Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Azarkan inzake de Arnhemse villamoord
Vragen van het lid Azarkan (DENK) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de Arnhemse villamoord (ingezonden 8 oktober 2021).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid), mede namens de Minister
            van Rechtsbescherming (ontvangen 23 november 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
            vergaderjaar 2021–2022, nr. 483.
         
Vraag 1
            
Bent u op de hoogte van de laatste ontwikkelingen in de zaak van de Arnhemse villamoord,
               die plaatsvond op 2 september 1998, maar waarover nu steeds meer informatie naar buiten
               komt?1
Antwoord 1
            
Ja, ik ben hiervan op de hoogte.
Vraag 2
            
Kunt u deze 6 uitzendingen bekijken, en een uitgebreide reactie geven op de bevindingen
               van de programmamakers?
            
Antwoord 2
            
In recente uitzendingen van KRO-NCRV over de Arnhemse Villamoord zijn ernstige twijfels
               geuit over de juistheid van de veroordeling van negen mannen en de professionaliteit
               en integriteit van de destijds bij de zaak betrokken politiemedewerkers en de officier
               van justitie. In de documentaire is aangekondigd dat er een nieuw herzieningsverzoek
               zal worden ingediend bij de Hoge Raad. Zowel de politie als het openbaar ministerie
               heeft in een persbericht naar aanleiding van de uitzendingen aangegeven aan de uitvoering
               van dit herzieningsverzoek volledige medewerking te zullen geven. De Hoge Raad heeft
               op het moment van schrijven nog geen herzieningsverzoek ontvangen.
            
Gelet op het aangekondigde nieuwe herzieningsverzoek in deze zaak past mij als Minister
               terughoudendheid bij de beantwoording van de gestelde vragen die betrekking hebben
               op de inhoud van de Arnhemse Villamoord-zaak. Het is aan de Hoge Raad om aan de hand
               van het aangekondigde herzieningsverzoek te oordelen of herziening in deze zaak aangewezen
               is. Omdat ik als Minister niet op de uitkomst van deze nieuwe herzieningsprocedure
               kan vooruitlopen, kan ik mij ook niet uitlaten over de gevolgen die aan een eventueel
               gegrond verklaard herzieningsverzoek zouden moeten worden verbonden.
            
Vraag 3
            
Waarom zijn er 9 onschuldige mensen veroordeeld tot zware gevangenisstraffen van 5
               tot en met 12 jaar?
            
Antwoord 3
            
In februari en september 2002 zijn in de strafzaak die bekend staat als de Arnhemse
               Villamoord een eerste en een tweede herzieningsaanvraag ingediend bij de Hoge Raad.
               Deze beide herzieningsverzoeken zijn ongegrond verklaard. Een derde aanvraag is op
               12 maart 2020 bij de Hoge Raad ingekomen. Ook dit herzieningsverzoek is ongegrond
               verklaard. Op het moment van schrijven is nog geen nieuw, dat wil zeggen vierde, herzieningsverzoek
               ingediend. Het is aan de Hoge Raad om naar aanleiding van het aangekondigde nieuwe
               herzieningsverzoek te oordelen of herziening in deze zaak aangewezen is.
            
Vraag 4
            
Deelt u de mening dat dit «Waarschijnlijk de grootste gerechtelijke dwaling in Nederland»
               is, zoals de rechtspsycholoog Peter van Koppen het omschrijft? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 4
            
In de documentaireserie de Villamoord, uitgezonden door de KRO NCRV, heeft de advocaat
               van enkele veroordeelden aangekondigd een (hernieuwd) herzieningsverzoek in te willen
               dienen. Dat betekent dat de Hoge Raad zich over dit verzoek zal buigen. Het past mij
               als Minister niet om op deze individuele zaak in te gaan.
            
Vraag 5
            
Kunt u uitsluiten dat, gezien de migratieachtergrond van de meeste verdachten, racisme
               en discriminatie een rol hebben gespeeld, bij de manier waarop de Arnhemse politie
               te werk is gegaan? Zo ja, op grond waarvan kunt u dit uitsluiten?
            
Antwoord 5
            
Discriminatie is verboden. De politie dient onbevooroordeeld haar taken uit te voeren.
               Discriminatie is een venijnig probleem dat ook onbewust een rol kan spelen bij de
               afwegingen die politiemensen maken. De politie neemt daarom in het kader van de uitvoering
               van haar realisatieplan «Politie voor Iedereen» maatregelen om bewuste en onbewuste
               discriminatie te kunnen voorkomen.
            
