Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Gijs van Dijk over het artikel ‘Zieke uitzendkrachten worden ontslagen, terwijl dat wettelijk niet mag’
Vragen van het lid Gijs van Dijk (PvdA) aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het artikel «Zieke uitzendkrachten worden ontslagen, terwijl dat wettelijk niet mag» (ingezonden 5 november 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Wiersma (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen
26 november 2021).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Zieke uitzendkrachten worden ontslagen, terwijl dat
wettelijk niet mag»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het dat de stijging van het aantal uitzendkrachten dat in de Ziektewet (ZW)
komt doordat steeds meer uitzendbureaus het uitzendbeding in hun contracten opnemen?
Antwoord 2
Zoals in vraag 2 van het lid Tielen over hetzelfde artikel is geantwoord, is het beroep
op de Ziektewet door uitzendkrachten met uitzendbeding inderdaad gestegen. Deze stijging
komt vooral doordat uitzendbureaus sinds de uitzend-cao van eind 2019 meer uitzendcontracten
met uitzendbeding afsluiten en minder contracten zonder uitzendbeding.
Vraag 3
Deelt u de mening dat door uitzendkrachten te ontslaan bij ziekte of arbeidsongeschiktheid
er misbruik wordt gemaakt van het uitzendbeding?
Antwoord 3
Zoals op vraag 4 van het lid Tielen is geantwoord zijn de jurisprudentie en de literatuur
niet eenduidig over de toelaatbaarheid van het uitzendbeding in geval van ziekte van
de uitzendkracht. In de meest recente uitspraak op dit terrein heeft het Gerechtshof
Den Haag geoordeeld dat een werkgever de overeenkomst niet kan opzeggen vanwege ziekte,
waarbij geen uitzondering geldt als er een uitzendbeding is overeengekomen. Namens
het uitzendbureau is tegen deze uitspraak in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.
Ik acht het van belang die uitspraak af te wachten.
Staand beleid is dat het uitzendbeding bij ziekte kan worden ingeroepen. Wel in het
advies van de Commissie Regulering van Werk geadviseerd dat aanpassing behoeft. Belangrijk
aandachtspunt is hier echter bij dat de loondoorbetaling bij ziekte, zoals beschreven
op vraag 7 van het lid Tielen, voor sommige groepen beter geregeld zou moeten worden.
Hierbij is geen makkelijke oplossing voorhanden.
Vraag 4
Klopt het dat u daarom via de Wet werk en zekerheid uitzendbureaus, maar ook in andere
sectoren, heeft verboden om zieke werknemers te ontslaan?
Antwoord 4
Met invoering van de Wet Werk en Zekerheid is geregeld dat niet meer per cao afgeweken
kan worden van het beginsel dat de arbeidsovereenkomst tijdens ziekte niet mag worden
opgezegd. De bedoeling van de wetgever is hierbij niet geëxpliciteerd. Deze wijziging
zag echter niet in het bijzonder op de uitzendsector en het uitzendbeding maar gold
voor alle sectoren.
Vraag 5
Hoe beoordeelt u het dan dat uitzendbureaus, onder leiding van brancheorganisatie
Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU), maling hebben aan de wet en rechterlijke
uitspraken en nog steeds grote aantallen zieke uitzendkrachten ontslaan en de Ziektewet
insturen?
Antwoord 5
Zoals is aangegeven in de beantwoording van vraag 3 en in de beantwoording van vraag
4 van het lid Tielen zijn de jurisprudentie en de literatuur niet eenduidig over de
vraag of een uitzendovereenkomst met uitzendbeding kan worden beëindigd in geval van
ziekte van de uitzendkracht.
Vraag 6
Kunt u uitleggen hoe het mogelijk is dat artikelen (bijv. artikel2 in de algemeen verbindende verklaarde (avv-)cao uitzendkrachten 2019–2021, die lijnrecht
ingaan tegen de wet en rechterlijke uitspraken, door u algemeen verbindend verklaard
zijn? Of is dit specifieke artikel uit de uitzendcao 2019–2021 niet algemeen verbindend
verklaard?
Antwoord 6
Artikel 15 van de cao Uitzendkrachten 2019–2021 is algemeen verbindend verklaard voor
de periode 11 juli 2020 tot en met 31 mei 2021.
Zoals op vraag 4 is geantwoord is met de Wet Werk en Zekerheid geregeld dat niet meer
per cao afgeweken kan worden van het beginsel dat de arbeidsovereenkomst tijdens ziekte
niet mag worden opgezegd. De bedoeling van de wetgever is hierbij niet geëxpliciteerd.
Deze wijziging zag echter niet in het bijzonder op de uitzendsector en het uitzendbeding,
maar gold voor alle sectoren.
