Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Pouw-Verweij over het varend ontgassen op het Markermeer en de randmeren van Flevoland
Vragen van het lid Pouw-Verweij (JA21) aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over het varend ontgassen op het Markermeer en de randmeren van Flevoland (ingezonden 2 november 2021).
Antwoord van Minister Visser (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen 23 november
2021).
Vraag 1
Bent u bekend met de schriftelijke vragen die de fractie van JA21 in de provinciale
staten van Flevoland op 25 oktober 2021 heeft gesteld aan het college van gedeputeerde
staten over het varend ontgassen op het Markermeer en de randmeren van Flevoland?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Was u op de hoogte van het ontgasverbod van Flevoland uit 2018?
Antwoord 2
Ja en ook van de andere provinciale ontgasverboden. Toen de provincies hun verboden
op varend ontgassen instelden is via meerdere kanalen en vanuit verschillende ministeries
aan de provincies kenbaar gemaakt dat de provinciale verboden niet geldig zijn op
Rijkswateren.
Vraag 3
Bent u op de hoogte van de publicatie van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT)
waarin is aangegeven dat het varend ontgassen op het Markermeer en de randmeren van
Flevoland feitelijk is toegestaan?2
Antwoord 3
Ja. Wij willen een nationaal verbod op ontgassen direct invoeren, maar dat kan helaas
niet. Het Rijk en de provincies zijn het er over eens dat dat het varend ontgassen
van binnenvaarttankers zo snel mogelijk moet stoppen. Sinds 2013 is Nederland in het
Scheepsafvalstoffenverdrag de voortrekker voor uitbreiding van het verbod op varend
ontgassen. Om de urgentie van het probleem internationaal te benadrukken, is dankbaar
gebruik gemaakt van de provinciale ontgassingsverboden die in 2015 en 2016 in werking
traden. Nederland heeft in 2017 overeenstemming bereikt met de andere verdragsstaten
om het Scheepsafvalstoffenverdrag uit te breiden met een verbod op het uitstoten van
vervluchtigende gevaarlijke stoffen naar de atmosfeer en heeft dit vastgelegd in nationale
wetgeving.3, 4
Helaas kan Nederland het verbod niet eigenstandig in werking laten treden. Pas 6 maanden
nadat het Scheepsafvalstoffenverdrag is geratificeerd door alle deelnemende landen
wordt het verbod van kracht in al deze landen.
In afwachting van deze ratificatie wordt varend ontgassen gereguleerd op grond van
de Europese overeenkomst voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de binnenwateren
(het ADN). Het ADN is gericht op het minimaliseren van veiligheidsrisico’s in de nabije
omgeving van het schip dat de gevaarlijke stoffen vervoert. Zolang het CDNI verbod
nog niet in werking is getreden, regelt het ADN hoe een ontgassing binnen de kaders
kan worden uitgevoerd. Het ADN kent geen ontgassingsverbod. Het stelt alleen veiligheidsvoorwaarden
aan het varend ontgassen. Zo mag er niet worden ontgast in dichtbevolkte gebieden
en in de nabijheid van bruggen, sluizen en hun voorhavens. Het regelt daarom niet
de randvoorwaarden die bij een algemeen verbod nodig zijn. Voor een algeheel verbod
op ontgassen biedt het ADN geen basis. Op deze regelgeving wordt door de ILT gehandhaafd.
Zij voert controleacties uit. In het geval de ILT een overtreding signaleert, treedt
zij handhavend op5.
De kaart is een uitwerking van deze Europese vervoersregelgeving die het ontgassen
thans op nationaal niveau reguleert. De ILT heeft hiermee de bestaande routes waar
varend ontgassen nu nog onder voorwaarden mogelijk is, inzichtelijk gemaakt aan de
hand van deze kaart. Het is dus een visuele weergave van bestaande mogelijkheden voor
schippers, ten behoeve van de handhaving van Europese regelgeving.
