Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bromet over het bericht ‘NAM wil alle olie- en gasproductie in Nederland verkopen’
Vragen van het lid Bromet (GroenLinks) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over het bericht «NAM wil alle olie- en gasproductie in Nederland verkopen» (ingezonden 28 oktober 2021).
Antwoord van Minister Blok (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 23 november 2021).
Vraag 1
Kent u het bericht «NAM wil alle olie- en gasproductie in Nederland verkopen»?1
Antwoord 1
Ja, dat bericht ken ik.
Vraag 2
Welke invloed heeft de regering op deze verkoop?
Antwoord 2
Zie hiervoor ook mijn beantwoording op vragen van het lid Nijboer (PvdA) (zie ook
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 874). Voor de verkoop van een bv die een winningsvergunning houdt, is vereist dat die
vergunning wordt overgedragen op de overnemende partij. Op grond van de Mijnbouwwet
is mijn toestemming vereist voor deze overdracht. De gronden waarop ik mijn toestemming
aan een voorgenomen overdracht kan onthouden, zijn opgenomen in de Mijnbouwwet en
komen overeen met de gronden waarop een vergunningsaanvraag kan worden geweigerd.
Hiervoor worden de technische en financiële capaciteiten van de overnemende partij
getoetst, alsmede de manier waarop de overnemende partij de activiteiten wil gaan
voortzetten en efficiëntie en verantwoordelijkheidszin (inclusief maatschappelijke
verantwoordelijkheidszin, waarvan is gebleken bij uitvoering van andere mijnbouwactiviteiten)
van de overnemende partij. De uitkomst van deze toetsing kan reden zijn om geen toestemming
te verlenen voor overdracht van een vergunning.
Vraag 3
Welke invloed heeft Nederland op welke partij straks de olie- en gasrechten en infrastructuur
in handen krijgt? Kan Nederland bepaalde partijen weren of vetoën? Is het mogelijk
dat bijvoorbeeld Gazprom of anderen bedrijven met een bedenkelijke reputatie het monopolie
in Nederland krijgen?
Antwoord 3
Een voorgenomen overname zal altijd worden getoetst op grond van de aspecten zoals
beschreven in het antwoord op vraag 2. Bij de beoordeling van dergelijke overnames
wordt uiteraard ook gekeken of dergelijke transacties niet in strijd zijn met geldende
sanctieregimes. Blokkering van een overname op basis van de nationaliteit van de bestuurder
of het bedrijf is niet mogelijk op grond van WTO-regels en bilaterale handelsakkoorden
tussen de EU en derde landen.
Vraag 4
Betekent de verkoop van de olie- en gasproductie het feitelijke einde van de Nederlandse
Aardolie Maatschappij (NAM)? Wat zijn hier de gevolgen van?
Antwoord 4
Nee. De NAM heeft aangegeven dat het Groningenveld en de ondergrondse opslagen in
Norg en Grijpskerk geen onderdeel vormen van de herstructurering en integraal onderdeel
blijven van NAM BV.
Vraag 5
Wat zijn de (mogelijke) gevolgen voor de schadebetalingen en versterkingsoperatie
in Groningen?
Antwoord 5
Zie ook mijn beantwoording op de vragen van het lid Nijboer (PvdA) (zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 874). Het verkopen van de kleine velden heeft geen gevolgen voor het nakomen door de
NAM van de verplichtingen ten aanzien van de schadeafhandeling en de versterking in
Groningen. De NAM wil haar kleine velden verkopen maar het Groningenveld en de gasopslagen
Norg en Grijpskerk blijven van de NAM. Het Groningenveld behoort niet tot de kleine
velden. De verkoopopbrengst van de kleine velden komt volgens de NAM ten goede aan
de NAM en dus niet aan haar aandeelhouders. Gedurende de afbouw van de winning uit
het Groningenveld heeft de NAM nog inkomsten en daarnaast heeft de NAM voorzieningen
getroffen voor kosten die voortvloeien uit het afhandelen van schade en de nodige
versterking van gebouwen als gevolg van de gaswinning uit het Groningenveld.