Vraag 6
            
Wat is uw oordeel over de extreme verhoormethode die werd toegepast, waarbij gebruik
               gemaakt werd van intimidatie, het zwaar onder druk zetten van mensen, voedsel- en
               slaapdeprivatie, uitputting, manipulatie, het valselijk aanreiken van zogenaamde alibi’s,
               het valselijk strafvermindering suggereren bij medewerking, liegen over wat andere
               verdachten gezegd zouden hebben en het tegen elkaar uitspelen van verdachten?2
Antwoord 6
            
Zoals in antwoord op vraag 2 aangegeven, is in de zaak van de Arnhemse Villamoord
               een nieuw herzieningsverzoek aangekondigd. In dat licht acht ik het niet gepast dat
               ik mij als Minister inhoudelijk over deze zaak, waaronder de toegepaste verhoormethode,
               uitlaat, nu dit een omstandigheid betreft die bij de beoordeling van het herzieningsverzoek
               mogelijk mede in ogenschouw wordt genomen. In algemene zin merk ik daarbij op dat
               de Hoge Raad zich in zijn arrest van 20 april 2021 eerder heeft uitgelaten over de
               stelling dat de bekennende verklaringen in de Arnhemse Villamoord-zaak niet voor het
               bewijs mochten worden gebruikt, omdat zij niet in vrijheid zijn afgelegd.3 In antwoord op eerdere schriftelijke vragen van het lid Van Nispen (SP) van juni
               2021 is de Minister voor Rechtsbescherming ingegaan op de overwegingen van de Hoge
               Raad hieromtrent, kortheidshalve zij daarnaar verwezen.4
Vraag 7
            
Komt deze verhoormethode, de «Alice in Wonderland-methode», nog steeds voor? Zo ja,
               kunt u deze per direct beëindigen? Zo nee, waarom kunt u deze verhoormethode niet
               beëindigen?
            
Antwoord 7
            
Voor zover bekend wordt die methode niet toegepast. Verder wil ik u graag verwijzen
               naar het antwoord dat de Minister voor Rechtsbescherming heeft gegeven in antwoord
               op schriftelijke vragen van het lid Van Nispen (SP) in september 2018. Daarin wordt
               aangegeven welke ontwikkeling er heeft plaatsgevonden bij politie voor wat betreft
               de verbeteringen ten aanzien van de werkinstructies en het onderwijs op het gebied
               van het afnemen van verhoren door de politie.5
Vraag 8
            
Waarom zit er niet standaard een juridisch raadsman bij dit soort politieverhoren?
               Op deze manier hebben verdachten toch geen schijn van kans, met het levensgrote risico
               dat onschuldigen ten onrechte worden veroordeeld? Kunt u hierop ingaan?
            
Antwoord 8
            
Ten tijde van de verhoren in deze zaak had de verdachte geen recht op bijstand van
               een advocaat tijdens het politieverhoor. Tegenwoordig is dat anders. Naar aanleiding
               van de zogenaamde «Salduz» jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van
               de Mens (EVRM) is per 1 maart 2017 een tweetal wetten (Stb. 2016, 475 en Stb. 2016, 476) en een uitvoeringsbesluit (Stb. 2017, 29) in werking getreden waarmee het recht op bijstand van een advocaat tijdens verhoor
               en het recht op consultatie van een raadsman voorafgaand aan het verhoor is geformaliseerd.
               Dit betekent dat een aangehouden verdachte recht heeft op bijstand van een raadsman
               bij een politieverhoor. Inmiddels is de werkwijze omtrent de uitoefening van dit recht
               een vast onderdeel van de politieopleiding.
            
Vraag 9
            
Deelt u de mening dat in dit politieonderzoek sprake was van een verkeerde tunnelvisie?
               Was sprake van het «creëren van feiten», zoals advocaat Paul Acda stelt, in plaats
               van het rechercheren naar feiten? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 9
            
In de documentaireserie de Villamoord uitgezonden door de KRO-NCRV heeft advocaat
               Acda aangekondigd een nieuw herzieningsverzoek in te dienen. Dat betekent dat de Hoge
               Raad zich over dit verzoek zal buigen. Het past mij dan niet als Minister om op deze
               individuele zaak in te gaan.
            
