Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Valstar en Koerhuis over het bericht 'Asielzoekerscentra bomvol: 'We zitten tegen crisisnoodopvang aan'' en 'Afghanen de druppel'
Vragen van de leden Valstar en Koerhuis (beiden VVD) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht «Asielzoekerscentra bomvol: «We zitten tegen crisisnoodopvang aan»» en «Afghanen de druppel» (ingezonden 1 oktober 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Broekers-Knol (Justitie en Veiligheid), mede namens
de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelatie (ontvangen 24 november 2021).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 408.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Asielzoekerscentra bomvol: «We zitten tegen crisisnoodopvang
aan»» van RTL Nieuws en «Afghanen de druppel» van de Telegraaf?1,
2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het dat de reguliere opvang van 30.000 plekken op dit moment bezet is? Zo nee,
hoe zit het wel?
Antwoord 2
Op 1 november jl. was de totale bezetting bij het COA, inclusief de Afghaanse evacués
op Defensielocaties, ruim 34.000. Daarmee zijn alle reguliere opvangplekken bezet
en wordt nu verschillende vormen van noodopvang ingezet.
Vraag 3
Wat is de oorzaak van de hoge bezetting van opvangplekken in het COA? In hoeverre
is de gebrekkige uitzetting hier debet aan? In hoeverre is de gebrekkige uitstroom
hier debet aan? In hoeverre is een stijgende instroom hier debet aan?
Antwoord 3
De opvangcapaciteit van het COA staat om verschillende redenen onder grote druk. Allereerst
zorgen recente geopolitieke ontwikkelingen voor een toenemende asielinstroom. Naast
de situatie in Afghanistan bestaan er ook zorgen dat de situatie in Libanon, Belarus
en Turkije tot een toenemende asielinstroom zullen leiden. Bovendien arriveren steeds
meer nareizigers in het kader van gezinshereniging naar ons land. Zij konden eerder
niet reizen vanwege de internationale reisbeperkingen in verband met COVID-19. Ten
slotte levert de inzet van gemeenten om bijna 12.000 vergunninghouders die momenteel
in de opvang verblijven te huisvesten helaas onvoldoende resultaat op. Daarvan verblijft
ruim de helft langer dan de afgesproken termijn in de opvang.
Overigens is goed om te benoemen dat vreemdelingen recht op opvang behouden tot het
einde van de wettelijke vertrektermijn van 28 dagen na de negatieve beslissing op
de asielaanvraag, of na de uitspraak van de rechter in eerste aanleg als beroep is
ingediend. Na het einde van die termijn gaat COA in beginsel over tot ontruiming (behoudens
uitzonderlijke omstandigheden zoals een acute medische noodsituatie of vorst, of omdat
mogelijk op korte termijn weer recht op opvang ontstaat op last van de rechter), of
wordt vreemdelingenbewaring voorbereid als dat aan de orde is. Uitgeprocedeerde asielzoekers
zijn dus beperkt debet aan de hoge bezetting van opvangplekken in het COA.
Vraag 4
Hoe verhoudt de stijgende asielinstroom in Nederland zich tot andere EU-lidstaten?
Hoe groot is het aantal geëvacueerde Afghanen op dit geheel, zowel in Nederland als
in de EU?
Antwoord 4
Sinds het versoepelen van de Covid-19 maatregelen neemt de totale Europese instroom
van asielaanvragen sinds mei van dit jaar weer toe en gaat deze instroom geleidelijk
terug naar het oude niveau. De Nederlandse asielinstroom laat een vergelijkbare trend
zien, al ligt de stijging van de instroom over de afgelopen weken hoger dan in vergelijking
met veel andere Europese lidstaten. Belangrijke uitzondering in deze trend is Oostenrijk,
dat gekenmerkt wordt door een beduidend hogere stijging over de afgelopen weken.
In de Nederland bevinden zich nu ruim 2.100 Afghaanse evacués. Het is niet bekend
hoeveel Afghaanse evacués zich in alle EU-lidstaten bevinden.
