Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Idsinga over de berichten ‘Hulp blijkt moeilijk’: Stad krijgt niet alle gegevens toeslagenslachtoffers’ en ‘Rechter deelt tik uit aan Belastingdienst’
Vragen van het lid Idsinga (VVD) aan de Staatssecretaris van Financiën over de berichten «Hulp blijkt moeilijk: Stad krijgt niet alle gegevens toeslagenslachtoffers» en «Rechter deelt tik uit aan Belastingdienst» (ingezonden 29 oktober 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Van Huffelen (Financiën) (ontvangen 19 november 2021).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Hulp blijkt moeilijk: Stad krijgt niet alle gegevens
toeslagenslachtoffers»1?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u op de hoogte van het feit dat de gemeente Rotterdam is gehinderd in haar werk
om slachtoffers van de Toeslagenaffaire te kunnen helpen doordat zij niet over de
juiste gegevens beschikken?
Antwoord 2
Alle beschikbare gegevens die doorgegeven mogen worden, deelt UHT ook met gemeenten.
Dat betekent niet dat alle geleverde informatie ook 100% compleet en correct is. Soms
ontbreekt bepaalde informatie ook bij UHT. Sinds 1 september geven ouders tijdens
het aanmeldproces bij UHT aan of hun gegevens doorgegeven mogen worden aan de gemeente
waar de ouder woont om gemeentelijke ondersteuning aan te kunnen bieden. Indien ouders
daarvoor toestemming geven, deelt UHT de beschikbare gegevens met de gemeente, zodat
gemeenten het contact kunnen leggen. De Autoriteit Persoonsgegevens heeft deze aanpassing
geadviseerd. Deze werkwijze is conform artikel 49h Awir. Dit wetsartikel komt voort
uit het amendement Lodders c.s. dat met algemene stemmen is aangenomen.2
De aangepaste werkwijze heeft twee belangrijke voordelen: ten eerste geven ouders
altijd expliciet toestemming voor het delen van hun gegevens, en ten tweede kunnen
gemeenten vanuit hun eigen rol en taken contact opnemen met de ouder. Dit stelt gemeenten
in de gelegenheid om direct een integrale intake en breed hulpaanbod te doen. Dat
laatste is een belangrijke verbetering ten opzichte van de situatie van voor 1 september.
Gemeenten benaderden tot 1 september ouders op basis van het machtigingsbesluit, omdat
een zelfstandige gegevensoverdracht niet conform AVG kon plaatsvinden.3 Gemeenten legden namens UHT contact met de ouders, om hen te wijzen op de mogelijkheden
voor ondersteuning. Pas na toestemming van de ouder, kon de gemeente overgaan tot
een integrale intake en het bieden van hulp op de vijf leefgebieden.
Gemeenten ontvangen om de twee weken de contactgegevens van nieuwe aanmeldingen. Het
kan voorkomen dat er in deze lijsten gegevens ontbreken of niet kloppen. Soms kiezen
ouders ervoor om niet alle (contact)gegevens door te geven of hebben zij per ongeluk
foutieve gegevens doorgegeven. In andere gevallen willen ouders niet benaderd worden
door hun gemeente. In een enkel geval zal ook sprake zijn van fouten bij het registreren
van gegevens. Dit laatste kwam met name voor in de oude situatie waarbij gewerkt werd
op basis van het machtigingsbesluit. Wij onderkennen dat het daardoor voor gemeenten
in sommige gevallen moeilijker wordt om gedupeerde ouders daadwerkelijk te bereiken.
Gemeenten kunnen de aangeleverde gegevens naast de BRP-administratie houden, zodat
ouders op diverse manieren – bijvoorbeeld schriftelijk – benaderd kunnen worden voor
hulp. Ouders kunnen op ieder moment hun besluit om wel of geen gebruik te maken van
het brede ondersteuningsaanbod wijzigen.
Vraag 3
Kunt u aangeven of meer gemeenten binnen Nederland bij dit proces hiervan hinder ondervinden?
