Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Nispen over slachtoffers van oplichting en het verhaal van de schade na civiele vonnissen
Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister voor Rechtsbescherming over slachtoffers van oplichting en het verhaal van de schade na civiele vonnissen (ingezonden 13 oktober 2021).
Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming) (ontvangen 22 november 2021). Zie
ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 541.
Vraag 1
Kent u het verhaal van Chedwa Polak, van wie de erfenis van haar moeder is afgenomen
door een oplichter, maar die zelfs nadat ze in het gelijk is gesteld door een civiele
rechter feitelijk niets kan ondernemen richting haar oplichter?1
Antwoord 1
Ja
Vraag 2
Erkent u dat het vaker voorkomt dat mensen die civiel in het gelijk zijn gesteld,
door een werkwijze die moeilijk anders dan oplichting kan worden genoemd, zich machteloos
voelen tegenover de oplichter die zich voordoet als «kale kip» waar niet van te plukken
valt?
Antwoord 2
Naar de ervaringen van mensen die via een civiele procedure getracht hebben hun schade
vergoed te krijgen is in het verleden vaker onderzoek gedaan. Zo heeft het WODC in
opdracht van JenV verschillende onderzoeken naar schadeverhaal voor slachtoffers van
strafbare feiten uitgevoerd, waarbij onder andere is gekeken naar ervaringen van slachtoffers
met het verhalen van schade via een civiele procedure.2 Eén van de geconstateerde knelpunten voor slachtoffers om hun schade te verhalen
via deze weg is het uitblijven van betaling van de schadevergoeding door de veroordeelde
partij, omdat toewijzing van de vordering niet garandeert dat de dader ook kan betalen.
Ook in het recente advies van de Commissie Donner «Op verhaal komen, naar een afgewogen, consistent en betaalbaar stelsel voor compensatie
van slachtoffers van een strafbaar feit»3 staat dat het civiel proces niet altijd uitkomst biedt wanneer de dader geen of onvoldoende
financiële middelen heeft. Op dit moment wordt met de ketenpartners in voorbereidende
zin gesproken over de verschillende voorstellen in het advies.4
Vraag 3
Snapt u het ongenoegen bij slachtoffers dat de overheid eigenlijk niets voor ze kan
betekenen in dergelijke situaties en dat ze er alleen voor staan?
Antwoord 3
Ja, ik begrijp dat er ongenoegen is bij gedupeerden als een partij die tot het betalen
van een bedrag is veroordeeld, niet betaalt.
Vraag 4
Erkent u dat de overheid beter in staat zou zijn dan de slachtoffers zelf om inzage
te krijgen in de werkelijke vermogenspositie en de verhaalsmogelijkheden bij de mensen
die geld verschuldigd zijn en tevens het onderscheid kunnen maken tussen «niet kunnen»
of «niet willen» betalen, zoals ook het CJIB bijvoorbeeld doet bij bedragen die verschuldigd
zijn op strafrechtelijke titel?
Antwoord 4
Voor de executie van een civielrechtelijk vonnis kan de eisende partij – indien de
veroordeelde partij niet vrijwillig betaalt – een gerechtsdeurwaarder inschakelen.
Bij de executie van civiele vonnissen handelt de gerechtsdeurwaarder als openbaar
ambtenaar. In die hoedanigheid heeft de gerechtsdeurwaarder bevoegdheden om ten behoeve
van de eisende partij een vonnis gedwongen ten uitvoer te kunnen leggen. De gerechtsdeurwaarder
kan beslag leggen op inkomsten en/of vermogen. Voordat een gerechtsdeurwaarder dat
doet, zal hij in het kader van de uitoefening van de ambtshandeling inventariseren
welke verhaalsmogelijkheden de veroordeelde partij biedt. Hierbij baseert hij zich
op gegevens van bijvoorbeeld het UWV of van banken. Ook zal hij het Digitaal Beslagregister
(DBR) raadplegen of er niet al andere beslagen zijn gelegd. Indien er beslag is gelegd,
is de tot betaling veroordeelde partij verplicht om zijn bronnen van inkomsten op
te geven. Daarnaast is de deurwaarder bevoegd aan iedereen van wie hij vermoedt dat
deze aan de veroordeelde partij periodieke betalingen verricht, zoals loon of uitkering,
te vragen of dat zo is. De bevraagden zijn verplicht hierop schriftelijk te antwoorden.