Vraag 5
Op welk moment voorzag u dat de opvangcapaciteit een knelpunt zou worden? Welke maatregelen
heeft u sindsdien getroffen om de uitstroom van statushouders en afgewezen asielzoekers
te bevorderen en instroom te beperken?
Antwoord 5
Het COA heeft de afgelopen jaren doorlopend geprobeerd om het aantal beschikbare opvangplekken
aan te laten sluiten bij de capaciteitsprognose. Met dat doel zijn de leden van de
Landelijke Regietafel Migratie en Integratie (LRT) in november 2019 al gevraagd om
extra opvanglocaties en het verlengen van aflopende locaties. Dit laatste is goed
gelukt, het eerste niet.
Met het toenemen van de asielinstroom, het grotere aantal nareizigers dat naar Nederland
kwam en het achterblijven van de uitstroom van vergunninghouders naar gemeenten, nam
de bezetting in de COA-opvang vanaf mei 2021 geleidelijk toe. In de zomer werd duidelijk
dat op korte termijn extra capaciteit nodig was. Zeker in combinatie met de komst
van de Afghaanse evacués. Hierop heb ik, samen met de Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties, op 24 augustus jl. een brief gestuurd aan de commissarissen
van de Koning, gedeputeerden, burgemeesters en wethouders om aandacht te vragen voor
de nijpende situatie bij het COA en om op te roepen om extra opvangplekken te realiseren
of om huisvesting van vergunninghouders in gemeenten te versnellen.
Hierop zijn de gesprekken met de medeoverheden de afgelopen maanden geïntensiveerd
en hebben de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en ikzelf provincies
en gemeenten met klem gevraagd om op zeer korte termijn locaties aan te dragen voor
(tijdelijke) asielopvang of (tijdelijke) huisvesting van vergunninghouders.
Vraag 6
Wat betekent de stijgende asielinstroom voor de behandeling van de aanvragen door
de IND? Worden hierdoor opnieuw achterstanden opgebouwd? Op welke manier worden de
lessen die geleerd zijn door de taskforce, of de taskforce zelf, gebruikt om te voorkomen
dat opnieuw achterstanden worden opgelopen?
Antwoord 6
De IND heeft in de afgelopen anderhalf jaar enorme inspanningen geleverd om de opgelopen
asielachterstanden terug te dringen. De oude voorraad die per 1 april 2020 aan de
Taskforce was toebedeeld is nagenoeg weggewerkt, behoudens een klein aantal zaken
waarbij sprake is van langdurige beslisbelemmering. Het streven is er op gericht dat
de IND eind 2021 in 90% van de aanvragen beslist binnen de wettelijke termijn. Door
de hogere dan verwachte asielinstroom in combinatie met de crisis in Afghanistan blijft
de druk binnen de IND onverminderd hoog. Voor het eerste kwartaal 2022 is het de verwachting
dat de IND ca. 6.400 aanvragen moet beslissen en afronden om niet buiten de wettelijke
termijn te lopen. Dit is een majeure opgave waarbij het noodzakelijk is dat aanvullende
maatregelen genomen worden. De ervaring die is opgedaan en de lessen die geleerd zijn
bij de Taskforce onder andere op het gebied van schriftelijk horen en telehoren zullen
hier zeker in meegenomen worden. Daarnaast zal een deel van de capaciteit van de Taskforce
in vaste dienst worden genomen bij de IND om kennis en kunde niet te verliezen en
ook in 2022 het werkaanbod het hoofd te bieden. De risico’s met betrekking tot de
gevolgen van nieuwe corona-maatregelen, krapte op de arbeidsmarkt en mogelijk hogere
instroom worden nauwlettend in de gaten gehouden
Vraag 7
Hoe kan het dat bij de voorjaarsnota is aangegeven dat op basis van de laatste asielraming
een lagere asielinstroom werd verwacht? Op welke manier wordt deze asielraming vastgesteld
en op welke manier is daarbij rekening gehouden met de te voorziene afbouw van reisbeperkingen
in verband met corona?