Zo nee, gaat u dit nader onderzoeken en wanneer?
Antwoord 3
Zowel Toeslagen als de VNG hebben de afgelopen tijd signalen ontvangen dat er soms
foutieve of ontbrekende data worden geleverd. Echter niet op grote schaal. Er is uitgezocht
wat hier de oorzaak van is. Er zijn daarbij geen structurele fouten gevonden. Er worden
alleen gegevens doorgegeven van ouders die in het systeem «ja» hebben staan voor toestemming
gegevensdeling gemeenten. Dit sluit niet uit dat er soms menselijke fouten kunnen
optreden bij de registratie. Daarnaast kan het voorkomen dat een deel van de ouders
tijdens een gesprek ja zegt, terwijl ze niet goed beseffen waarop ze ja zeggen. Bijvoorbeeld
vanwege alle informatie die ze te verwerken krijgen en vanwege de spanning die een
gesprek met zich meebrengt. We gaan hier tijdens het eerste contact extra aandacht
aan geven.
Gemeenten kunnen met vragen over de gegevenslevering altijd contact opnemen met Toeslagen,
en doen dat ook regelmatig. Er wordt dan gekeken hoe het komt dat er gegevens ontbreken
of onjuist zijn. Deze signalen worden zeer serieus genomen en verder uitgezocht, wat
er vaak voor zorgt dat problemen ook kunnen worden opgelost.
Vraag 4
Bent u ook van mening dat een snelle en goede ondersteuning van de gedupeerden prioriteit
zou moeten zijn? En dat hierbij een goede vertrouwensband met de gedupeerden voorop
staat?
Antwoord 4
Ja. Mede hierom is ook gekozen om te werken met persoonlijke zaakbehandelaren die
intensief contact onderhouden met gedupeerde ouders. Dat contact is belangrijk om
een vertrouwensband op te bouwen en gedurende het gehele proces van compensatie samen
op te kunnen trekken. Het blijkt dat veel ouders deze werkwijze prettig vinden en
positief waarderen. Daarnaast kunnen ouders ook altijd terecht bij het Service Team.
Gemeenten staan in nauw contact met gedupeerde ouders en spelen een belangrijke rol
bij het herstel van vertrouwen in de overheid. Ik werk nauw samen met gemeenten en
de VNG. Gezamenlijk hebben wij de ambitie om gedupeerde ouders snel, maar ook zo goed
mogelijk te helpen.
Vraag 5
Kunt u toelichten hoe u de werkwijze gaat vormgeven of veranderen om de gemeente,
via hun speciale informatiepunt in staat te stellen de gedupeerden zo snel mogelijk
hulp te kunnen bieden?
Antwoord 5
De nieuwe werkwijze bestaat sinds 1 september en is conform 49h Awir. Zoals in het
antwoord op vraag 2 aangegeven is de werkwijze aangepast op aandringen van de Autoriteit
Persoonsgegevens zodat de gegevensuitwisseling in lijn is met geldende privacywetgeving.
Deze aanpassing is gedaan mede in het belang van gedupeerde ouders. Bij de nieuwe
systematiek heeft de ouder zelf de regie. De ouder bepaalt of UHT zijn of haar contactgegevens
aan de gemeente verstrekt, zodat de gemeente een hulpaanbod kan doen. De kwaliteit
van de data is een ander punt. Het is niet te voorkomen dat er soms informatie ontbreekt
of dat invoerfouten leiden tot het verstrekken van foutieve informatie. Het blijft
uiteindelijk mensenwerk. Zoals aangegeven wordt bij meldingen hierover altijd bekeken
wat daar de oorzaak van is. En als een medewerker van UHT ziet dat iemand met een
ander nummer belt, wordt standaard gevraagd of het nummer dat geregistreerd staat
nog klopt.