Vraag 4
Bent u op de hoogte van de uitspraken die Flevolandse gedeputeerde Smelik onlangs
in de pers deed over deze werkwijze van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat
(IenW)6 en de mededeling aan de provinciale staten van Flevoland waarin zij stelt dat het
probleem bij het Ministerie van IenW ligt?7
Antwoord 4
Ja. Inmiddels heb ik de gedeputeerde van Flevoland persoonlijk gesproken en heeft
zij aan mij haar zorgen geuit over het ontgassen in Flevoland.
Vraag 5
Bent u het eens met deze uitspraken?
Antwoord 5
Ik ben het met de gedeputeerde van Flevoland eens dat we varend ontgassen niet meer
moeten willen in Nederland. Het ministerie heeft het dan ook destijds als haar taak
gezien om met de overige Rijnoeverstaten te komen tot een internationaal verbod op
varend ontgassen wat in heel Nederland zal gaan gelden8, 9. Het ministerie ziet het, samen met de ILT, ook als haar taak om de handhaving van
de huidige Europese regelgeving die het ontgassen reguleert vorm te geven10. De ILT heeft dan ook ten behoeve van de handhaving een kaart opgesteld waarin wordt
aangegeven waar het op grond van de vigerende Europese regelgeving verboden is varend
te ontgassen en waar niet. Het bestaan van en een mogelijke verwijzing naar de provinciale
verboden doet daar niets aan af, aangezien de provinciale verboden niet geldig zijn
op wateren die in het beheer zijn van het Rijk en waar (inter)nationale regelgeving
van toepassing is.
Vraag 6
Indien u het niet met deze onder vraag 4 genoemde uitspraken eens bent, met welke
uitspraken bent u het niet eens en waarom niet?
Antwoord 6
Zie het antwoord op vraag 5.
Vraag 7
Indien u zich in de onder vraag 4 genoemde uitspraken kunt vinden, wat gaat u hieraan
doen?
Antwoord 7
In het gesprek met de gedeputeerden van de provincies Flevoland en Zeeland heb ik
duidelijk gemaakt dat er bij de andere verdragsstaten op ambtelijk, diplomatiek, alsook
op ministerieel niveau er voortdurend aandacht wordt gevraagd voor een spoedige ratificatie.
In de laatste CDNI vergadering van begin november jl. is hier weer aandacht voor gevraagd.
Afgelopen zomer hebben de Nederlandse ambassades de bevoegde instanties in deze landen
bezocht en onze boodschap van een spoedige ratificatie overgebracht. Daarnaast zal
ik ook persoonlijk overleg voeren over de voortgang van de ratificatie in Frankrijk
met de gedelegeerde Minister van Verkeer.
Ik heb daarom met de gedeputeerden van Flevoland en Zeeland afgesproken om met de
sector om tafel te gaan om te bespreken hoe de sector in aanloop naar het verbod het
aantal ontgassingen al kan verminderen. Mogelijkheden hiertoe zijn bijvoorbeeld het
gebruik maken van succesvol geteste installaties en het zodanig organiseren van de
vervoersstromen dat ontgassen minder tot niet nodig is. Ook verkennen de deelnemers
van de taskforce «Varend Ontgassen» (waarin naast het ministerie en de provincies
ook de brancheorganisaties in de petrochemie, de binnenvaart en de havens participeren)
of voor de financiering gebruik gemaakt kan worden van een EU-subsidie.
Vraag 8
Heeft u inzicht in de praktijk op deze vaarroutes met betrekking tot het varend ontgassen?
Antwoord 8
Bij de invoering van het provinciale ontgasverbod heeft de provincie Flevoland onderzoek
laten doen naar de omvang van het ontgassen in de provincie (Ontgassingen in kaart
ten behoeve van een ontgassingsverbod in Flevoland, CE Delft mei 2017). De aantallen
van 100 tot 400 lozingen per jaar die in de media worden genoemd komen voort uit dit
onderzoek. De provincie Flevoland heeft dit aantal vervolgens nader geduid naar aanleiding
van schriftelijke vragen vanuit de Statenfractie van het CDA11.