Antwoord 7
In asielraming van begin 2021 werd rekening gehouden met een dalende asielinstroom
in combinatie met een uitstroom conform de taakstelling huisvesting vergunninghouders.
Het actuele beeld laat echter een hogere instroom en een lagere uitstroom zien, dan
waarmee werd gerekend tijdens het opstellen van de begroting.
De asielraming wordt door het Ministerie van Justitie en Veiligheid opgesteld met
betrokken partners uit de migratieketen. Deze raming wordt twee maal per jaar bijgesteld
in september en februari. Bij het opstellen van deze raming is ook rekening gehouden
met de COVID-beperkende maatregelen en de afbouw daarvan. Aangezien hier geen ervaringscijfers
van zijn, is dit echter zeer lastig om te ramen.
Vraag 8
Klopt het dat als gevolg van deze lagere raming 198,6 miljoen euro is teruggestort
naar Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS)? Zo ja, tot welke financiële
knelpunten leidt dit nu de asielopvang uitpuilt? Zo nee, om welk bedrag gaat het wel?
Antwoord 8
Ja het klopt dat met de lagere raming er ook een lagere toerekening aan ODA bij BHOS
is ter hoogte van € 198,6 mln. Dit heeft enerzijds te maken met de lager verwachte
bezetting bij het COA als gevolg van een lagere instroom, met de verwachting dat de
taakstelling huisvesting van vergunninghouders door gemeenten wordt behaald en anderzijds
met het feit dat te veel asielzoekers langer dan een jaar verblijven in de opvang.
Vooralsnog leidt dit niet tot financiële problematiek met betrekking tot de opvang.
Vraag 9
Welk bedrag moet nu van BHOS gestort worden richting J&V om asielopvang goed te kunnen
organiseren? Welk bedrag moet J&V eventueel zelf bijpassen en op welke manier gaat
u dit dekken?
Antwoord 9
Met betrekking tot de toerekening aan ODA (beheerd door BHOS) zijn afspraken gemaakt
door het kabinet passend binnen de regels van de OESO op dit terrein. Bij de komende
begrotingsmomenten zal het kabinet op basis van de actuele raming bezien of de toerekening
aan ODA moet worden verhoogd en of er daarnaast aanvullende (financiële) middelen
noodzakelijk zijn.
Vraag 10
Op welke wijze bent u bezig om de asielopvang te vergroten? In hoeverre gaat dit om
tijdelijke (nood)opvang en in hoeverre gaat dit om asiellocaties die meerjarig worden
geopend? Hoe verhoudt de wijze van opvang zich tot de meerjarige productie prognose?
Antwoord 10
Zoals reeds bij vraag 5 beantwoord zijn de gesprekken die ikzelf, samen met de Minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties, met provincies en gemeenten over geïntensiveerd.
We hebben met klem gevraagd om op zeer korte termijn locaties aan te dragen voor (tijdelijke)
asielopvang of (tijdelijke) huisvesting van vergunninghouders. Naar aanleiding van
deze oproep heeft het COA sinds eind augustus jl. ruim 6.500 extra opvangplekken in
gebruik genomen. Daarvan is 80% tijdelijk beschikbaar voor een periodes die uiteenlopen
van vier weken tot zes maanden.
De meerjaren productie prognose geeft onder andere een verwachting aan van de in-
en uitstroom van de COA-opvang. De wijze waarop deze opvang wordt georganiseerd of
vorm krijgt, is geen onderdeel van deze prognose.
Vraag 11
Welke middelen heeft en gebruikt u om gemeenten die bereid zijn mee te werken aan
(nood)opvang te ondersteunen om de gevolgen voor de omgeving in zo goed mogelijke
banen te leiden?