Om het proces verder te verbeteren zullen medewerkers van het Serviceteam aan de telefoon
nog meer verduidelijken dat de gemeente contact op zal nemen met de ouder, als die
toestemming geeft voor gegevensuitwisseling. Aan gemeenten gaat worden gevraagd of
zij in hun gesprek met ouders nog duidelijker dan heden al gebeurt willen aangeven
dat ze contact opnemen omdat de ouder bij het UHT heeft aangegeven met de gemeente
te willen spreken over mogelijke ondersteuning. Daar is al vanaf maart 2021 aandacht
voor in de handreiking die gemeenten gebruiken bij het eerste contact met ouders.
Daarnaast gaat het UHT controleren of de reeds getroffen maatregelen voldoen om te
voorkomen dat gemeenten een gegevenslevering voor brede ondersteuning dubbel ontvangen.
Tenslotte wil ik benadrukken dat ouders zich op welk moment dan ook kunnen melden
wanneer zij toch ondersteuning nodig hebben. Een ouder kan zich zowel bij UHT als
bij de gemeente melden. Gemeenten bieden ondersteuning aan alle ouders die zich gemeld
hebben. Dus ook aan ouders die nog niet door het beoordelingsproces heen zijn. Mochten
ouders na integrale beoordeling niet gedupeerd blijken, kunnen zij reguliere ondersteuning
krijgen vanuit de gemeente, op basis van geldende decentrale (wettelijke) kaders bijvoorbeeld
in het sociaal domein.
Vraag 6
Bent u bekend met het bericht «Rechter deelt tik uit aan Belastingdienst»4?
Antwoord 6
Ja.
Vraag 7
Klopt het dat door de oplopende wachttijden bij de Commissie Werkelijke Schade (CWS)
de gedupeerde ouder niet tijdig kon worden geholpen en gecompenseerd, waardoor deze
ouder wegens een huurachterstand uit huis zou worden gezet als deze gedupeerde niet
deze rechtszaak had aangespannen?
Antwoord 7
In algemene zin kan ik niet met uw Kamer in gesprek over individuele ouders. Omdat
in het openbare vonnis reeds specifieke informatie bekend is geworden, kan ik hier
in deze specifieke situatie wel enkele opmerkingen over maken.5
Wachttijden van de CWS vormden niet als zodanig de aanleiding voor de rechtszaak.
Zoals elke ouder die een beroep kan doen op CWS heeft de ouder in deze casus al zowel
de lichte toets op grond van de Catshuisregeling als de integrale beoordeling doorlopen.
Deze ouder heeft op grond daarvan in april in totaal een bedrag van circa € 47.000
ontvangen, zo blijkt ook uit de betreffende uitspraak van de rechter. Deze ouder heeft
zich vervolgens met urgentie bij de CWS en UHT gemeld met een verzoek om zeer spoedige
betaling van een voorschot op de vergoeding van werkelijke schade. UHT heeft de urgentie
beoordeeld en vervolgens, na een desgevraagd spoedadvies over een voorschot van de
CWS en op basis van de op dat moment beschikbare stukken die de werkelijke schade
zouden moeten onderbouwen, een voorschot van € 5.000 betaald. Vervolgens heeft de
CWS het dossier met voorrang opgepakt. Bij het afgeven van de beslissing over het
voorschot is aan de gemachtigde van de ouder gevraagd om, in het geval er een hoger
voorschot nodig is, een nadere onderbouwing te geven van het verzoek zodat UHT het
verzoek om een voorschot opnieuw kon bekijken. Daar heeft de gemachtigde niet op gereageerd.
Ik wil hierbij verduidelijken dat een voorschot niet het enige instrument is waarmee
UHT gedupeerde ouders in een acute situatie kan helpen. Als ouders dat willen en daar
toestemming voor geven, dan zoekt het Brede Hulp Team samen met gedupeerde ouders
naar een oplossing, zoals contact met gemeenten, verhuurders of andere schuldeisers,
om bijvoorbeeld een huisuitzetting te voorkomen.
