Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Beckerman over het varend ontgassen van kankerverwekkend gif
Vragen van het lid Beckerman (SP) aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over het varend ontgassen van kankerverwekkend gif (ingezonden 27 oktober 2021).
Antwoord van Minister Visser (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen 23 november
2021).
Vraag 1
Bent u op de hoogte van het gedogen van varend ontgassen van giftige stoffen rondom
Natura2000-gebieden en de bewoonde omgeving op het Marker-, en IJsselmeer?1 Wat is daarop uw reactie?
Antwoord 1
Ja, daarom zet Nederland zich al enige jaren in om zo snel mogelijk te komen tot een
verbod2. Recent heb ik hierover een constructief overleg gehad met de gedeputeerden van de
provincies Flevoland en Zeeland. We zijn het erover eens dat het varend ontgassen
van binnenvaarttankers zo snel mogelijk moet stoppen. Omdat de inwerkingtreding van
het verbod afhankelijk is van ratificatie van het CDNI-verdrag (Verdrag inzake de
Verzameling, Afgifte en Inname van Afval in de Rijn- en Binnenvaart, ook wel genaamd
Scheepsafvalstoffenverdrag. Zie ook het antwoord op vraag 3), hebben we afgesproken
om samen met de provincies nog dit jaar met de sector om tafel te gaan om te bespreken
hoe zij in aanloop naar het verbod het aantal ontgassingen al kan verminderen. Mogelijkheden
hiertoe zijn bijvoorbeeld het gebruik maken van succesvol geteste installaties en
het zodanig organiseren van de vervoersstromen dat ontgassen minder tot niet nodig
is. Ook verkennen de deelnemers van de taskforce Varend Ontgassen of voor de financiering
gebruik gemaakt kan worden van een EU-subsidie.
Vraag 2
Deelt u de mening dat het niet uitvoeren van de motie Laçin, zorgt voor het onnodig
lang uitstoten van het kankerverwekkende benzeen door schepen?3
Antwoord 2
Laat ik voorop stellen dat ook ik het verbod op varend ontgassen snel van kracht wil
laten worden. In voornoemde motie werd de regering verzocht om per 1 juli 2020 een
landelijk verbod op varend ontgassen in te voeren. Door middel van een Kamerbrief
van 30 april 2020 heb ik de Kamer geïnformeerd over de uitvoering van deze motie4. In de brief is aangegeven dat het Scheepsafvalstoffenverdrag, waarin het verbod
is geregeld, bepaalt dat het verbod van kracht wordt zes maanden nadat de laatste
verdragsstaat het verbod heeft opgenomen in de eigen nationale wetgeving. Nederland
is gebonden aan de in dit verdrag opgenomen verplichtingen en kan daarom niet eigenstandig
een nationaal verbod invoeren. Nederland heeft sinds de afgelopen jaren voortdurend
druk gezet op de overige landen die nog moeten ratificeren om dit snel te doen.
Vraag 3
Waarom kiest u ervoor om te wachten met handhaven van het ontgassingsverbod totdat
andere lidstaten het Scheepsafvalstoffenverdrag hebben geratificeerd?
Antwoord 3
Op initiatief van Nederland gaat er een nationaal verbod op varend ontgassen komen
op grond van internationale afspraken5,
6. Dit hebben we met andere landen afgesproken in het Scheepsafvalstoffenverdrag. Nederland
is gebonden aan het verdragsrecht. Dit verdrag bepaalt dat het verbod van kracht wordt
zes maanden nadat de laatste verdragsstaat het verbod heeft opgenomen in de eigen
nationale wetgeving. Nederland is gebonden aan dit verdrag en kan daarom niet eigenstandig
een nationaal verbod invoeren. Op dit moment biedt alleen de Europese overeenkomst
voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de binnenwateren (ADN) enkele regulerende
veiligheidsvoorschriften: ontgassen is niet toegestaan in dichtbevolkte gebieden,
in de buurt van bruggen en in sluizen en hun voorhavens. Voor een algeheel verbod
op ontgassen biedt het ADN geen basis. Op deze regelgeving wordt door de ILT gehandhaafd.