Antwoord 11
Gemeenten die bereid zijn opvang te realiseren, of dat nou reguliere of tijdelijke
(nood)opvanglocaties zijn, ben ik zeer erkentelijk. Gemeenten gaan vrijwillig akkoord
met het openen van een opvanglocatie binnen de gemeentegrens, maar staan er uiteraard
niet alleen voor. Vanuit het Rijk ontvangen zij een financiële uitkering op basis
van het Faciliteitenbesluit. Daarnaast, en misschien wel belangrijker nog, ondersteunt
het COA zowel voorafgaand aan de realisatie van een locatie als tijdens vestiging
van de locatie gemeenten bij de communicatie richting omwonenden.
Vraag 12
In welke mate kunt u een prognose schetsen van de (verwachte) uitstroom van statushouders
uit AZC’s in de komende maanden en in welke mate is zo’n prognose betrouwbaar voor
het berekenen van de opvangcapaciteit op korte termijn?
Antwoord 12
Op dit moment is ongeveer een derde van de bewoners van de COA-opvang vergunninghouder.
In totaal zijn dat bijna 12.000 vergunninghouders, waarvan meer dan de helft langer
dan veertien weken wacht op huisvesting in een gemeente. Door de ministeries van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties en Justitie en Veiligheid, het COA en het Rijksvastgoedbedrijf
(RVB) worden verschillende maatregelen genomen om de achterstand op het realiseren
van de taakstelling uitplaatsing vergunninghouders in te lopen.
Daarnaast zijn door het COA en het RVB locaties in eigendom geïnventariseerd die met
spoed gereed kunnen worden gemaakt voor tijdelijke bewoning door vergunninghouders.
Het gaat concreet om de inzet van zogeheten tussenvoorzieningen, waarbij het Rijk
verantwoordelijkheid zal nemen voor de grond en de bebouwing met tijdelijke units.
Het realiseren van dergelijke tussenvoorzieningen duurt echter enige tijd. Het is
daarom niet goed in te schatten hoeveel vergunninghouders de komende periode uitstromen
uit de opvangcapaciteit.
Twee keer per jaar wordt op basis van de (verwachte) asielinstroom, het (verwachte)
inwilligingspercentage van de asielaanvragen en het (verwachte) aantal personen dat
in het kader van gezinshereniging naar Nederland komt een taakstelling vergunninghouders
vastgesteld. Voor de tweede helft van 2021 is deze taakstelling 11.000 plaatsingen
en voor de eerste helft van 2022 is de taakstelling 10.000 plaatsingen.
Vraag 13
Op welke manier wordt nu ingezet op een hogere uitstroom van statushouders, bijvoorbeeld
door het plaatsen van flexwoningen?
Antwoord 13
Afgesproken is dat asielzoekers die een verblijfsvergunning krijgen (zogeheten vergunninghouders),
binnen 14 weken na vergunningverlening worden gehuisvest door gemeenten. Door een
tekort aan geschikte en betaalbare woningen stagneert de doorstroom. Om gemeenten
te faciliteren in hun huisvestingstaak heeft de rijksoverheid, samen met de provinciale
tafels, verschillende initiatieven opgezet. Zo ondersteun ik gemeenten met het huisvesten
van grote gezinnen vergunninghouders. Daarnaast is een hotel en accommodatieregeling
gestart, om vergunninghouders voor wie er nog geen huisvesting is georganiseerd, tijdelijk
onderdak te bieden in de gemeente. Daar kunnen zij ook starten met integratie en participatie.
Verder heeft het Ministerie van BZK 50 miljoen euro beschikbaar gesteld voor gemeenten
om meer passende huisvesting voor aandachtsgroepen te realiseren. Daarvan is 18 miljoen
euro gereserveerd voor de huisvesting van statushouders in tussenvoorzieningen of
andere vormen van (tijdelijke) huisvesting waarmee extra wooneenheden aan de bestaande
voorraad worden toegevoegd.