Vraag 8
Klopt het dat de Belastingdienst aanvankelijk weigerde het gevraagde voorschot te
betalen, omdat de Belastingdienst het advies van de CWS wilde afwachten?
Antwoord 8
Op grond van de compensatieregelingen vergoedt UHT op verzoek van een ouder in voorkomende
gevallen bovenop de compensatie ook «werkelijke schade» en wordt over een verzoek
daartoe advies gevraagd aan de CWS. UHT hecht, in verband met de daarvoor benodigde
expertise en de onafhankelijke positie, ook zeer aan een dergelijk advies alvorens
tot betaling van werkelijke schade over te gaan.
UHT heeft in de onderhavige casus halverwege september een voorschot van € 5.000 betaald
op basis van een daartoe strekkend spoedadvies van de CWS. CWS heeft dat advies gebaseerd
op de op dat moment beschikbare stukken en vooruitlopend op de verdere behandeling
van het verzoek van de ouder. UHT heeft daarbij ook aangegeven dat de ouder recht
kan hebben op een hoger voorschot indien er een nadere onderbouwing van de werkelijke
schade komt. Immers om tot (een voorschot op de) vergoeding van werkelijke schade
te kunnen komen moet het bestaan en de omvang van de schade ten minste aannemelijk
worden gemaakt. De ouder heeft vervolgens bij de rechtbank een verzoek om een voorlopige
voorziening aanhangig gemaakt en kort voor de zitting de nadere onderbouwing verstrekt.
Mede op basis van die nadere onderbouwing heeft de rechter vervolgens geoordeeld dat
een aanvullend voorschot kon worden verstrekt.
Vraag 9
Kunt u toelichten waarom de Belastingdienst uiteindelijk heeft besloten om te wachten
op het advies van de CWS?
Antwoord 9
Ik verwijs hiervoor naar mijn antwoord op vraag 8.
Vraag 10
Kunt u toelichten wat de vervolgstappen zullen zijn om de (oplopende) wachttijden
bij de CWS aan te pakken?
Antwoord 10
De huidige wachttijd bij de CWS is 6 tot 9 maanden, deze loopt niet verder op. De
CWS streeft naar een wachttijd van 3 tot 6 maanden. De CWS wil dit bewerkstellingen
door verdere opschaling. In de 9e Voortgangsrapportage geeft CWS een nieuwe stand
van zaken met een prognose over het verkorten van de wachttijd. Versnelling van de
procedure is ook onderwerp van de herijking, waarover ik uw Kamer begin december zal
informeren.
Vraag 11
Kunt u toelichten op welke gronden een schade als voldoende of onvoldoende onderbouwd
wordt gezien door de CWS?
Antwoord 11
Zoals toegezegd naar aanleiding van de motie Grinwis c.s. zal, zodra er 50 representatieve
adviezen zijn uitgebracht door de CWS, hierover in de eerstvolgende Voortgangsrapportage
aan uw Kamer verslag worden uitgebracht.6 Ik heb in het debat over het Belastingplan 2022 aangegeven dat dit in de 9e Voortgangsrapportage
zal worden gedaan.
De Compensatieregeling bepaalt dat de ouder de omvang van de werkelijke schade en
het causaal verband met de terugvordering van de KOT aannemelijk dient te maken. Deze
lat wordt door de CWS lager gelegd dan in een reguliere civiele procedure. De CWS
is zich bewust van het tijdsverloop en de beperktere mogelijkheden van de ouder om
de schadeposten aannemelijk te maken. De CWS vraagt dan ook niet om schriftelijk bewijs
van alle geleden schade maar kijkt of door het opvragen van specifieke informatie
bij de ouder, bijvoorbeeld in het hoorgesprek, en UHT tot een onderbouwing van de
geleden schade kan worden gekomen.
Vraag 12
Hoe wordt hierbij rekening gehouden met de wachttijden van het advies bij de CWS?
