Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Jasper van Dijk en Hijink over de dreigende uitzetting van een Armeens gezin
Vragen van de leden Jasper van Dijk en Hijink (beiden SP) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de dreigende uitzetting van een Armeens gezin (ingezonden 20 oktober 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Broekers-Knol (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 19 november
2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 602.
Vraag 1, 2 en 3
Wat is uw reactie op de dreigende uitzetting van Ljowa en zijn familie?1
Waarom vindt u, via de Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND), dat dit gezin moet
worden uitgezet terwijl de kinderen hier zijn geboren en opgegroeid en de familie
feitelijk onder het zogenaamde kinderpardon valt?
Waarom kan de IND de procedurele fout niet herstellen en het gezin tegemoetkomen,
aangezien zij aantoonbaar onder het kinderpardon vallen?
Antwoord 1, 2 en 3
Zoals uw Kamer bekend kan ik niet ingaan op individuele zaken. In het algemeen geldt
dat aanvragen die worden ingediend op basis van de Afsluitingsregeling Langdurig Verblijvende
Kinderen (Afsluitingsregeling) worden getoetst aan de voorwaarden zoals die zijn neergelegd
in paragraaf B9/6 van de Vreemdelingencirculaire 2000. Het al dan niet in Nederland
geboren zijn is hierbij geen afzonderlijke voorwaarde. Indien er aan de voorwaarden
wordt voldaan en er geen contra-indicaties voor verblijfsaanvaarding bestaan, wordt
er een verblijfsvergunning op grond van de Afsluitingsregeling verleend aan de hoofdpersoon
en aan zijn of haar gezinsleden. Indien er geen verblijfsrecht kan worden verleend
op grond van de Afsluitingsregeling wordt aanvullend getoetst of de verblijfsweigering
in strijd is met artikel 8 EVRM. Als dit niet zo is wordt er geen verblijfsvergunning
verleend en dient het gezin uit Nederland te vertrekken.
Vraag 4
Deelt u de mening van Defence for Children die constateert dat sprake is van willekeur?
Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 4
Nee, ik deel deze mening niet. Ik kan en ga zoals u weet niet in op de individuele
zaak. Meer algemeen geldt dat indien een beroep wordt gedaan op een zaak waarin sprake
zou zijn van eenzelfde situatie en gelijke omstandigheden en waarin wél een verblijfsvergunning
is verleend, dit aanleiding kan zijn om op grond van het gelijkheidsbeginsel eenzelfde
beslissing te nemen. Om te beoordelen of er sprake is van een gelijke situatie beoordeelt
de IND het volledige dossier. Uit die zorgvuldige beoordeling kan blijken dat er geen
sprake is van eenzelfde situatie en gelijke relevante omstandigheden. Een uitzondering
hierop geldt in het geval van een ambtelijke misslag, het gelijkheidsbeginsel strekt
niet zo ver dat een ambtelijke misslag moet worden herhaald. Overigens kan de rechter
ook toetsen of er gehandeld wordt in strijd met het gelijkheidsbeginsel indien dit
wordt aangevoerd.
Vraag 5
Bent u het eens dat u juist voor dit soort gevallen een discretionaire bevoegdheid
zou moeten hebben?
Antwoord 5
Nee, ik ben het daar niet mee eens. In de Afsluitingsregeling zijn voorwaarden gesteld,
een groot deel hiervan was ook al van toepassing in de regelingen die vóór de Afsluitingsregeling
van toepassing waren, namelijk de Overgangsregeling en de Definitieve Regeling. Het
niet hebben voldaan aan de voorwaarden voor een verblijfsregeling betekent niet direct
dat een discretionaire bevoegdheid uitkomst zou bieden. Het is immers inherent aan
het stellen van voorwaarden voor verblijf dat er ook aanvragen zullen zijn die niet
voldoen.
Het doel van het omvormen van de discretionaire bevoegdheid was het ontmoedigen van
(langdurig) verblijf na afwijzing van een verblijfsaanvraag. Hierbij is het van belang
om prikkels die verblijf in Nederland verlengen te verminderen. Het destijds ingerichte
stelsel leidde ertoe dat een vreemdeling tot het allerlaatste moment nog kon hopen
op een verblijfsvergunning. Dit acht ik nog steeds ongewenst.
Vraag 6
Bent u bereid de IND opnieuw naar deze zaak te laten kijken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Zoals gezegd kan ik niet ingaan op individuele zaken. In het algemeen geldt dat er
in principe niet opnieuw naar zaken wordt gekeken zodra de verblijfsprocedure, inclusief
een eventuele bezwaar- en (hoger) beroepsprocedure, is afgerond.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.