Met deze instrumenten moet de doorstroom van vergunninghouders teruggebracht worden
naar de streeftermijn van 14 weken.
Vraag 14
Wat is de stand van zaken van de drie landelijk pilots voor Rotterdam, Haarlemmermeer
en Castricum voor het huisvesten van statushouders in flexwoningen?
Antwoord 14
Over de stand van zaken bij de pilot in Castricum heb ik recent Kamervragen van de
VVD beantwoord (kenmerk 2021Z15037). Wat betreft de pilot in Haarlemmermeer waren ten tijde van de tussenevaluatie (december
2020) twee locaties geselecteerd. De gemeente was op dat moment in gesprek met corporaties
en vastgoedorganisaties over de exploitatie. Op dit moment wordt de eindevaluatie
van de serie pilots opgemaakt, waaruit zal blijken wat de belangrijkste knelpunten
waren bij het realiseren van de flexwoningen.
In de regio Rotterdam–Rijnmond heeft de Veiligheidsregio het initiatief genomen om
de regiogemeenten per aanbiedingsbrief van 28 oktober jl. uit te nodigen om gebruik
te maken van de pilotregeling «tussenvoorzieningen voor statushouders». Dit initiatief
bevindt zich hiermee in de opstartfase.
Vraag 15
Wat is de stand van zaken van de tien landelijke pilots voor gemeenten die dit jaar
zouden starten voor het huisvesten van statushouders in flexwoningen?
Antwoord 15
De nieuwe pilots waar u in uw vraag naar verwijst, werkt de Minister van BZK op dit
moment uit in samenwerking met gemeenten en provincies in de vorm van tussenvoorzieningen.
Het kabinet heeft 15 miljoen EUR beschikbaar gesteld om de meest kansrijke en snel
te realiseren projecten financieel te ondersteunen.
Vraag 16
Wat is de stand van zaken om Rijksvastgoedgronden te gebruiken voor het huisvesten
van statushouders in flexwoningen?
Antwoord 16
Vanuit het Rijksvastgoedbedrijf wordt intensief meegezocht naar locaties voor opvang
van asielzoekers en (tijdelijke) huisvesting van statushouders, onder andere in de
vorm van flexwoningen. Aan de Provinciale Regietafels heeft het Rijksvastgoedbedrijf
aangegeven welke mogelijkheden zij zien voor het gebruik van hun percelen dan wel
Rijksvastgoed ten behoeve van asielopvang of huisvesting van statushouders (in de
vorm van tussenvoorzieningen) in de betreffende provincie. Ik waardeer de inzet van
het RVB om deze mogelijkheden verder vorm te geven en daarnaast ook gemeenten te ondersteunen
bij het realiseren van eigen locaties.
Vraag 17
Bevinden zich op dit moment uitgeprocedeerde asielzoekers in AZC’s? Zo ja, om hoeveel
personen gaat het? Bevinden zij zich in een terugkeertraject? En begint terugkeer
ook te vlotten nu de reisbeperkingen als gevolg van corona beperkter zijn? Zo nee,
welke beperkingen worden nog ervaren?
Antwoord 17
Vreemdelingen die een asielaanvraag indienen, hebben volgens Europese en nationale
wet- en regelgeving recht op opvang. Dat recht houden zij in beginsel tot het einde
van de wettelijke vertrektermijn van 28 dagen na de negatieve beslissing op de asielaanvraag,
of na de uitspraak van de rechter in eerste aanleg als beroep is ingediend. Ook is
er een groep veilige landers die een 0-dagen vertrektermijn krijgen en dus geen recht
hebben op opvang na een negatieve beslissing op de asielaanvraag. Na het einde van
vertrektermijn gaat COA in beginsel over tot ontruiming (behoudens uitzonderlijke
omstandigheden zoals een acute medische noodsituatie, vorst, omdat mogelijk op korte
termijn weer recht op opvang ontstaat op last van de rechter of het vertrek binnen
zeer afzienbare tijd gerealiseerd kan worden), of wordt vreemdelingenbewaring voorbereid
als dat aan de orde is. Op 1 oktober 2021 zaten 240 personen in de COA-opvang die,
hoewel dat juridisch mogelijk is, op dat moment nog niet ontruimd of in bewaring waren
gesteld.