Vraag 10
            
Welke stappen zijn er inmiddels genomen bij politie en justitie om tunnelvisie te
               vermijden?
            
Antwoord 10
            
In 2005 verscheen het rapport van de Commissie Posthumus. Deze commissie was verantwoordelijk
               voor het evaluatieonderzoek van de Schiedammer Parkmoord. In deze zaak werd een man
               ten onrechte veroordeeld voor doodslag. Eén van de oorzaken hiervan was tunnelvisie.
               Te snel werden in deze zaak bepaalde conclusies getrokken, en de teams van de politie
               en het openbaar ministerie sloten zich daarna af voor alternatieve scenario’s. Het
               rapport leidde er onder andere toe dat in 2005 het Programma Versterking Opsporing
               en Vervolging (PVOV) werd gelanceerd om de kwaliteit van het opsporingsonderzoek te
               vergroten en tunnelvisie te voorkomen. Bijvoorbeeld door ook alternatieve scenario’s
               in kaart te brengen, meer aandacht te besteden aan ontlastend bewijs en te werken
               met reflectie en tegenspraak. Dit programma is opgevolgd door het Verbeterprogramma
               Permanent Professioneel dat aanvullende en verdiepende maatregelen introduceerde.
               Deze genomen maatregelen zijn inmiddels gemeengoed binnen het openbaar ministerie
               en de politie.
            
Vraag 11
            
Welke rol heeft volgens u de teamleider A.B. gespeeld in dit politieonderzoek?
Antwoord 11
            
Gelet op het aangekondigde, nieuwe herzieningsverzoek in de Arnhemse Villamoord-zaak
               past mij als Minister terughoudendheid en kan ik niet inhoudelijk ingaan op deze individuele
               zaak.
            
Vraag 12
            
Klopt het dat deze teamleider processen-verbaal heeft vervalst, en dus valsheid in
               geschrifte heeft gepleegd, evenals meineed en het achterhouden van informatie voor
               de rechter? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, hoe is de rol van deze teamleider
               dan te zien?
            
Antwoord 12
            
In de documentaireserie de Villamoord uitgezonden door de KRO-NCRV heeft advocaat
               Acda aangekondigd een nieuw herzieningsverzoek in te dienen. Dat betekent dat de Hoge
               Raad zich over dit verzoek zal buigen. Gelet hierop past mij als Minister terughoudendheid
               en kan ik niet inhoudelijk ingaan op deze individuele zaak.
            
Vraag 13
            
Kunt u zeker stellen dat de politie zal meewerken aan het opnemen van een aangifte
               tegen de teamleider?
            
Antwoord 13
            
In zijn algemeenheid geldt dat ingevolge artikel 163, negende lid, van het Wetboek
               van Strafvordering de politie verplicht is om een aangifte op te nemen. Tevens heeft
               de politie op haar website aangegeven volledig te zullen meewerken aan een herzieningsverzoek.
            
Vraag 14
            
Kunt u zeker stellen dat het OM zal meewerken aan een strafrechtelijk onderzoek naar
               deze voormalige teamleider?
            
Antwoord 14
            
In het algemeen geldt het volgende. Het is niet aan mij, maar aan het openbaar ministerie
               om te beslissen of tot vervolging wordt overgegaan. Verder heeft het openbaar ministerie
               op haar website aangegeven volledig te zullen meewerken aan de uitvoering van een
               herzieningsverzoek.
            
Vraag 15
            
Klopt het dat de zelfmoord van één van de 9 verdachten direct te relateren is aan
               het foutieve politieonderzoek? Is daarbij dus sprake van dood door schuld door de
               teamleider? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 15
            
In de zaak van de Arnhemse Villamoord is een nieuw herzieningsverzoek aangekondigd.
               Gelet hierop past mij als Minister terughoudendheid en kan ik mij niet uitlaten over
               deze individuele zaak.
            
Vraag 16
            
Is de «vrouw met de hond met de drie poten» samen met M. E. degene, die de zogenaamde
               «embargo-informatie» heeft aangeleverd, die de start vormde van het verkeerde spoor
               waarop de Politie is gaan zitten? Kunt u dit uitsluiten?
            
Antwoord 16
            
In de zaak van de Arnhemse Villamoord is een nieuw herzieningsverzoek aangekondigd.
               Gelet hierop past mij als Minister terughoudendheid en kan ik mij niet uitlaten over
               deze individuele zaak.
            
