden bijgehouden
in LADIS, de nationale database voor verslavingszorg. Uit de laatst beschikbare LADIS-kerncijfers
blijkt dat er in 2015 1959 personen van jonger dan 20 jaar in behandeling waren voor
een drugsverslaving. Onder vraag 6 licht ik toe waarom geen recentere data beschikbaar
is.
Vraag 5
Hoeveel scholen in Nederland hebben te maken met problematisch drugsgebruik en/of
drugshandel?
Antwoord 5
Absolute cijfers over problematisch drugsgebruik en/of drugshandel binnen scholen
worden landelijk niet bijgehouden. De tweejaarlijkse Monitor Sociale Veiligheid6 geeft wel informatie over risicovol gedrag zoals het meenemen van alcohol, wapens
en/of drugs naar school. Daaruit blijkt dat er landelijk gezien al lange tijd sprake
is van een stabiel beeld. Evenwel geeft dit geen aanleiding om achterover te leunen.
Circa 6 à 7% van leerlingen geeft aan weleens alcohol, wapens en/of drugs naar school
te hebben meegenomen (2006: 7,1%, 2008: 6,4%, 2010: 6,1%, 2012: 8,1%, 2014: 7,7%,
2016: 6,8%, 2018: 6,3%). De monitor wordt elke twee jaar uitgevoerd. Ten gevolge van
de coronacrisis is de monitor van 2020 een jaar opgeschoven naar 2021. Eind dit jaar
kan uw Kamer de nieuwe monitor verwachten, met daarin ook specifieke cijfers over
het meenemen van drugs naar school.
Vraag 6
Wanneer zullen de cijfers – die ten gevolge van de recent aangenomen wijziging van
de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg weer kunnen worden geregistreerd in
het Landelijk Alcohol en Drugs Informatie Systeem (LADIS) – weer worden bijgewerkt,
aangezien de laatste cijfers over mensen die in behandeling zijn voor drugsverslaving
vijf jaar oud zijn? Hoe heeft u naast het aantal verslavingen, inzicht in de omvang
van gebruik en handel onder jongeren?7
Antwoord 6
LADIS is sinds 2016 niet operationeel, omdat de gegevensverwerking niet voldoet aan
de vereisten van de AVG. Het wetsvoorstel8 dat voorziet in de grondslag voor de gegevensverwerking is onlangs door de Eerste
Kamer aangenomen. Zodra ook de onderliggende regelgeving is afgerond, kan de wetgeving
in werking treden en ontstaat er weer een actueel zicht op trends en omvang van het
aantal jongeren in de verslavingszorg. Dit staat in de loop van 2022 gepland.
Verder houd ik het drugsgebruik onder jongeren zo goed mogelijk in de gaten, bijvoorbeeld
via de Peilstations en het HBSC (Health Behaviour in School-aged Children)-onderzoek
voor het zicht op het gebruik onder scholieren in het voortgezet onderwijs en via
de mbo-hbo-monitor op het middelengebruik van mbo- en hbo-studenten. De nieuwe, afgelopen
jaar gestarte Studentenmonitor peilt het middelengebruik en de mentale gezondheid
van de WO-studenten. De resultaten daarvan verwacht ik komende maand te ontvangen.
Verder zien we door het Grote Uitgaansonderzoek wat er gebeurt op het gebied van drugsgebruik
onder uitgaanders.
Vraag 7
Wat doet u naast de registratie in LADIS verder om het aantal verslaafden, de oorzaken
van verslavingen, de groepen waar verslavingen plaatsvinden en de gezondheidsschade
van drugs en verslaving scherp in beeld te houden om op passende wijze te kunnen acteren?
Welke speciale aandacht gaat daarbij uit naar jongeren?
Antwoord 7
De volksgezondheidskant van het Nederlandse drugsbeleid is gebaseerd op een continuüm
waarbij wordt ingezet op het voorkomen van gebruik, het voorkomen van incidenten wanneer
een persoon toch besluit te gebruiken, het voorkomen van verslaving, het ondersteunen
in herstel van verslaving en tot slot harm reduction-maatregelen voor verslaafden voor wie afkicken (voorlopig) geen optie is. LADIS is
het primaire middel om het aantal mensen met hulpvragen in verband met problematisch
gebruik en verslaving kwantitatief in beeld te krijgen. Daarnaast is er regelmatig
contact met Verslavingskunde Nederland en zijn er verschillende monitors en onderzoeken
die relevante informatie verzamelen en een basis bieden voor interventies.
Zo is er via de Leefstijlmonitor jaarlijks een goed inzicht in de prevalenties van
gebruik en is er via de Monitor Drugsincidenten zicht op druggerelateerde incidenten.