Zij voert controleacties uit. In het geval de ILT een overtreding signaleert, treedt
zij handhavend op.
Ik kan u overigens melden dat ik recent een constructief overleg heb gehad met de
gedeputeerden van de provincies Flevoland en Zeeland over deze kwestie. De conclusie
van dat overleg was dat we allemaal liever vandaag dan morgen een landelijk verbod
op varend ontgassen willen hebben, maar dat Nederland dit niet eigenstandig kan doen.
In het CDNI-verdrag (Verdrag inzake de Verzameling, Afgifte en Inname van Afval in
de Rijn- en Binnenvaart) is vastgelegd dat het verbod pas van kracht wordt als alle
landen geratificeerd hebben. Dit constaterende heb ik samen de gedeputeerden afgesproken
om nog dit jaar met de sector om tafel gaan om te bespreken hoe de sector in aanloop
naar een verbod, alvast het ontgassen kan verminderen. Mogelijkheden hiertoe zijn
bijvoorbeeld het gebruik maken van succesvol geteste installaties en het zodanig organiseren
van de vervoersstromen dat ontgassen minder tot niet nodig is. Ook verkennen de deelnemers
van de taskforce Varend Ontgassen of voor de financiering gebruik gemaakt kan worden
van een EU-subsidie.
Vraag 4
Kunt u duidelijk maken welke gevolgen er voor wie zijn wanneer u besluit het verbod
op ontgassen nu toch snel in te voeren? Wiens belangen staan hier voorop? Wie is er
volgens u bij gebaat om het verbod niet per direct te handhaven?
Antwoord 4
Vanuit het oogpunt van volksgezondheid en milieubescherming is het van belang dat
er zo snel mogelijk een landelijk verbod komt. Een nationaal verbod gebaseerd op internationale
afspraken is de enige mogelijkheid om dit te regelen. Wanneer het verbod nu wordt
ingevoerd, zonder onderliggende ratificatie van alle verdragspartijen dan is het verbod
niet rechtsgeldig en kan er vanzelfsprekend ook niet op worden gehandhaafd. Het gevolg
is dat men kan blijven ontgassen conform de regels van het ADN. Een nationaal verbod
in afwachting van het afgesproken internationale verbod biedt dan ook niet de gewenste
oplossing, omdat overtredingen onbestraft blijven vanwege het ontbreken van een rechtsgrond.
Daarom zet ik mij in voor een snelle ratificatie om te komen tot een nationaal verbod
op ontgassen en in de tussentijd ga ik samen met de provincies met de sector om tafel
zitten om te kijken of de sector, in aanloop naar het verbod, alvast het ontgassen
kan verminderen door gebruik te maken van de succesvol geteste ontgassingsinstallaties
en/of het meer uitvoeren van eenheids- en verenigbare transporten waardoor ontgassen
niet nodig is. Ook zullen we met de deelnemers uit de taskforce Varend Ontgassen gaan
verkennen hoe de financiering kan plaatsvinden, eventueel door een EU-subsidie aan
te vragen.
Vraag 5
Kunt u overzichtelijk weergeven welke provincies per wanneer een ontgassingsverbod
hebben ingesteld?
Antwoord 5
De provincies Noord-Brabant (1 januari 2015), Zuid-Holland (1 januari 2015), Utrecht
(1 maart 2017), Noord-Holland (1 maart 2017), Gelderland (6 juli 2017), Flevoland
(3 mei 2018) en Zeeland (1 juli 2018) hebben een verbod op varend ontgassen ingesteld
in hun provinciale milieuverordening.
Vraag 6
Kunt u tevens aangeven op welke locaties de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT)
en de omgevingsdiensten momenteel toezien en handhaven op het verbod en kunt u daarbij
tevens specificeren hoe vaak dit gebeurt?