Antwoord 12
De wachttijden zijn niet van invloed op de inhoudelijke beoordeling door de CWS. Ik
lees deze vraag als de interactie tussen de vraag naar het aannemelijk maken van de
schade door een gedupeerde ouder en het advies van CWS daarover. De CWS bekijkt alle
opgegeven schadeposten en zal bij geval van twijfel of te weinig onderbouwing een
verzoek doen bij de gedupeerde ouder voor een nadere toelichting of onderbouwing.
Op een eventuele invloed van het tijdsverloop op de mogelijkheden van ouders ben ik
in mijn antwoord op de voorgaande vraag al ingegaan. Daarnaast krijgen de gedupeerde
ouders altijd ook de mogelijkheid een gesprek met de CWS te hebben om hun verzoek
toe te lichten.
Vraag 13
Hoe verhoudt zich het feit dat voor acute nood gedupeerden worden verwezen naar de
Belastingdienst of de gemeente, maar vervolgens door deze instanties worden doorverwezen
naar de CWS tot het feit dat bij de CWS de wachttijden al zijn opgelopen tot meer
dan een half jaar?
Antwoord 13
De CWS beoordeelt of de geleden schade door de ouder hoger is dan de reeds uitgekeerde
compensatie en of er recht bestaat op een aanvullende vergoeding. Dit proces is niet
bedoeld om acute financiële nood op te lossen. Een snellere beoordeling door de CWS
zou dus niet nodig moeten zijn om noodsituaties te voorkomen. Aan de procedure bij
de CWS gaat immers vooraf dat een compensatie van ten minste € 30.000 is uitgekeerd,
schulden zijn gepauzeerd en worden kwijtgescholden of afbetaald. Als er niettemin
sprake is van acute financiële nood kan het Brede Hulp Team van UHT vervolgens samen
met de gemeenten naar oplossingen zoeken.
Vraag 14
Klopt het dat de de Belastingdienst de bevoegdheid heeft om in deze gevallen een voorschot
te verlenen, zonder advies in te winnen bij de CWS? Zo ja, bent u voornemens om deze
bevoegdheid te gaan inzetten?
Antwoord 14
Op grond van de compensatieregelingen vergoedt UHT op verzoek van een ouder in voorkomende
gevallen bovenop de compensatie ook «werkelijke schade» en wordt over een verzoek
daartoe advies gevraagd aan CWS. UHT hecht, in verband met de daarvoor benodigde expertise
en de onafhankelijke positie, ook zeer aan een dergelijk advies, ook bij de beoordeling
van een verzoek om het verlenen van een voorschot, alvorens tot betaling van werkelijke
schade over te gaan.
In zeer uitzonderlijke situaties bestaat de mogelijkheid dat ouders door CWS met voorrang
worden behandeld en een voorschot op de vergoeding van werkelijke schade kunnen ontvangen
voordat de behandeling bij de Commissie volledig is afgerond. Hierover zijn afspraken
gemaakt tussen de UHT en de CWS en een dergelijke procedure is dit jaar tot dusver
vijf keer gevolgd. Zie ook het antwoord op vraag 9.
Vraag 15
Kunt u toelichten wat uw plannen zijn voor de de samenwerking tussen de Belastingdienst
en de CWS hierbij, om dit soort gevallen te voorkomen?
Antwoord 15
In beantwoording van de overige vragen heb ik toegelicht wat de werkwijze van UHT
en de CWS is, waaronder in acute situaties en in de genoemde casus. UHT en de CWS
werken continu samen om vanuit hun rol ouders recht te kunnen doen.
In de herijking van de aanpak wordt het hele proces voor ouders tegen het licht gehouden,
waaronder eventuele verbeteringen aan de werkwijze rondom werkelijke schade. Ik ga
hierover graag met uw Kamer in gesprek in het eerstvolgende commissiedebat.
Vraag 16
Kunt u de vragen één voor één beantwoorden?
Antwoord 16
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.