Ook zijn er de monitors gericht op jongeren die ik in de beantwoording van de vorige
vraag al noemde. Verder wordt er zicht gehouden op risicogroepen: zo is het middelengebruik
in de residentiële jeugdzorg in kaart gebracht met het EXPLORE-onderzoek. Deze cijfers
helpen onder meer het Trimbos Instituut met het ontwikkelen van interventies gericht
op het voorkomen van drugsgebruik onder jongeren. Een belangrijk voorbeeld hiervan
is Helder op School, de integrale aanpak voor de preventie van middelengebruik in
het onderwijs. In deze aanpak is ook expliciet aandacht voor het dealen op school.
Vraag 8
Wordt het geen tijd om het Nationaal Preventieakkoord uit te breiden met een paragraaf
over het tegengaan van drugsgebruik, in ieder geval onder jongeren en op scholen om
zo te laten zien dat preventie van drugsgebruik, zeker onder deze groep, prioriteit
voor het kabinet heeft? Zo ja, welke voorbereidingen treft u daartoe? Zo nee, wanneer
vindt u dat de tijd hier wel rijp voor is?
Antwoord 8
Bij het opstellen van het Nationaal Preventie Akkoord dat in 2018 is gesloten, is
gekozen voor focus op drie leefstijlthema’s (roken, overgewicht en problematisch alcoholgebruik)
omdat deze drie thema’s verreweg de grootste oorzaak voor ziektelast in Nederland
zijn, met 35.000 doden en 9 miljard euro aan zorguitgaven per jaar. Omdat drugsgebruik
deel is van middelengebruik in het algemeen is het denkbaar dat drugsgebruik onderdeel
is van een eventueel volgend Nationaal Preventieakkoord. De inhoud van zo’n akkoord
is aan een nieuw kabinet.
Vraag 9
Hoe kunt u samenwerkende scholen helpen bij het tegengaan van de normalisering van
drugsgebruik? Welke doelstellingen heeft u daarbij? Bestaat er een landelijke aanpak
voor en met scholen (inclusief ROC’s) of bent u bereid hier een begin mee te maken?
Op welke wijze kan het succesvolle experiment met het IJslandse preventiemodel dat
al in een aantal gemeenten wordt toegepast ook van nut zijn om normalisering van drugsgebruik
en -handel tegen te gaan?9
Antwoord 9
Het drugspreventiebeleid in Nederland is er, ook in het onderwijs, in de eerste plaats
op gericht om gebruik te voorkomen. Dit gebeurt via de onder vraag 7 al genoemde integrale
aanpak voor de preventie van middelengebruik in het onderwijs, Helder op School. Helder
op School is onderdeel van het programma Gezonde School en is beschikbaar voor basisscholen,
middelbare scholen, ROC’s, hogescholen, universiteiten en scholen voor voortgezet
speciaal onderwijs. Binnen de aanpak wordt ingezet op beleid, omgeving, signaleren
en educatie.
Wat betreft het IJslandse preventiemodel: ik ondersteun het Trimbos Instituut met
de uitvoering van het driejarige traject «Leren van het IJslands Preventiemodel».
Binnen dit traject onderzoekt het Trimbos samen met zes gemeenten in hoeverre het
IJslandse preventiemodel vertaalbaar is naar en implementeerbaar is in Nederland.
De gemeenten die werken met het IJslandse model monitoren jaarlijks het middelengebruik
van jongeren en delen de resultaten direct met lokale partners. Daarmee wordt bepaald
welke interventies nodig zijn en wie daarbij betrokken kunnen worden. Het initiële
traject is afgerond. Het preventiemodel blijkt goed implementeerbaar in de Nederlandse
gemeenten. De werkwijze heeft op een aantal aspecten toegevoegde waarden t.o.v. bestaande
programma’s en werkwijzen, met name op community building, de integrale benadering
en de rol van monitoring in het lokale beleidsproces. De betrokken gemeenten zijn
enthousiast en geven aan door te willen met het model. De projectsubsidie is aangevuld
voor aanvullende activiteiten tot einde van dit jaar. Trimbos gaat een implementatiegids
voor gemeenten opstellen. Ten behoeve van monitoring wordt daarnaast een IJsland module
ontwikkeld die geïntegreerd kan worden in de bestaande GGD Jeugdgezondheidsmonitor.
Gezien de inhoudelijke raakvlakken en de wens om aansluiting te bevorderen, wordt
ingezet op afstemming met bestaande preventieprogramma’s en stakeholders. De aanpak
wordt geëvalueerd om kennis over de Nederlandse aanpak te vergaren en de aanpak aan
te scherpen. Tevens wordt door het Trimbos-instituut verkend hoe de effectiviteit
van de Nederlandse aanpak in kaart zou kunnen worden gebracht. Ten slotte wordt kennis
over het IJslandse preventiemodel de komende tijd gedeeld met landelijke organisaties,
gemeenten en lokale partners. Ik blijf dit traject met interesse volgen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media -
Mede namens
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.