Antwoord 6
Door de ILT wordt toezicht uitgeoefend op varend ontgassen op grond van de vigerende
ADN regelgeving. Dit betreft vervoersregelgeving wat is gericht op het waarborgen
van de externe veiligheid; de veiligheid van mensen die zich in de omgeving van de
transportroutes bevinden. Daarmee kan de ILT verspreid over heel het land toezien
op varend ontgassen. De ILT is hierbij wel afhankelijk van meldingen. De meeste meldingen
ontvangt de ILT vanuit de omgevingsdiensten. Ontvangen meldingen zijn echter ook vaak
afkomstig van eNoses (snuffelpalen) die met name langs de doorgaande vaarwegen tussen
Amsterdam en Rotterdam staan opgesteld (o.a. Noordzeekanaal, Het IJ, Amsterdam-Rijnkanaal,
Lek, Boven- en Beneden-Merwede, Waal, Noord, Oude Maas, Hollandsch-Diep). Soms komen
er ook burgermeldingen binnen bij de omgevingsdiensten. Deze worden, indien gelieerd
aan mogelijk ontgassende binnenvaart tankschepen, kenbaar gemaakt bij de ILT. Daarnaast
voert de ILT jaarlijks enkele grotere handhavingsacties uit (zie antwoord vraag 10).
Vraag 7
Hoe kan het dat de kaart met gedoogroutes van uw ministerie en de ILT niet bekend
was bij de provincie Flevoland?7
Antwoord 7
De term gedoogroutes is niet correct. In het AO Maritiem van 5 juni 2019 is toegezegd
om aan te geven voor welke gebieden het ontgassingsverbod geldt. Dit was nodig na
de toevoeging van het begrip dichtbevolkt gebied aan het ADN Mijn voorganger heeft
de Kamer hierover op 21 augustus 2019 geïnformeerd8. In bijlage 1 bij deze brief is een door de ILT opgestelde analyse gegeven van het
in het ADN gebruikte begrip dichtbevolkt (zie ook de beantwoording van vraag 9). Op
basis hiervan heeft de ILT invulling gegeven aan het begrip dichtbevolkt gebied. Op
basis van deze bevindingen is een kaart gemaakt waarop in groen is aangegeven waar
ontgassen naar de atmosfeer mogelijk is omdat de bevolkingsdichtheid daar laag is
en daar voldaan kan worden aan de andere eisen die het ADN stelt.
De kaart is onderwerp van gesprek geweest in de taskforce Varend Ontgassen en is na
verzending aan de Tweede Kamer besproken in een vergadering van de taskforce op 3 oktober
2019. De taskforce is in 2018 opgericht door het ministerie en de provincies. De provincies
zijn in de taskforce vertegenwoordigd via IPO. De kaart en bijbehorende analyse zijn
vanuit de taskforce voorafgaand aan deze vergadering aan de IPO, waaronder de provincie
Flevoland. De kaart zoals die nu op de site van de ILT staat zijn gebruikt bij toezicht
en handhaving bij de verschillende toezichtsacties die de ILT in de afgelopen jaren
in samenwerking met Rijkswaterstaat en tal van omgevingsdiensten heeft uitgevoerd.
Daarnaast heeft de ILT in april 2020 alle omgevingsdiensten aangeschreven om het thema
varend ontgassen onder de aandacht te brengen.
Vraag 8
Hoe kan het dat regionale verboden, van Flevoland en Zeeland, gesaboteerd worden met
deze kaart?
Antwoord 8
Ik heb begrip voor het feit dat deze provincies door middel van een provinciaal verbod
het ontgassen in hun provincies willen verbieden. Echter is een dergelijk verbod niet
geldig op Rijkswateren en kan het dan ook niet als zodanig door de ILT worden gehandhaafd.
