Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Esch over het weigeren van Statenleden
Vragen van het lid Van Esch (PvdD) aan de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het weigeren van Statenleden bij een commissievergadering (ingezonden 1 oktober 2021).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede
namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 22 november 2021).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 482.
Vraag 1 en 2
Kent u de berichten «Leden vertrouwenscommissie geweigerd wegens ontbreken coronapas»
en «Procedure gouverneur Limburg stilgelegd na conflict in vertrouwenscommissie»?1
Kunt u bevestigen dat Limburgse Statenleden geweigerd zijn bij een commissievergadering
omdat zij geen coronapas konden of wilden laten zien?
Antwoord 1 en 2
Ja.
Vraag 3
Deelt u de mening dat de toegangseisen van een specifieke locatie nooit een reden
mogen zijn om volksvertegenwoordigers de toegang tot een officiële vergadering te
ontzeggen? Deelt u de mening dat wanneer blijkt dat de coronapas desalniettemin vereist
wordt om de locatie te mogen betreden naar een andere locatie moet worden uitgeweken,
zodat alle leden van de commissie volwaardig deel kunnen nemen aan de vergadering?
Antwoord 3
Het is aan decentrale volksvertegenwoordigingen om hun vergaderingen zelf te plannen
en daarvoor een locatie te kiezen. Ik deel de mening dat de toegangseisen van een
specifieke locatie nooit een reden mogen zijn om volksvertegenwoordigers de toegang
tot een officiële vergadering te ontzeggen. Het kunnen deelnemen aan de beraadslaging
is immers de essentie van het zijn van volksvertegenwoordiger. Voor volksvertegenwoordigers
geldt echter geen generieke uitzondering voor het tonen van een coronatoegangsbewijs
wanneer een volksvertegenwoordigende vergadering in een horecagelegenheid wordt georganiseerd.
De locatie is leidend bij de vraag of dit bewijs nodig is om toegang te krijgen tot
een activiteit of voorziening en de wet geldt daarbij voor iedereen. Het recht van
een volksvertegenwoordiger om deel te nemen aan een vergadering is echter dermate
essentieel dat het niet wenselijk is een vergadering te houden op een locatie waar
op grond van artikel 58ra Wpg een coronatoegangsbewijs is vereist.
Het is overigens mogelijk om een vergadering van een volksvertegenwoordiging in een
horecagelegenheid te houden zonder de verplichting van een coronatoegangsbewijs, mits
de ruimte is afgescheiden van de eet- en drinkgelegenheid waarvoor wel een coronatoegangsbewijs
is vereist. Zodra de aanwezigen zonder coronatoegangsbewijs kunnen mengen met de aanwezigen
met toegangsbewijs, geldt voor iedereen de verplichting om een toegangsbewijs te tonen.
In dat geval is de locatie niet geschikt voor een vergadering van een volksvertegenwoordiging
en dient dus een andere locatie te worden gezocht.
Vraag 4
Deelt u de mening dat het voor de Limburgse Statenleden op dat moment geboden alternatief,
een wandeling in de buitenlucht van 10 minuten met een kandidaat-gouverneur, op geen
enkele wijze een volwaardig alternatief is voor deelname aan de vergadering?
Antwoord 4
Ik heb er begrip voor dat ter plekke naar een mogelijk alternatief is gezocht, maar
het hier geschetste alternatief was inderdaad geen volwaardig alternatief voor deelname
aan de beraadslaging van de vertrouwenscommissie.
Vraag 5
Kunt u bevestigen dat blijkens de Wet publieke gezondheid mensen die beroeps- of bedrijfsmatig
een horecagelegenheid moeten betreden niet om een coronatestbewijs mag worden gevraagd?2 Kunt u derhalve bevestigen dat in dit geval het verzoek om het coronatestbewijs te
tonen onwettig was?
Antwoord 5
In de wet (artikel 58ra, lid 8, Wpg) staat dat er een uitzondering kan gelden voor
personen die op een locatie beroeps- of bedrijfsmatige werkzaamheden verrichten. Deze
uitzondering is in de wet opgenomen omdat sprake is van een afhankelijkheidsrelatie
tussen werkgever en werknemer. Indien een volksvertegenwoordiger voor het uitoefenen
van zijn ambt («beroep») aanwezig moet zijn op een specifieke locatie kan aanspraak
worden gemaakt op deze uitzondering. Daarbij is het van belang dat de volksvertegenwoordiger
zich in het kader van de uitoefening van zijn ambt («beroep») op een locatie dient
te begeven en indien deze werkzaamheden niet elders verricht kunnen worden.
Hiervan is bij een te plannen vergadering van een volksvertegenwoordigend orgaan geen
sprake.
Vraag 6
Deelt u de mening dat de procedure over een nieuwe gouverneur stilgelegd had moeten
worden vanwege de onjuiste gang van zaken en niet, waar het nu alle schijn van heeft,
na de commotie die veroorzaakt is nadat een journalist erover bericht heeft?
Antwoord 6
Ik constateer dat de vertrouwenscommissie tot een voorstel tot een aanbeveling is
gekomen dat door alle leden van de vertrouwenscommissie wordt ondersteund. Vervolgens
is dit voorstel in provinciale staten besproken met als uitkomst dat de aanbeveling
tot benoeming is vastgesteld. Deze aanbeveling heb ik als Minister van BZK in ontvangst
genomen, waarna ik het verloop van de procedure heb getoetst, met inbegrip van het
adresseren van de ontstane situatie door de vertrouwenscommissie respectievelijk provinciale
staten.
De aanbeveling is inmiddels in de ministerraad besproken, waarna de persoon in kwestie
is voorgedragen voor benoeming door Zijne Majesteit de Koning.
Vraag 7
Wat is uw oordeel over wat er in Limburg is gebeurd? Deelt u de zorg dat volksvertegenwoordigers
op deze manier belemmerd kunnen worden aan vergaderingen van het orgaan waarin zij
gekozen zijn? Welke actie gaat u ondernemen om te voorkomen dat (lokale) volksvertegenwoordigers
in de toekomst de toegang wordt ontzegd tot een vergadering van het orgaan waarin
zij zijn gekozen?
Antwoord 7
De gang van zaken is voor mij aanleiding om nog eens via voorlichting aan decentrale
overheden duidelijk te maken hoe de regels in elkaar zitten, zodat daarmee bij het
plannen en organiseren van vergaderingen rekening kan worden gehouden. Uitgangspunt
is vanzelfsprekend dat volksvertegenwoordigers moeten kunnen deelnemen aan de beraadslaging.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.