Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Klink over de antwoorden op de vragen over aandacht voor het buitenland bij Pride Amsterdam
Vragen van het lid Klink (VVD) aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de antwoorden op de vragen over aandacht voor het buitenland bij Pride Amsterdam (ingezonden 30 september 2021).
Antwoord van Minister De Bruijn (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking),
mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken (ontvangen 25 november 2021).
Vraag 1
In welke 71 landen waar homoseksualiteit bij wet verboden is ontvangen organisaties
of projecten Official Development Assistance (ODA) gelden van het Ministerie van Buitenlandse
Zaken?1
Antwoord 1
De volgende landen van de 71 genoemde landen in het Zero Flags Project ontvangen ODA
gelden:
Afghanistan, Algerije, Bangladesh, Burundi, Comoren, Egypte, Eritrea, Eswatini, Ethiopië,
Gambia, Ghana, Guinee, Guyana, Indonesië, Irak, Iran, Jamaica, Jemen, Kameroen, Kenia,
Libanon, Liberia, Libië, Malawi, Malediven, Maleisië, Marokko, Mauritanië, Mauritius,
Myanmar, Namibië, Nigeria, Oeganda, Pakistan, Palestijnse Gebieden, Papua Nieuw Guinea,
Senegal, Sierra Leone, Soedan, Solomonseilanden, Somalië, Sri Lanka, Syrië, Tanzania,
Togo, Tsjaad, Tunesië, Zambia, Zimbabwe en Zuid-Soedan.
Vraag 2 en 3
Hoeveel geld betreft dit per land? Kunt u een overzicht geven van de omvang van deze
gelden per betreffend land?
Welk deel van deze gelden zijn bedoeld voor de ondersteuning van het maatschappelijk
middenveld? Kunt u een overzicht geven van het geld dat naar de ondersteuning van
het maatschappelijk middenveld gaat per land waar homoseksualiteit wettelijk is verboden?
Antwoord 2 en 3
Hoewel een groot deel van de 71 genoemde Zero Flags Project landen ODA-gelden ontvangt,
zijn alleen de uitgaven op gedelegeerde budgetten voor 2020 weer te geven. Dit betreft
de budgetten die door ambassades worden uitgegeven. Hiernaast zijn er nog projecten
op wereldwijd of regionaal niveau die wellicht ook uitgaven in hierboven genoemde
ODA-ontvangende landen kennen. Deze uitgaven zijn echter niet specifiek op landniveau
weer te geven en daarom niet meegenomen in het overzicht.
Vraag 4
Welk deel van de gelden voor de ondersteuning van het maatschappelijk middenveld zijn
bedoeld voor homoacceptatie/LHBTI-beleid? Kunt u een overzicht geven van deze gelden
per betreffend land?
Antwoord 4
Vanuit diverse OS-fondsen zijn middelen beschikbaar gesteld om de positie van LHBTI’s
wereldwijd te verbeteren (zie voor een overzicht van activiteiten: Home | NL Ontwikkelingssamenwerking).
Zie tevens het antwoord op vraag 1 en 2.
Het bevorderen van gelijke rechten voor LHBTI’s is één van de thematische prioriteiten
binnen het Nederlandse mensenrechtenbeleid. Om uitvoering te geven aan deze prioriteit
worden via het Mensenrechtenfonds diverse projecten gefinancierd. In de Mensenrechtenrapportage
2020 (Kamerstuk 32 735, nr. 320) staat gespecificeerd hoeveel vanuit het Mensenrechtenfonds per mensenrechtenprioriteit
en per land werd uitgegeven.
Daarnaast zijn er diverse andere programma’s die zich richten op het bevorderen van
gender gelijkheid, seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) en Hiv/Aids,
waarin belangen van LHBTI’s worden meegenomen. Gelden worden echter niet geoormerkt
op specifieke gemarginaliseerde doelgroepen.
Vraag 5
Hoeveel jaren ondersteunt Nederland het maatschappelijk middenveld al in deze landen
als het gaat om homoacceptatie/LHBTI-beleid? Kunt een overzicht geven van het aantal
jaren per betreffend land?
Antwoord 5
Het bevorderen van gelijke rechten voor LHBTI’s is sinds het begin van deze eeuw één
van de prioriteiten binnen het Nederlandse mensenrechtenbeleid. Sindsdien hebben opeenvolgende
kabinetten het maatschappelijk middenveld in landen wereldwijd ondersteund, zowel
met financiële instrumenten zoals het Mensenrechtenfonds als met niet-financiële instrumenten.
Voorbeelden van het laatste zijn de inzet van de Mensenrechtenambassadeur, publieke
steunverklaringen aan lokale LHBTI-organisaties, het bieden van een veilige ruimte
voor LHBT-organisaties op Nederlandse posten, deelname aan/organiseren van Pride-bijeenkomsten,
of (sociale) mediacampagnes.
Het aantal landen waar homoseksualiteit strafbaar is, is met 71 nog veel te groot.
Nederland zal zich daarom blijven inzetten voor LHBTI-gemeenschappen in deze landen,
en voor volledige en wereldwijde decriminalisering van seksuele oriëntatie en gender
identiteit. De inzet van de Nederlandse beleidsinstrumenten voor gelijke rechten voor
LHBTI’s zal – conform staand beleid – bepaald worden op basis van de plaatsen waar
gemeenschappen onder grote druk staan. Dit zijn vaak landen waar homoseksualiteit
strafbaar is, maar dit is niet de enige graadmeter. Wereldwijd is een toename te zien
in het aantal geweldsincidenten tegen en discriminatie van LHBTI’s. Ook in landen
waar seksuele oriëntatie of gender identiteit niet strafbaar is, kunnen gemeenschappen
onder druk staan.
Het aantal landen waar seksuele oriëntatie of gender identiteit strafbaar is, is de
afgelopen decennia wel afgenomen. Landen die de afgelopen 10 jaar gedecriminaliseerd
hebben, zijn: Bhutan (2021), Gabon (2020); Angola (2019), Botswana (2019), Trinidad
& Tobago (2018), India (2018), de Seychellen (2017), Nauru (2017), Belize (2017),
Mozambique (2016), Noord-Cyprus (2014), Palau (2014), Lesotho (2012), São Tomé en
Príncipe (2012). In deze lijst bevinden zich ook landen waar Nederland zich actief
heeft ingezet voor decriminalisering. Meer informatie hierover is terug te vinden
in opeenvolgende Mensenrechtenrapportages aan uw Kamer.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Th.J.A.M. de Bruijn, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede namens
H.P.M. Knapen, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.