De deurwaarder kan tenslotte aan een bank vragen of deze geldmiddelen van de veroordeelde
partij onder zich heeft. De deurwaarder heeft naar mijn mening voldoende mogelijkheden
om inzage te krijgen in de werkelijke vermogenspositie en om te beoordelen of er sprake
is van niet kunnen of niet willen betalen.
In de televisiereportage waarop de vragensteller zich baseert komt naar voren dat
de veroordeelde partij eigendommen zou hebben in Spanje. Een civielrechtelijk vonnis
van een Nederlandse rechter is rechtstreeks uitvoerbaar in elke andere lidstaat van
de EU op grond van de Verordening Brussel I Bis (1215/2012). Deze uitspraak kan in
Spanje ten uitvoer worden gelegd, ook zonder medewerking van de partij die moet betalen,
bijvoorbeeld door een beslag op bankrekeningen of op onroerende zaken van die partij.
Het Europese E-Justice Portaal bevat informatie over hoe dit in Spanje in zijn werk
gaat (Europees e-justitieportaal – Hoe kan ik de naleving van een uitspraak afdwingen?
(europa.eu)).5
Vraag 5
Bent u bereid te bezien of de overheid in dergelijke situaties slachtoffers kan helpen
met het verhaal van de schade na civielrechtelijke vonnissen, of bijvoorbeeld een
deel van het schadebedrag voor kan schieten aan slachtoffers en de vordering (deels)
over kan nemen omdat de overheid beter in staat kan worden geacht te innen bij de
betalingsplichtige dan het benadeelde individu? Zo niet, waarom niet?
Antwoord 5
Nee, ik zie op dit moment geen aanleiding voor de overheid om hierin een rol te vervullen.
Bij een civiele procedure, zoals in voornoemde casus, gaat het niet om publiekrechtelijke
straffen of maatregelen en is er dan ook geen rol voor de overheid. Het ligt daarom
niet in de rede dat de overheid helpt om schadevergoeding te innen die in een civiele
procedure is toegewezen en evenmin om in dat kader voorschotten te verstrekken. Ik
verwijs tevens naar het advies van de Commissie Donner, waarin de Commissie concludeert
dat de inning door het CJIB in strafzaken geen ongerechtvaardigde bevoordeling is
van deze groep slachtoffers ten opzichte van de slachtoffers die een schadevergoeding
via het civiele proces trachten te verkrijgen en daar geen vergelijkbare voordelen
genieten. Ook de Commissie Donner stelt in dat verband dat de schadevergoedingsmaatregel
bij het strafproces hoort en dat deze als onderdeel van de gehele sanctie moet worden
begrepen. In een civiele procedure worden civielrechtelijke vorderingen tussen partijen
toegewezen.6
Dat de schadeveroorzaker niet of niet voldoende in staat is om de schade te vergoeden,
rechtvaardigt evenmin dat de overheid een rol moet spelen in het verhalen van de schade
op basis van een civiel vonnis. Bij de executie van civiele vonnissen handelt de gerechtsdeurwaarder
als openbaar ambtenaar. In die hoedanigheid heeft de gerechtsdeurwaarder naar mijn
oordeel voldoende bevoegdheden om ten behoeve van de eisende partij een vonnis gedwongen
ten uitvoer te kunnen leggen. Zie ook het antwoord op vraag 4.
Vraag 6
Wat kunt u betekenen voor dergelijke slachtoffers? Bent u bereid hier onderzoek naar
te laten doen?
Antwoord 6
Ik zie geen grondslag voor de overheid om een rol te vervullen in het verhaal van
een vordering die is toegekend in een civiel vonnis.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.