Daarnaast biedt het COA onderdak aan op zogeheten terugkeerlocaties. Concreet gaat
het om de vrijheidsbeperkende locatie (VBL) in Ter Apel en een vijftal gezinslocaties
(GLO) verspreid over het land. In de VBL biedt het COA onderdak aan verwijderbare
personen die medewerking verlenen aan vertrek, maar niet binnen de vertrektermijn
van 28 dagen Nederland kunnen verlaten of waarvan de DT&V het vertrek binnen in beginsel
12 weken kan realiseren. Op 1 november 2021 zaten ca. 110 personen in de VBL. In de
GLO’s verblijven gezinnen met minderjarige kinderen zonder rechtmatig verblijf waar,
omwille van humanitaire redenen, onderdak wordt geboden. Op 1 november 2021 zaten
ca. 850 personen in de GLO’s.
Voor de terugkeer van vreemdelingen, zowel naar derde landen als bij een Dublinoverdracht
naar een andere lidstaat, gelden – evenals voor andere reizigers – in vrijwel alle
gevallen vereisten op het gebied van test en/ of vaccinatie ten aanzien van COVID-19.
Medewerking aan een COVID-test kan niet worden afgedwongen. In de praktijk gebeurt
het veelvuldig dat vreemdelingen niet willen meewerken aan een COVID-test. Voor meer
informatie over dit onderwerp verwijs ik naar de brief die ik op 8 november jl. aan
uw Kamer heb gestuurd.3
Vraag 18
Tot slot, kunt u aangeven hoe het staat met uitvoering van de motie Becker (35 570 VI, nr. 30) die verzocht om met gelijkgezinde omringende landen te werken aan een sterker Schengen
en tevens in kaart te brengen wat nodig en wenselijk is om als Nederland in crisistijd
grip te houden op de eigen grens?
Antwoord 18
Het kabinet werkt met gelijkgezinde landen aan een sterker Schengen, om het Schengengebied
toekomst- en crisisbestendiger te maken. De inzet van alle gesprekspartners is er
op gericht om Schengen in de huidige vorm te versterken om de bestaande ruimte van
vrij verkeer te behouden. Daarvoor moet worden gekeken naar gebleken tekortkomingen
van Schengen die ertoe leiden dat verschillende lidstaten het al geruime tijd noodzakelijk
achten interne grenscontroles toe te passen. Het kabinet constateert tekortkomingen
in de vorm van secundaire migratiestromen en niet goed functionerende asielprocedures
en onvoldoende inzet van alternatieven voor interne grenscontroles. Prioriteiten voor
het kabinet zijn daarom het versterken van de buitengrenzen, het verbeteren van analyse
en risico-gestuurde monitoring aan de binnengrenzen, het versterken van de governance
van het Schengengebied en het versterken van waarborgen in tijden van crisis. Ten
aanzien van dit laatste punt wordt ook gekeken naar het verankeren van handelingsperspectief
in de Schengengrenscode wanneer sprake is van grootschalige secundaire migratiestromen
binnen het Schengengebied. Dit is nader toegelicht in het BNC-fiche dat uw Kamer heeft
ontvangen naar aanleiding van de publicatie van de Schengenstrategie.4
De hiervoor genoemde standpunten worden ook richting de Commissie gezamenlijk met
gelijkgezinde lidstaten uitgedragen, in aanloop naar de publicatie van het voorstel
tot wijziging van de Schengengrenscode, dat de komende maanden verwacht wordt.
Vraag 19
Zou u bovenstaande vragen één voor één kunnen beantwoorden?
Antwoord 19
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.