Bij de totstandkoming van het internationaal afgesproken verbod op varend ontgassen
heeft het ministerie in 2016 een onderzoek laten uitvoeren naar de aard en omvang
van het varend ontgassen in Nederland, niet specifiek in dunbevolkte gebieden. Hieruit
kwam naar voren dat in heel Nederland in 2014 naar schatting ongeveer 3300 ontgassingen
hebben plaatsgevonden.
Vraag 9
Heeft u inzicht in welke risico’s hieruit volgen voor de volksgezondheid van de inwoners
van Flevoland? Waarom publiceert de ILT een kaart waaruit blijkt dat ontgassen op
genoemde oppervlaktewateren is toegestaan zonder dat provincie Flevoland daarover
is geïnformeerd?
Antwoord 9
In 2018 hebben het ministerie en de provincies vooruitlopend op het ingaan van het
verbod op varend ontgassen de taskforce «Varend Ontgassen» opgericht. De provincies
zijn hierin vertegenwoordigd door het IPO. De bewuste kaart is geen gedoogkaart, maar
geeft aan waar in Nederland varend ontgassen mogelijk is en waar niet. De kaart is
na verzending aan de Tweede Kamer besproken in een vergadering van de taskforce «Varend
Ontgassen» op 3 oktober 201912. De kaart en bijbehorende analyse zijn vanuit de taskforce voorafgaand aan deze vergadering
aan de IPO, waaronder de provincie Flevoland verstuurd.
Vraag 10
Is volstrekt helder hoe de verdeling van taken en bevoegdheden is tussen provincie,
omgevingsdiensten en de ILT? Zo ja, hoe verklaart u het gebrek aan afstemming en communicatie
en de tegenstrijdige signalen over het ontgassen? Op welke gebieden ten aanzien van
milieubelastende activiteiten, zoals het lozen van afval, het storten van vervuild
slib, het storten van bouwstoffen, zijn er nog meer hiaten tussen het beleid van het
Ministerie van IenW en de mate waarin het college van gedeputeerde staten van Flevoland
hiervan op de hoogte is gesteld, of op de hoogte had kunnen zijn?
Antwoord 10
Het ministerie streeft er altijd naar om provincies te informeren over het beleid.
Vanuit de betreffende wetgeving is geregeld welke organisaties vanuit hun eigen expertise
toezicht houden op de naleving van het verbod. De ILT staat met name aan de lat voor
de handhaving. Door de aanwezigheid van Rijkswaterstaat op de binnenwateren, fungeert
Rijkswaterstaat als de oren en ogen van de ILT en geeft mogelijke signalen door. De
provincies moeten erop toezien dat de ontgassingsinstallaties ontgassen volgens de
voorwaarden die het Scheepsafvalstoffenverdrag hieraan stelt. Mogelijke miscommunicatie
kan gelegen zijn in het feit dat de provinciale verboden niet geldig zijn op Rijkswateren
en zodanig niet gehandhaafd kunnen worden Rijksinspectiediensten zoals de ILT. In
het gesprek met de gedeputeerden is op dit punt helderheid verschaft.
Vraag 11
Kunt u aangeven of Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek zelf handhavend
kan optreden tegen varend ontgassen langs de kusten van Almere en Lelystad, zoals
de ILT aangeeft, of dat deze taak juist expliciet níet bij deze omgevingsdienst is
neergelegd?13
Antwoord 11
De provincies zijn verantwoordelijk voor de handhaving van hun eigen milieuregelgeving.
Zij zijn het bevoegde gezag voor activiteiten op provinciale vaarwateren. De Rijn,
de Lek en de Waal en het IJsselmeer zijn echter Rijkswateren waarop de Akte van Mannheim
van toepassing is en waarvoor de Minister het bevoegde gezag is. De ILT is bij wet
aangewezen om op deze bepalingen te handhaven. De provincies zijn niet aangewezen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B. Visser, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.