Op dit moment biedt alleen de Europese overeenkomst voor het vervoer van gevaarlijke
stoffen over de binnenwateren (ADN) enkele regulerende veiligheidsvoorschriften: ontgassen
is niet toegestaan in dichtbevolkte gebieden, in de buurt van bruggen en in sluizen
en hun voorhavens. Van een algeheel verbod op ontgassen biedt het ADN geen basis.
Zolang het CDNI verbod nog niet in werking is getreden, regelt het ADN hoe een ontgassing
binnen de kaders kan worden uitgevoerd. Op deze regelgeving wordt door de ILT gehandhaafd.
Zij voert geregeld controleacties uit. In het geval de ILT een overtreding signaleert,
treedt zij handhavend op. De kaart is een uitwerking van deze Europese vervoersregelgeving
die het ontgassen thans op nationaal niveau reguleert. De ILT heeft hiermee de bestaande
routes waar varend ontgassen nu nog onder voorwaarden mogelijk is, inzichtelijk gemaakt
aan de hand van deze kaart. Het is dus een visuele weergave van bestaande mogelijkheden
voor schippers, ten behoeve van de handhaving van Europese regelgeving.
Vraag 9
Op basis van welke criteria is gekozen voor deze trajecten met gedoogroutes?
Antwoord 9
Er zijn in Nederland geen gedoogroutes. Op dit moment is er nog geen nationaal verbod
op grond van het CDNI-verdrag. Dat willen we snel veranderen. Nu mag in Nederland
op de alle binnenwateren varend worden ontgast indien de schipper voldoet aan de voorwaarden
gesteld in het ADN. Dat wil zeggen dat er niet ontgast mag worden in of bij sluizen
(en hun voorhavens), bruggen en in dichtbevolkt gebied. Om inzicht te krijgen in de
dichtbevolkte gebieden langs de vaarwegen in Nederland, gebruikt de ILT een combinatie
tussen netwerken van hoofdvaarwegen (bron: Vaarwegen (lijn) Rijkswaterstaat, 2019)
en een bestand met de bevolkingsdichtheid (bron: Vierkantstatistieken Centraal Bureau
voor de Statistiek, 2017). Aan de kaart zijn bruggen, sluizen en kilometermarkeringen
van Rijkswaterstaat toegevoegd zodat helder is op welke trajecten ontgassen wettelijk
mogelijk is.
Vraag 10
Hoeveel handhavingsacties heeft de ILT in 2020 en 2021 verricht met betrekking tot
het ontgassen van gevaarlijke stoffen door schepen?
Antwoord 10
In 2020 was de intentie de inzet voort te zetten en vooral te concentreren op vergroting
van de samenwerking met omgevingsdiensten en Rijkswaterstaat gericht op informatie-uitwisseling
en een andere inzet van de drones. De COVID-19 pandemie bemoeilijkte die oorspronkelijke
opzet van gecombineerde acties. Ondanks de lockdowns zijn drones ingezet voor het
in beeld krijgen van mogelijke ontduikingen van varend ontgassen door in het water
te ontgassen en zijn fysieke zichtinspecties uitgevoerd. Daar waar de coronamaatregelen
versoepelden zijn gecombineerde acties inspecteurs/drones gehouden. Aan intensivering
van de samenwerking met de toezichtpartners is via videoconferencing volop aandacht
besteed ter voorbereiding op fysieke acties, evenals aan de uitwisseling van de (digitale)
gegevens.
Daarnaast is aandacht geschonken aan handhavingscommunicatie en communicatie met burgers
naar aanleiding van ontgassingsklachten. Zo heeft de ILT op haar website en via sociale
media geïnformeerd over toezichtsacties waarbij handhavend is opgetreden en zijn meerdere
journalisten aanwezig geweest bij toezichtsacties. Verder zijn beschikbare data van
de samenwerkingspartners verder door de ILT geanalyseerd om een duidelijker beeld
te krijgen van de effectiviteit van onder meer de e-nosenetwerken en de koppeling
van gegevens. Gebleken is dat burgermeldingen in de meeste gevallen niet hebben geleid
tot waargenomen overtredingen, terwijl er bij signalen van e-noses er tot op heden
altijd sprake was van het ontgassen van verboden gassen en dampen.
