Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Jasper van Dijk over het bericht dat met levens van onschuldige kinderen wordt gespeeld
Vragen van het lid Jasper van Dijk (SP) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het bericht dat met levens van onschuldige kinderen wordt gespeeld (ingezonden 27 oktober 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Broekers-Knol (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 19 november
2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 717.
Vraag 1
Wat is uw reactie op het artikel «Juriste start petitie om Milena (14) in Nederland
te houden: «wordt met levens van onschuldige kinderen gespeeld»»1?
Antwoord 1
Ik heb kennisgenomen van het artikel en ik ben bekend met de zaak. Omdat het artikel
over een individuele zaak gaat kan ik niet op de inhoud reageren.
Vraag 2
Hoe kan het dat de Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND) een Jezidisch gezin uitzet
naar Armenië terwijl de familie van het gezin daar is afgeslacht? Dit zijn toch precies
de mensen die hier bescherming verdienen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 2
De vraag of een persoon internationale bescherming behoeft wordt op individuele basis
getoetst door de IND. Daarvoor dient aannemelijk gemaakt te worden dat een persoon
een gegronde vrees voor vervolging heeft of een risico op ernstige schade loopt bij
terugkeer naar het land van herkomst. Een situatie zoals in uw vraag geschetst zou
aanleiding kunnen zijn voor het verlenen van internationale bescherming. Of deze situatie
ook overeenkomt met de feiten uit de onderhavige zaak en op welke motivering het besluit
in deze zaak gestoeld is, kan ik zoals reeds aangegeven niet met uw Kamer delen.
Vraag 3
Hoe kan het dat een asielaanvraag zoveel tijd in beslag moet nemen dat één van de
kinderen inmiddels al meer dan tien jaar in Nederland woont, maar dat zij vervolgens
wel dreigt te worden uitgezet?
Antwoord 3
Er kunnen verschillende redenen zijn waarom een asielaanvraag langer duurt dan de
beslistermijn van een half jaar. Dit kan bijvoorbeeld in verband staan met de complexiteit
van de zaak waardoor een zaak in de verlengde asielprocedure terecht komt en de beslistermijn
is verlengd. Daarnaast kan het ook zo zijn dat er reeds een beslissing is genomen
op de asielaanvraag maar dat de zaak lang in de (hoger) beroepsprocedure in behandeling
is. Ook is het mogelijk dat een vreemdeling zijn of haar asielaanvraag als aaneengesloten
in behandeling beschouwt, terwijl in werkelijkheid sprake is van een reeks achtereenvolgende,
al dan niet asielgerelateerde, verblijfsaanvragen die niet resulteren in een verblijfsvergunning.
Omdat dit een individuele zaak betreft kan ik niet ingaan op de specifieke redenen
voor eventuele vertraging in deze zaak.
Vraag 4
Hoe kan het dat de bewijslast zo hoog ligt dat bedreigingen niet of nauwelijks meetellen
voor de beoordeling?
Antwoord 4
Bij elk asielgehoor wordt de vreemdeling verzocht in zijn eigen woorden te vertellen
om welke reden hij zijn land heeft verlaten en internationale bescherming nodig heeft.
In alle gevallen krijgt de vreemdeling derhalve de gelegenheid zijn asielrelaas naar
voren te brengen en worden daarover uitgebreid vragen gesteld. Indien het asielrelaas
geloofwaardig is dan wordt gekeken welk risico de vreemdeling loopt bij terugkeer.
Bij deze risico inschatting kunnen verklaringen over geloofwaardig geachte bedreigingen
ook een rol spelen. Er geldt geen aparte (hogere) bewijslast voor bedreigingen. Welke
waarde uiteindelijk aan de verklaringen over bedreigingen wordt gehecht hangt uiteraard
af van de casus. In het besluit op de asielaanvraag wordt altijd gemotiveerd waarom
eventuele bedreigingen niet tot de conclusie leiden dat een asielvergunning verleend
moet worden. De wijze waarop de geloofwaardigheid en zwaarwegendheid van deze verklaringen
wordt beoordeeld is uiteengezet in de openbare werkinstructie 2014/10. De rechter
kan vervolgens toetsen of het besluit voldoende gemotiveerd is en zorgvuldig tot stand
is gekomen.
Vraag 5
Hoe verhoudt het uitzetten van minderjarigen die zich al geruime tijd in Nederland
bevinden zich tot artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)?
Deelt u de mening dat dit strijdig is met elkaar?
Antwoord 5
Ik deel uw mening niet. In de beoordeling onder artikel 8 EVRM dient vastgesteld te
worden of er sprake is van een schending van het recht op familie- of gezinsleven,
of het recht op privéleven. Indien er wordt geconcludeerd dat er sprake is van familie-
of gezinsleven dan wel privéleven betekent dat niet zonder meer dat weigering van
verblijf een schending van artikel 8 EVRM oplevert. Als onderdeel van deze beoordeling
vindt er indien het familie- of gezinsleven dan wel privéleven is vastgesteld namelijk
een volledige belangenafweging plaats, waarin de belangen van de Staat worden afgezet
tegen die van de vreemdeling.
Zoals ook in eerdere beantwoording van vragen aan uw Kamer is medegedeeld, is het
niet zo dat er een vaste periode is waarna het belang van in Nederland opgroeiende
kinderen zwaarder weegt dan het belang van de Staat. In de belangenafweging worden
alle aangevoerd individuele omstandigheden meegenomen. Per individuele casus kan de
belangenafweging dan ook anders uitvallen. In de belangenafweging wordt de duur van
het verblijf meegenomen, maar bijvoorbeeld ook of een deel van het verblijf legaal
was, in welke andere omstandigheden het individu zich bevindt en de opvoedingsmogelijkheden
van de ouders. Ook is van belang dat er geen sprake is van (biologische) ouders die
zich illegaal in Nederland bevinden, omdat hiermee alsnog de kans op misbruik van
het verblijfsrecht van het kind zal kunnen voordoen. Indien dit het geval is, wordt
dit in het nadeel van de vreemdeling in de belangenafweging betrokken. De wijze waarop
de belangenafweging wordt uitgevoerd is uiteengezet in de openbare werkinstructie
2020/16.
Vraag 6
Bent u bereid deze zaak nogmaals grondig te bekijken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Uit het artikel waar u naar verwijst in uw eerste vraag blijkt reeds dat de juriste
van de betrokkenen bezwaar heeft aangetekend. De IND heeft in dit artikel aangegeven
dat dit bezwaar in behandeling wordt genomen en dat alle aangedragen argumenten in
overweging zullen worden genomen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.