Op grond van het Akkoord op Hoofdlijnen hebben Shell en ExxonMobil garanties verstrekt
voor het aandeel van de NAM in de verplichtingen ten aanzien van betalingen voor de
schadeafhandeling en de versterkingsopgave. Deze garanties gelden tot het beëindigen
van de gaswinning uit het Groningenveld.
In het Akkoord op Hoofdlijnen is verder vastgelegd dat voorafgaand aan het vervallen
van deze garanties, door Shell en ExxonMobil passende zekerheden zullen worden verstrekt
voor de periode na beëindiging van de gaswinning.
Shell en ExxonMobil zijn contractueel verplicht om passende zekerheden te bieden.
Voor de Staat is van belang dat de NAM al haar huidige en toekomstige verplichtingen
ten aanzien van schade, versterken en opruimen nakomt en dat Shell en ExxonMobil daarvoor
in staan. Hierover ga ik in gesprek met Shell en ExxonMobil.
Vraag 6
Wordt een nieuwe eigenaar ook verantwoordelijk voor het saneren van de winningslocaties
als de winning ten einde komt?
Antwoord 6
Bij een eventuele overdracht van winningsvergunningen zullen ook de verplichtingen
overgaan ten aanzien van het verwijderen van de desbetreffende locaties vallend onder
die winningsvergunningen (zoals ook opgenomen in de artikelen 44 en 45 van de Mijnbouwwet).
Bij de toetsing van een overnemende partij alvorens wel of geen toestemming wordt
verleend, zoals eerder beschreven in antwoord 2, zal bij de financiële toets ook gekeken
worden of de nieuwe eigenaar voldoende middelen heeft om aan de verwijderingsplicht
te kunnen voldoen.
Om in alle gevallen op structurele en uniforme wijze te waarborgen dat financiële
risico’s, zowel voor mijnbouwondernemingen onderling als voor de Staat zijn afgedekt,
is er een nieuwe garantiesystematiek ontwikkeld om de financiering van de opruimverplichting
van de Nederlandse olie- en gasassets te waarborgen (ook wel Decommissioning Security
Agreement; de DSA). Sinds 2019 wordt deze financiële zekerheid al gesteld voor activiteiten
op zee en met de meest recente wijziging van de Mijnbouwwet zal deze per 1 januari
2022 ook gaan gelden voor de gaswinning op land.
In gevallen waarin er gerede twijfel is of de DSA adequaat wordt uitgevoerd of de
gestelde zekerheden onvoldoende waarborgen bieden, kan ik uit hoofde van de artikelen
47 en 48 van de Mijnbouwwet toekomende zelfstandige bevoegdheden toepassen om financiële
zekerheid van de vergunninghouder te verlangen. Daartoe zal ik besluiten als uit het
advies van EBN blijkt dat er volgens de systematiek en het afwegingskader van de DSA
geen goede balans is tussen de economische waarde van de bedrijfsmiddelen en de reserves
in de onderneming en de financiële middelen waarover deze onderneming kan beschikken
om zijn verwijderingsverplichtingen te kunnen nakomen.
De langetermijnverplichting voor het opruimen van de infrastructuur zal onderdeel
zijn bij de verkoop van de boedel en dit is ook onderdeel van de toetsingscriteria
zoals omschreven in het antwoord op vraag 2.
Vraag 7
Is dit een poging van Shell en ExxonMobil om onder hun langetermijnverplichting voor
het opruimen van alle oude fossiele infrastructuur uit te komen? Is er een mogelijkheid
dat de Nederlandse staat achterblijft met ongesaneerde locaties en onbetaalde rekeningen?
Is dit een vorm van faillissementsfraude in wording?
Antwoord 7
Zoals opgenomen in de artikelen 44 en 45 van de Mijnbouwwet heeft de houder van de
winningsvergunning een verplichting ten aanzien van de verwijdering van de infrastructuur.
