Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Strien en Van der Woude over het bericht 'Gerommel binnen Adviescollege Slavernijverleden: Een jaar werk is in twee maanden uitgevoerd'
Vragen van de leden Van Strien en Van der Woude (beiden VVD) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht «Gerommel binnen Adviescollege Slavernijverleden: Een jaar werk is in twee maanden uitgevoerd» (ingezonden 3 november 2021).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen
26 november 2021).
Vraag 1, 2 en 4
Bent u bekend met het bericht «Gerommel binnen Adviescollege Slavernijverleden: Een
jaar werk is in twee maanden uitgevoerd»?1
Klopt de constatering uit het NRC-artikel dat het Adviescollege Dialooggroep Slavernijverleden
maandenlang niet goed heeft gefunctioneerd en dat sommige leden vooringenomen waren?
Zo ja, hoe kan dit?
Bent u van mening dat het werk dat ten grondslag lag aan het advies van het Adviescollege
gehaast en rommelig is verlopen en valt dit te wijten aan het optreden van het Adviescollege
zelf? Zo ja, wat vindt u daarvan? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 1, 2 en 4
Ja, ik ben bekend met het genoemde artikel. De taak die de leden van het onafhankelijke
Adviescollege Dialooggroep Slavernijverleden op hun schouders namen was niet eenvoudig,
en zeker niet middenin een mondiale pandemie. Het Adviescollege heeft zijn werkzaamheden
daardoor onder bijzondere omstandigheden moeten verrichten. Zo maakten de reisrestricties
als gevolg van de corona-crisis een voorzitterswissel noodzakelijk. Ook werd aanvankelijk
ingezet op fysieke dialoogbijeenkomsten, omdat die zich nu eenmaal het beste lenen
om met elkaar in gesprek te gaan over een onderwerp waarover in de samenleving verschillend
wordt gedacht. Toen de corona-beperkingen voortduurden heeft het Adviescollege een
manier ontwikkeld om toch grotendeels online een zorgvuldige dialoog te houden. Gezien
deze omstandigheden heb ik het Adviescollege uitstel verleend, zodat het voldoende
tijd had om de dialogen te organiseren en tot een gefundeerd rapport te komen. Uiteindelijk
heeft de voorzitter namens het hele Adviescollege op 1 juli, binnen de afgesproken
termijn, het rapport van bevindingen gepresenteerd.
Vraag 3
Klopt het beeld eveneens dat sommige leden een «duidelijk stempel op de groep lijken
te drukken en voor te willen sorteren op de uitkomsten van de dialoog»? Zo ja, welke
gevolgen heeft dit gehad voor de aanbevelingen die het Adviescollege heeft gedaan?
Welke aanbevelingen stonden al van tevoren vast?
Antwoord 3
Dat de leden van het Adviescollege gedurende hun werkzaamheden wel eens van mening
verschilden, vind ik niet vreemd. Immers, de leden hadden een complexe taak op een
gevoelig onderwerp. Wat telt is het rapport van bevindingen dat het Adviescollege
gezamenlijk heeft opgeleverd en waarover binnen het Adviescollege geen verschil van
inzicht bestaat.
Vraag 5
Op welke wijze heeft het ministerie de werkwijze van het Adviescollege bijgestuurd?
Antwoord 5
Het Adviescollege heeft inhoudelijk volledig onafhankelijk geopereerd. Zoals blijkt
uit de stukken die op basis van het Wob-verzoek van NRC openbaar zijn gemaakt was
het contact tussen mijn ministerie en het Adviescollege procedureel van aard, bijv.
over de coronabeperkingen in relatie tot de voortgang van het werk en over de voorbereidingen
van de overhandiging van het rapport van bevindingen op 1 juli. Daarbij heb ik aangedrongen
op tijdige oplevering van het rapport en is in overleg met mijn departement extra
ondersteuning voor het Adviescollege aangetrokken om dit te realiseren.
Vraag 6
Hoe apprecieert u het gegeven dat er door de betrokken onderzoekers niet één eenduidig
advies is opgeleverd maar zeven losstaande?
Antwoord 6
De geraadpleegde wetenschappers hebben hun adviezen op basis van verschillende invalshoeken
en deels aanvullende onderzoeksvragen aangedragen. Deze adviezen hebben als input
voor het uiteindelijke rapport gediend. Daarin licht het Adviescollege zijn inhoudelijke
overwegingen toe, met verwijzing naar en volledige inzage in de door het Adviescollege
ingewonnen wetenschappelijke adviezen.
Vraag 7 en 8
Hoe verhouden uw uitspraken dat «deze adviezen belangwekkend en niet mis te verstaan
zijn. Dat we daar niet omheen kunnen», zich met de het feit dat er geen eenduidig
advies gegeven is en met de constatering dat het proces van het Adviescollege rommelig
verloopt?
Bent u nog steeds van mening dat we er niet «omheen kunnen»? Zo ja, hoe verhoudt zich
dat met het feit dat er geen kabinetsreactie is gegeven op het rapport?
Antwoord 7 en 8
Het gezamenlijke rapport van bevindingen van het Adviescollege geeft wel degelijk
een eenduidig advies aan het kabinet; het telt 11 duidelijke, belangrijke en relevante
aanbevelingen. In de aanbiedingsbrief aan de Eerste en Tweede Kamer bij het rapport
op 1 juli j.l. heb ik aangegeven dat dit rapport belangrijke bouwstenen en aanknopingspunten
biedt voor de toekomst. Het is aan een volgend kabinet om het vervolgtraject vorm
te geven en de inhoudelijke reactie te verzorgen. Juist vanwege de maatschappelijke
relevantie en het gewicht van dit onderwerp is het aan een «missionair» kabinet om
op het rapport te reageren.
Vraag 9
Welke lessen trekt u uit dit proces en op welke manier gaat u in aanloop van het herdenkingsjaar
2023 ervoor zorgen dat advies en onderzoek dat met betrekking hierop gevraagd is of
wordt, zorgvuldig tot stand komen, zodat de maatschappelijke dialoog die gevoerd gaat
worden zich focust op de inhoud en niet op het proces daaromheen?
Antwoord 9
Door de coronapandemie heeft het Adviescollege zijn werkzaamheden onder bijzondere
omstandigheden moeten verrichten. De moeilijkheden die dat opleverde zijn dan ook
lastig te vertalen naar lessen voor soortgelijke activiteiten onder stabiele omstandigheden.
Ondanks de lastige werkomstandigheden heeft het Adviescollege een zeer relevant rapport
opgeleverd, dat een belangrijke bijdrage levert aan het maatschappelijke debat Niettemin
zijn er in algemene zin natuurlijk uit elk proces lessen te trekken. Bijvoorbeeld
ten aanzien van het aantal ondersteunende medewerkers van toekomstige Adviescolleges,
hun startmoment en uitleg aan hen over de administratieve en financiële werkwijze
van mijn departement.
Ten aanzien van het herdenkingsjaar 2023 is het onafhankelijk nationaal onderzoek
naar het slavernijverleden op basis van de motie van lid Ceder (CU) actueel. Dit onderzoek
is in voorbereiding.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.