Vraag 17
            
Deelt u de mening dat informanten die nadrukkelijk door de Politie zelf op pad zijn
               gestuurd in een bepaalde richting, niet per se betrouwbare informatie aanleveren?
            
Antwoord 17
            
Binnen de politie is het Team Criminele Inlichtingen (TCI) thans de enige afdeling
               die zich bezighoudt met het heimelijk inwinnen van informatie door gebruik te maken
               van zogenaamde informanten voor de opsporingstaak. De informatie die wordt ingewonnen
               via informanten wordt immer getoetst door het TCI. Daarbij wordt een oordeel gevormd
               over de betrouwbaarheid van de informant en de juistheid van de informatie. De bij
               het TCI bekende achtergrond van de informant, bezien in samenhang met de door de informant
               aangedragen gegevens wordt hierbij in combinatie beoordeeld. Dit oordeel wordt ook
               vermeld in de processen-verbaal die worden verstrekt door het TCI. Ook wordt vermeld
               dat de informatie die wordt verstrekt door het TCI niet bedoeld is om als bewijsmiddel
               te dienen in een strafzaak. Informanten komen alleen bij gebleken juistheid van de
               informatie in aanmerking voor tipgeld.
            
Het op deze wijze inwinnen van informatie via informanten is van groot belang voor
               de opsporing van ernstige strafbare feiten en de geoorloofdheid daarvan wordt in de
               jurisprudentie aanvaard.
            
Vraag 18
            
Deelt u de mening dat dit in versterkte mate het geval is als deze informanten drugsverslaafden
               zijn, die door de politie betaald worden met bolletjes drugs of met geld?
            
Antwoord 18
            
In navolging van mijn antwoord op vraag 17 herhaal ik dat de betrouwbaarheid van de
               informant onderdeel is van de toetsing door het TCI.
            
Vraag 19
            
Waarom werden dit soort betaalde verklaringen uiteindelijk opgevoerd als legitiem
               bewijs? Bestaat deze praktijk nog steeds? Kunt u dit per direct beëindigen? Zo nee,
               waarom niet?
            
Antwoord 19
            
In de zaak van de Arnhemse Villamoord is een nieuw herzieningsverzoek aangekondigd.
               Gelet hierop past mij als Minister terughoudendheid en kan ik mij niet uitlaten over
               deze individuele zaak.
            
Vraag 20
            
Waarom is de gebrekkige «kwaliteit» van dit «bewijs» niet voldoende getoetst door
               het OM en de rechter?
            
Antwoord 20
            
In de zaak van de Arnhemse Villamoord is een nieuw herzieningsverzoek aangekondigd.
               Gelet hierop past mij als Minister terughoudendheid en kan ik mij niet uitlaten over
               deze individuele zaak.
            
Vraag 21
            
Wat was de rol van de verantwoordelijke officier van justitie M.B. hierin?
Antwoord 21
            
In de zaak van de Arnhemse Villamoord is een nieuw herzieningsverzoek aangekondigd.
               Gelet hierop past mij als Minister terughoudendheid en kan ik mij niet uitlaten over
               deze individuele zaak.
            
Vraag 22
            
Wie heeft er nog meer leiding en toestemming gegeven in dit strafrechtelijke onderzoek?
Antwoord 22
            
In de zaak van de Arnhemse Villamoord is een nieuw herzieningsverzoek aangekondigd.
               Gelet hierop, past mij als Minister terughoudendheid en kan ik mij niet uitlaten over
               deze individuele zaak.
            
Vraag 23
            
Kunt u een oordeel geven over de grote rol die de «drugsagent» H.E. blijkbaar gespeeld
               heeft bij het aanleveren van het (foutieve) «bewijs»?
            
Antwoord 23
            
In de zaak van de Arnhemse Villamoord is een nieuw herzieningsverzoek aangekondigd.
               Gelet hierop, past mij als Minister terughoudendheid en kan ik mij niet uitlaten over
               deze individuele zaak.
            
Vraag 24
            
Klopt het dat de teamleider A.B. de door H.E. aangeleverde (foutieve) informatie (de
               «junkenverklaringen»), heeft opgevoerd als getuigenverklaringen en dus als bewijs
               in de rechtszaak? Wat vindt u daarvan?
            