Artikel 47 ziet vervolgens ook toe dat ik kan overgaan tot het stellen van zekerheden
om aan de verplichting te kunnen voldoen. Deze verplichtingen uit hoofde van de DSA
zijn verbonden aan de desbetreffende vergunning en zullen daarmee overgaan bij een
eventuele overdracht. Totdat de overnemende partij afdoende zekerheid heeft gesteld,
blijft de overdragende partij aansprakelijk voor zijn zekerheidsstelling als ware
er geen overdracht. Zo nodig kan ik in geval van een overdracht ook gebruik maken
van mijn bevoegdheid op grond van artikel 20, eerste lid, van de Mijnbouwwet om aan
mijn toestemming voor overdracht van een vergunning voorschriften te verbinden of
deze onder beperkingen te verlenen. Een voorwaarde kan zijn dat de toestemming voor
de overdracht pas effectief is op het moment dat alle rechten en verplichtingen uit
het onderhavige stelsel van financiële zekerheden zijn overgegaan op de overnemende
partij.
Vraag 8
Als de gas- en olievelden en de bijbehorende infrastructuur in handen komt van (kleine)
olie-avonturiers die vervolgens failliet gaan, welke mogelijkheden heeft Nederland
dan nog om het saneren van de winningslocaties en de langetermijnschade van de winning
op Shell en ExxonMobil te verhalen?
Antwoord 8
De NAM heeft ervoor gekozen om een eventuele verkoop via vier grotere BV’s te laten
verlopen en niet per veld. Vanwege de omvang van de portefeuille in iedere BV zullen
alleen serieuze partijen zich melden, zo is de verwachting. Zoals gesteld in mijn
antwoord op vraag 2 is bij een eventuele overdracht van winningsvergunningen mijn
toestemming vereist en zal ik daarbij toetsen op verschillende criteria zoals technische
en financiële capaciteiten van de overnemende partij. Daarnaast is er een systeem
van financiële zekerheidsstelling dat toeziet op het bieden van voldoende waarborgen
dat aan de opruimverplichting kan worden voldaan, ook in het geval van een eventueel
faillissement. Zie hiervoor ook de beantwoording op de vragen 6 en 7.
Vraag 9
Is het mogelijk om van Shell en ExxonMobil een garantie in de vorm van een fonds beheerd
door een derde partij te eisen voor de sanering van de winningslocaties?
Antwoord 9
Deze garanties zijn reeds gesteld in de vorm van de financiële zekerheidsstelling
zoals beschreven in de beantwoording op vragen 6 en 7.
Vraag 10
Is het aannemelijk dat de potentiële kopers niet uit zijn op olie- en gaswinning,
maar op planschade, speculerend op een verplichte afbouw van gas- en oliewinning in
het kader van het klimaatbeleid en het verhogen van de natuurbeschermingseisen naar
een redelijk niveau?
Antwoord 10
Ik heb als Minister de bevoegdheid om toestemming te verlenen of te onthouden op basis
van de eerder genoemde aspecten in de beantwoording van vraag 2. Hierbij wordt onder
andere getoetst op de manier waarop de overnemende partij de activiteiten wil gaan
voortzetten.
Vraag 11
Hoe duidt u de uitspraak van Shell dat er «bij Schoonebeek nog voor 30 jaar olie in
de grond zit», wetende dat we in 2050 energieneutraal moeten zijn en we het grootste
deel van de nu bekende voorraden fossiele energie in de grond moeten laten? Gaat u
de potentiële kopers van deze velden actief informeren dat zij niet de gehele (technisch)
winbare voorraad zullen kunnen winnen?
Antwoord 11
Shell zal deze uitspraak hebben gedaan op basis van de door hen bekende berekende
olievoorraden. Het ingediende winningsplan uit 2008 spreekt over een verwachte einddatum
van de productie in 2040 volgens de destijds geldende inzichten. De energietransitie
naar een volledig duurzame energievoorziening zal waarschijnlijk nog geruime tijd
in beslag nemen en tot die tijd geeft het Kabinet de voorkeur aan de binnenlandse
productie van fossiele brandstoffen, waar dat veilig en verantwoord kan, boven de
import hiervan.
Vraag 12
Is het niet ook voor potentiële koper eerlijker om voorafgaande aan deze verkoop per
locatie een einddatum voor de productie van olie en gas vast te stellen?
Antwoord 12
Het is niet altijd mogelijk om voor elke locatie precies aan te geven wat de precieze
einddatum van productie zal zijn. Hier zijn namelijk verschillende factoren op van
invloed zoals de olie- of gasprijs, het winbare volume en de duur van de nog geldende
winningsvergunning.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.