Zoals op vraag 4 van het lid Tielen is geantwoord, zijn de jurisprudentie en de literatuur
niet eenduidig over de toelaatbaarheid van het uitzendbeding in geval van ziekte van
de uitzendkracht. Daarom blijft op dit moment het beleid dat het uitzendbeding bij
ziekte kan worden ingeroepen.
De Hoge Raad buigt zich momenteel nog over de vraag of in geval van ziekte het uitzendbeding
kan worden ingeroepen. Ik kan daar dus niet op vooruitlopen.
Vraag 7
Is de verlengde cao uitzendkrachten 2021 inmiddels al algemeen verbindend verklaard?
Zo nee, bent u dan bereid om het artikel waarin het uitzendbeding wordt geregeld niet
algemeen verbindend te verklaren?
Antwoord 7
De partijen bij de verlengde Cao voor uitzendkrachten 2021 hebben niet verzocht de
bepalingen van deze cao algemeen verbindend te verklaren. Op het moment dat de cao-bepaling
voor avv wordt voorgelegd, zal worden beoordeeld of de betreffende cao-bepaling algemeen
verbindend kan worden verklaard.
Mocht de Hoge Raad, na eventueel algemeen verbindend verklaren, overigens oordelen
dat de betreffende cao-bepaling in strijd is met de wet, dan is deze bepaling niet
rechtsgeldig. In het Toetsingskader algemeen verbindend verklaring cao-bepalingen
is opgenomen dat voor zover algemeen verbindend verklaarde cao-bepalingen niettemin
in strijd met wet en regelgeving blijken, de wet prevaleert. Een desbetreffend dictum
is in ieder besluit tot avv opgenomen.
Vraag 8 en 9
Deelt u verder de mening dat de extra kosten voor het gestegen aantal zieke uitzendkrachten
in de Ziektewet bij de uitzendbureaus dienen te worden gelegd door de premies voor
de Ziektewet voor uitzendbureaus te verhogen?
Kunt u inzichtelijk maken of de betaalde (sectorale) ZW-premies door uitzendbureaus
overeen komen met de schadelast die wordt veroorzaakt door het dumpen van zieke uitzendkrachten
in de Ziektewet door uitzendbureaus?
Antwoord 8 en 9
De hoogte van de sectorale premies voor kleine (en deels middelgrote) werkgevers en
individuele premies voor grote (en deels middelgrote) werkgevers worden hoofdzakelijk
bepaald door de omvang van de aan de werkgevers toe te rekenen ZW-uitkeringslasten,
respectievelijk op sectoraal en individueel niveau. De relatief hoge ZW-lasten in
de uitzendsector hebben geleid en leiden tot een relatief hoge sectorale premie voor
de sector uitzendbedrijven en tot relatief hoge individueel gedifferentieerde premies
voor uitzendbedrijven. De uitkeringen in kwestie hebben via deze systematiek dus al
een premie-verhogend effect voor uitzendbedrijven.
Vraag 10
Wat is verder uw oordeel op het feit dat de ABU ondertussen al weer op zoek is naar
andere sluiproutes om zieke werknemers te kunnen dumpen in collectieve regelingen?
Antwoord 10
In deze vraag worden de opmerkingen van een ter sprake gekomen advocaat verbonden
aan het mogelijke handelen van de werkgeversvereniging ABU. Die verbinding is mijns
inziens op basis van dit artikel niet te maken en komt daarom wat mij betreft voor
rekening van de vraagsteller.
Vraag 11
Gaat u daarom nu al aan de slag om deze sluiproute, gebruik maken van series van contracten
van vier weken, dicht te zetten?
Antwoord 11
In het advies van de Commissie Regulering van Werk is geadviseerd om het verlichte
regime dat geldt voor uitzendwerkgevers verder te beperken dan thans het geval is,
zodat er meer evenwicht ontstaat tussen enerzijds de flexibiliteit voor werkgevers
en anderzijds de termijn van onzekerheid met direct verlies van inkomen voor werknemers.
Onderdeel hiervan is het beperken van de uitzondering op de ketenbepaling, die regelt
hoeveel tijdelijke contracten een werknemer mag krijgen. Ook de SER adviseerde in
zijn middellange termijnadvies een verdere inperking van de termijn waarop een verlicht
arbeidsrechtelijk regime geldt. Gezien de demissionaire status van het kabinet zijn
nadere stappen aan een volgend Kabinet. Daarnaast acht ik het van belang de uitspraak
van de Hoge Raad af te wachten.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Tielen (VVD),
ingezonden 5 november 2021 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 878).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.D. Wiersma, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.