In 2021 zijn verspreid over meerdere dagen in de maanden, maart, mei, juli en september
acties uitgevoerd. In november staat nog een aantal actiedagen gepland. Ook in 2021
heeft de ILT bestuurlijk opgetreden.Door de ILT zijn in 2021 (tot nu toe) 24 incidenten/meldingen
behandeld inzake varend ontgassen door tankschepen.
Vraag 11
Hoe heeft u de handhaving van het verbod bestuurlijk georganiseerd en deelt u de mening
dat hiervoor één instantie verantwoordelijk zou moeten zijn om versnipperd toezicht
te voorkomen?
Antwoord 11
Vanuit de wetgeving is geregeld welke organisaties vanuit hun eigen expertise toezicht
houden op de naleving van het verbod. De ILT staat met name aan de lat voor de handhaving.
Door de aanwezigheid van Rijkswaterstaat op de binnenwateren, fungeert Rijkswaterstaat
als de oren en ogen van de ILT en geeft mogelijke signalen door. De provincies moeten
erop toezien dat de ontgassingsinstallaties voldoen aan de voorwaarden die het Scheepsafvalstoffenverdrag
hieraan stelt. Op alle binnenwateren geldt momenteel alleen een algemeen ontgassingsverbod
voor benzine (UN1203). Daar wordt op gehandhaafd door RWS, ILT, havendiensten en politie.
De landelijke handhaving op de huidige en toekomstige regelgeving op het gebied van
ontgassen is voldoende op orde.
Vraag 12
Klopt het dat er in Nederland nog steeds maar één ontgassingsinstallatie in Moerdijk
is?
Antwoord 12
Naast de ontgassingsinstallatie in Moerdijk is er ook een ontgassingsinstallatie in
Rotterdam waar schepen die klant zijn van deze terminal kunnen worden ontgast. Met
de taskforce wordt hard gewerkt aan het realiseren van de benodigde ontgassingsinstallaties
door proeven uit te voeren met mobiele ontgassingsinstallaties, het ontwikkelen van
een vergunningenkader voor ontgassingen op openbare kades en het aanvragen van financieringsmogelijkheden.
Het is aan de sector, als gebruiker, om te bepalen of er voldoende ontgassingsinstallaties
zijn. Er zijn op dit moment vijf installaties getest, verspreid over de door de sector
gewenste locaties zoals Rotterdam, Amsterdam en Zeeland. De installaties zijn getest
met een aantal stoffen die straks onder het verbod vallen, zoals nafta en ethanol.
Deze installaties kunnen op dit moment worden vergund om te ontgassen voor deze stoffen
als daarvoor een aanvraag wordt ingediend.
De komende periode worden er nog meer proeven met deze installaties uitgevoerd met
andere stoffen. De meest snelle manier om te worden vergund is wanneer deze installaties
hun activiteiten gaan aanbieden bij bestaande (overslag)bedrijven die hiervoor een
uitbreiding van de huidige vergunning kunnen aanvragen. Voor ontgassen op openbare
kades moet nu nog individueel ontheffing worden verleend. In de taskforce wordt gewerkt
aan een specifiek vergunningenkader voor de situatie waarbij op een openbare kade
met behulp van een mobiele installatie wordt ontgast. Of dit voldoende is bij het
van kracht worden van een verbod moet blijken. Naast het gebruik maken van een ontgassingsinstallatie
kan de sector er immers ook voor kiezen om vaker dezelfde of verenigbare lading te
vervoeren. Dan hoeft er niet te worden ontgast en kan men de kosten van een ontgassing
besparen.
Omdat er nog geen verplichting bestaat om de ladingdampen af te geven, is er weinig
animo om reeds gebruik te maken van deze installaties. Ik heb daarom met de gedeputeerden
van Flevoland en Zeeland afgesproken om met de sector om tafel te gaan om te bespreken
hoe de sector in aanloop naar het verbod het aantal ontgassingen al kan verminderen.