Antwoord 24
            
In de zaak van de Arnhemse Villamoord is een nieuw herzieningsverzoek aangekondigd.
               Gelet hierop past mij als Minister terughoudendheid en kan ik mij niet uitlaten over
               deze individuele zaak.
            
Vraag 25
            
Klopt het dat H.E. beweert niet te weten, wat teamleider A.B. met de door hem aangeleverde
               informatie deed? Zo nee, hoe is het dan gegaan?
            
Antwoord 25
            
In de zaak van de Arnhemse Villamoord is een nieuw herzieningsverzoek aangekondigd.
               Gelet hierop past mij als Minister terughoudendheid en kan ik mij niet uitlaten over
               deze individuele zaak.
            
Vraag 26
            
Kunt u ervoor zorg dragen dat er een nieuw onderzoek naar deze zaak gestart wordt,
               zoals zelfs door deze H.E., maar ook door anderen, bepleit wordt? Met name naar de
               rol van politie en justitie in de hele gang van zaken?
            
Antwoord 26
            
Nee, dat kan ik niet. Het is in de herzieningsprocedure niet aan mij als Minister,
               maar aan de Hoge Raad om te oordelen of dit verzoek aanleiding geeft de veroordeling(en)
               in deze zaak te herzien. Veroordeelden hebben de mogelijkheid om ter voorbereiding
               van een herzieningsaanvraag aan de procureur-generaal bij de Hoge Raad te vragen een
               nader onderzoek in te stellen naar de aanwezigheid van een novum. De procureur-generaal
               kan vervolgens de Adviescommissie afgesloten strafzaken (ACAS) verzoeken hem te adviseren
               over de wenselijkheid van dit onderzoek. De ACAS beschikt daartoe over verschillende
               onderzoeksbevoegdheden, waaronder de mogelijkheid om medewerkers van politie en het
               openbaar ministerie te horen.
            
Indien de procureur-generaal het verzoek tot nader onderzoek honoreert, kan hij elk
               onderzoek laten verrichten dat hij noodzakelijk acht. Hij kan zich daarbij laten bijstaan
               door een onderzoeksteam en beschikt eveneens over verschillende onderzoeksbevoegdheden,
               waaronder de mogelijkheid om medewerkers van politie en het openbaar ministerie te
               horen. Op het moment dat het herzieningsverzoek is ingediend, kan ook de Hoge Raad
               zelf opdracht geven tot het verrichten van onderzoek of besluiten de ACAS in te schakelen.
               Aldus voorziet de herzieningsprocedure op verschillende wijzen in de mogelijkheid
               tot het verrichten van aanvullend onderzoek.
            
Vraag 27
            
Ziet u de analogie met de kinderopvangtoeslagaffaire? Namelijk dat de staat verdrukt
               en vals speelt, en mensenlevens moedwillig kapot maakt, in een obsessieve poging een
               zaak op te lossen?
            
Antwoord 27
            
De bevindingen in het rapport «Ongekend Onrecht» van de Parlementaire ondervragingscommissie
               Kinderopvangtoeslag (POK) nopen tot het kritisch blijven kijken naar het functioneren
               van de hele overheid. In dit kader is en blijft de beste waarborg tegen onterechte
               veroordelingen een zorgvuldig opsporingsonderzoek en strafproces dat aan een definitieve
               rechterlijke uitspraak voorafgaat. Met het oog hierop is het van belang dat politie
               en openbaar ministerie voortdurend aandacht besteden aan de kwaliteit van het opsporingsonderzoek.
               Onterechte veroordelingen kunnen echter nooit helemaal worden uitgesloten; reden waarom
               een herzieningsprocedure onmisbaar is.
            
Vraag 28
            
Bent u bereid om, ook buiten de herzieningscommissie om, adequate financiële compensatie
               te regelen voor de 8 direct gedupeerden en de nabestaanden van de 9e verdachte?
            
Antwoord 28
            
Indien een veroordeelde in herziening wordt vrijgesproken, kan diegene een verzoek
               tot schadevergoeding indienen (artikel 539 van het Wetboek van Strafvordering). Ik
               zie op dit moment geen aanleiding tot financiële compensatie in de zaak van de Arnhemse
               Villamoord, nu eerdere herzieningsverzoeken in deze zaak ongegrond zijn verklaard
               en de Hoge Raad zich nog niet heeft gebogen over het nieuw aangekondigde herzieningsverzoek.
            
