Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Koekkoek over de uitkomst van de JBZ-Raad.
Vragen van het lid Koekkoek (Volt) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de uitkomst van de JBZ-Raad (ingezonden 12 oktober 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Broekers-Knol (Justitie en Veiligheid), mede namens
de Minister van Buitenlandse Zaken (ontvangen 23 november 2021). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 522.
Vraag 1 en 2
Heeft u kennisgenomen van de «Joint letter on the Adaptation of the EU legal framework
to new realities» waarin twaalf lidstaten oproepen EU-fondsen te gebruiken om barrières
aan de grenzen op te werpen? Wat is uw visie op de brief en de inhoud van de brief?
Wat is de Nederlandse positie met betrekking tot het gebruik van EU-fondsen voor het
opwerpen van barrières aan de buitengrenzen?
Antwoord 1 en 2
Het kabinet heeft kennisgenomen van de brief. In algemene zin heeft het kabinet grote
zorgen over de sterk toegenomen toestroom van irreguliere migranten die via Belarus
proberen de EU te bereiken. Het kabinet is het dan ook met de ondertekenaars eens
dat de EU als geheel maatregelen dient te treffen in het geval er sprake is van het
instrumentaliseren van migratie, zoals nu gedaan wordt door Belarus. Daar heb ik ook
afgelopen zomer, samen met onder andere mijn Griekse en Litouwse collega’s in een
eerste brief aan Commissaris Johansson en vice-President Schinas toe opgeroepen.
Het gebruik van EU-fondsen wordt vormgegeven via verschillende Europese verordeningen.
In het geval van grensbeheer betreft dat de Verordening tot oprichting van het Fonds
voor geïntegreerd grensbeheer (BMVI). Deze is recent aangenomen als onderdeel van
het nieuwe meerjarig financieel kader voor de periode 2021–2027, en zal de lidstaten
extra steun bieden voor de beveiliging van de gemeenschappelijke buitengrenzen van
de Unie. EU-fondsen versterken o.a. grenstoezichtcapaciteiten van de lidstaten door
medefinanciering van infrastructuur, gebouwen, systemen en diensten die aan de EU-buitengrenzen
nodig zijn voor grenstoezicht, zoals controles aan grensdoorlaatposten en bewaking
tussen grensdoorlaatposten, in overeenstemming met het Europees geïntegreerd grensbeheer
en de Schengengrenscode.
Voor effectief Europees buitengrensbeheer acht het kabinet een integraal pakket aan
grensbeheermaatregelen noodzakelijk, waar grenssurveillance, grenscontrole, innovatieve
technieken, gebruik van informatie en risicoanalyse, en fysieke grensmaatregelen onderdeel
van kunnen zijn. Vanzelfsprekend dient het, in geval van fysieke grensmaatregelen,
mogelijk te blijven om conform het Vluchtelingenverdrag en het EU-recht een verzoek
tot internationale bescherming te doen.
Tegelijkertijd merkt het kabinet op dat er op dit moment geen concreet voorstel ligt
om dit fonds, dan wel andere EU-fondsen, specifiek aan te wenden voor de financiering
van dergelijke barrières aan de EU-buitengrenzen. Een eventueel voorstel zal het kabinet
op zijn merites beoordelen. De Commissie heeft laten weten van mening te zijn dat
fysieke barrières zoals hekken of prikkeldraad niet uit EU-fondsen moeten worden gefinancierd.
Vraag 3
Wat is de Nederlandse positie met betrekking tot het opwerpen van barrières aan de
buitengrenzen om vluchtelingen en migranten tegen te houden?
Antwoord 3
De primaire verantwoordelijkheid voor de bewaking van de EU-buitengrenzen ligt bij
de EU-lidstaten. Op grond van de Schengengrenscode moeten de lidstaten ongeoorloofde
grensoverschrijdingen voorkomen en ontmoedigen. De Schengengrenscode regelt niet welke
instrumenten daarvoor mogen worden gebruikt. Dit is aan de lidstaten zelf. Een aantal
lidstaten maken op delen van hun grenzen al geruime tijd gebruik van fysieke grensbarrières.
Het kabinet heeft begrip voor de positie van lidstaten met lange, lastig te controleren
buitengrenzen om in voorkomende gevallen op delen van hun buitengrenzen gebruik te
maken van (statische) grensbarrières. Zoals in antwoord op vraag 1 en 2 gesteld, acht
het kabinet een integraal pakket aan diverse grensbeheermaatregelen noodzakelijk.
Het kabinet is van mening dat grensbeheer aan de EU-buitengrenzen in lijn dient te
zijn met EU-recht en het internationaal recht, inclusief het beginsel van non-refoulement.
Vraag 4
Wat was de Nederlandse inbreng met betrekking tot het voorstel in de JBZ-Raad?
Antwoord 4
De brief en de daarin genoemde voorstellen stonden niet op de agenda van de JBZ-Raad.
Voor een terugkoppeling van de Nederlandse inbreng tijdens de JBZ-Raad verwijst het
kabinet u naar het verslag van de JBZ-Raad van 7 en 8 oktober dat uw Kamer recent
is toegekomen.1
Vraag 5
Wat vindt u van de uitspraak van de Eurocommissaris Ylva Johanson dat barrières niet
nodig zijn, als het EU Pact voor Asiel en Migratie aangenomen is?
Antwoord 5
Het kabinetsstandpunt ten aanzien van barrières aan de buitengrenzen is in antwoord
op vraag 3 toegelicht. Het kabinet is het met Eurocommissaris Johansson eens dat voortgang
moet worden gemaakt met het migratiepact. Zoals aan uw Kamer gemeld in het verslag
van de JBZ-Raad heeft Nederland de oproep van de Commissie gesteund dat een versterkt
Eurodac – zeker in combinatie met een screeningsprocedure – een belangrijke bijdrage
zal leveren aan verstevigde buitengrenzen. Daarnaast is ook intensievere samenwerking
met derde landen van belang opdat er meer grip komt op irreguliere migratie richting
de EU.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
H.P.M. Knapen, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.