Mogelijkheden hiertoe zijn bijvoorbeeld het gebruik maken van succesvol geteste installaties
en het zodanig organiseren van de vervoersstromen dat ontgassen minder tot niet nodig
is. Ook verkennen de deelnemers van de taskforce Varend Ontgassen of voor de financiering
gebruik gemaakt kan worden van een EU-subsidie.
Vraag 13
Hoeveel tests zijn er inmiddels gedaan met ontgassingsfaciliteiten? Hoeveel van deze
installaties zijn er inmiddels vergund en worden deze openbaar toegankelijk voor schippers?9
Antwoord 13
Inmiddels zijn er negen proeven uitgevoerd met vijf ontgassingsinstallaties waarbij
een aantal stoffen zijn ontgast die straks onder het verbod vallen. Uit de reeks proefnemingen
is gebleken dat de deelnemende installaties kunnen worden vergund. De installaties
kunnen dan in opdracht van de verladers ontgassingen uitvoeren. Het komende jaar zullen
de installaties nog verder worden getest met het oog op andere stoffen en het mogelijk
inkorten van de ontgassingsduur. Doordat het nog niet verplicht is om de ladingdampen
af te geven is er weinig animo om reeds van deze installaties gebruik te maken. Samen
met de provincies Flevoland en Zeeland ga ik in gesprek met de sector om te bezien
of men alvast van deze installaties gebruik kan maken.
Vraag 14
Hoe staat het verder met de ontwikkeling van (mobiele) ontgassingsinstallaties en
wat onderneemt u daarnaast om schippers te helpen om de afvalgassen op een schone
en veilige manier te lozen?
Antwoord 14
Met de taskforce wordt hard gewerkt aan het realiseren van de benodigde ontgassingsinstallaties
door proeven uit te voeren met mobiele ontgassingsinstallaties, het ontwikkelen van
een vergunningenkader voor ontgassingen op openbare kades en het aanvragen van financieringsmogelijkheden,
eventueel door een EU-subsidie aan te vragen. Het komende jaar zullen de installaties
nog verder worden getest met het oog op andere stoffen en het mogelijk inkorten van
de ontgassingsduur. Om de ontwikkeling van mobiele installaties een duw in de rug
te geven zal ik samen met de gedeputeerden van Flevoland en Zeeland in gesprek gaan
met de sector om te bezien of men, in aanloop naar een landelijk verbod, alvast gebruik
kan maken van deze installaties zodat de ontgassingen naar de open lucht kunnen worden
verminderd.
Vraag 15
Bent u bereid om het water rondom de gedoogde lozingstrajecten te onderzoeken op de
aanwezigheid van concentraties Zeer Zorgwekkende Stoffen?
Antwoord 15
Een dergelijk onderzoek heeft geen meerwaarde gelet op het feit dat het bekend is
dat varend ontgassen belastend is voor mens en milieu. Vandaar dat Nederland zich
hard heeft gemaakt voor een internationaal verbod.
Vraag 16
Hoe kijkt u aan tegen de suggestie van professor Geerlings die voorstelt om de opdrachtgevende
eigenaren van de schadelijke scheepsladingen te laten zorgen voor de financiering
van veilige verwerking van de afvalgassen?
Antwoord 16
Die gedachte is reeds verwerkt in het internationale Scheepsafvalstoffenverdrag, waar
het verbod op varend ontgassen onderdeel van uitmaakt. Dit verdrag is gestoeld op
het principe van «de vervuiler betaalt». In het verbod is dan ook een verplichting
opgenomen die bepaalt dat de verladers, die de vervoersopdracht van deze stoffen verlenen,
de kosten moeten dragen van de ontgassing. Hiermee is geregeld dat deze kosten niet
worden afgewenteld op de schippers die de stoffen slechts vervoeren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B. Visser, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.