Vraag 29
            
Deelt u de mening dat deze gerechtelijke dwaling mogelijk maar het topje van de ijsberg
               is? Kunt u dit uitsluiten?
            
Antwoord 29
            
Het is niet aan mij als Minister, maar aan de Hoge Raad om in een herzieningsprocedure
               te oordelen of sprake is van een gegeven, waarmee de rechter niet bekend was en waardoor
               het ernstige vermoeden ontstaat dat, ware dit gegeven wel bekend geweest, een andere,
               specifiek omschreven einduitspraak zou zijn gevolgd. Op de uitkomst van deze mogelijk
               nieuwe procedure kan ik niet vooruitlopen.
            
Vraag 30
            
Deelt u de mening dat de personele capaciteit van de herzieningscommissie opgevoerd
               dient te worden? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 30
            
Ik deel deze mening niet. Na een toename van het aantal zaken in de eerste periode
               na de invoering van de nieuwe wet herziening hervorming ten voordele is het aantal
               zaken gestabiliseerd. Uit de evaluatie van de wet is gebleken dat de werklast van
               de Adviescommissie afgesloten strafzaken (ACAS) geen grote problemen opleverde.6 Ook heeft de ACAS bij mijn departement aangegeven dat het mede gelet op het aantal
               herzieningsaanvragen op dit moment goed uit de voeten kan met de huidige bezetting.
            
Vraag 31
            
Deelt u de mening dat dit soort onrecht in de vorm van gerechtelijke dwalingen een
               schandvlek is voor de rechtsstaat en niet in de rechtsstaat thuis hoort, en in het
               algemeen het rechtsgevoel van mensen schokt? Zo nee, hoe ziet u dit dan?
            
Antwoord 31
            
Het is in een democratische rechtsstaat van groot belang dat de opsporing, vervolging
               en berechting van strafbare feiten met de grootst mogelijke zorgvuldigheid plaatsvindt.
               Daartoe zijn in de wet verschillende waarborgen opgenomen. De inzet van alle in de
               strafrechtspleging betrokken actoren is er dan ook op gericht de kans op onterechte
               veroordelingen te minimaliseren. Onterechte veroordelingen hebben niet alleen zeer
               ingrijpende gevolgen voor de direct betrokken personen, maar zijn ook schadelijk voor
               het vertrouwen van burgers in de rechtsbescherming die een rechtstaat aan haar burgers
               wordt geacht bieden. Daarom is het in een democratische rechtsstaat van groot belang
               dat er een gedegen herzieningsprocedure bestaat waarmee onterechte veroordelingen
               ongedaan worden gemaakt.
            
Vraag 32
            
Deelt u de mening dat waarheidsvinding altijd voorop moet staan in justitiële onderzoeken
               en niet de obsessieve wens om een zaak per se op te lossen, ten koste van alles? Zo
               nee, waarom niet?
            
Antwoord 32
            
Ja, daar ben ik het mee eens en daar wordt ook naar gehandeld.
Vraag 33
            
Bent u bereid mee te werken aan een eventuele parlementaire enquete over deze en andere
               gerechtelijke dwalingen, mocht dit in de toekomst zover komen?
            
Antwoord 33
            
Op grond van artikel 14 van de Wet op de parlementaire enquête is elke Nederlander
               verplicht de enquêtecommissie binnen de door haar gestelde termijn alle medewerking
               te verlenen die deze vordert bij de uitoefening van de haar bij deze wet verleende
               bevoegdheden. Een Minister is daartoe ook gehouden. Een Minister kan zich wel in bepaalde
               gevallen beroepen op de in deze wet genoemde verschoningsgronden.
            
Vraag 34
            
Kunt u deze vragen vraag voor vraag beantwoorden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 34
            
Ja, zie hierboven.
Vraag 35
            
Kunt er voor zorg dragen dat het informatierecht van de Kamer, zoals neergelegd in
               art. 68 van de Grondwet, in de beantwoording maximaal wordt gerespecteerd? Zo nee,
               waarom niet?
            
Antwoord 35
            
Ik onderschrijf het belang van artikel 68 Grondwet en ik streef er altijd naar Uw
               Kamer tijdig, juist en volledig te informeren. Verder is de beoordeling van strafzaken
               aan de (herzienings)rechter.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid - 
              
                  Mede namens
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.