Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 945 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en de Faillissementswet in verband met de bevoegdheid om vast te stellen of een bank of beleggingsonderneming faalt of waarschijnlijk zal falen en in verband met de verificatie van interesten die lopen vanaf de faillietverklaring van een bank of beleggingsonderneming ter uitvoering van Richtlijn nr. 2014/59/EU alsmede ter uitvoering van Verordening (EU) nr. 806/2014
Nr. 5 VERSLAG
Vastgesteld 19 november 2021
De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand
wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen tijdig en genoegzaam zal
hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel
voldoende voorbereid.
De fungerend voorzitter van de commissie, Tielen
De adjunct-griffier van de commissie, Kling
Algemeen
De leden van de VVD-fractie zien af van een inbreng op de Wijziging van de Wet op
het financieel toezicht en de Faillissementswet. Het wetsvoorstel is volgens deze leden duidelijk en roept verder geen vragen op.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de wijziging van
de Wet op het financieel toezicht en de Faillissementswet in verband met de bevoegdheid
om vast te stellen of een bank of beleggingsonderneming faalt of waarschijnlijk zal
falen en in verband met de verificatie van interesten die lopen vanaf de faillietverklaring
van een bank of beleggingsonderneming. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel tot wijziging
van de Wet financieel toezicht en de Faillissementswet en hebben daar nog enkele vragen
bij.
De leden van de SP-fractie hebben met zorgen kennisgenomen van Wijziging van de Wet
op het financieel toezicht en de Faillissementswet en hebben daar nog enkele vragen
en opmerkingen over.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel tot
wijziging van de Wet financieel toezicht en de Faillissementswet. Deze leden hebben
hierover nog enkele vragen.
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van het wetsvoorstel Wijziging van
de Wet op het financieel toezicht en de Faillissementswet. Het lid heeft een aantal
vragen met betrekking tot de invoering van deze aanpassing. Ook is dit lid benieuwd
naar de onderbouwing van deze implementatie en of de regering nader kan toelichten
hoe deze implementatie op deze manier correct is voor de praktijk.
1 Inleiding
De leden van de SP-fractie vragen de regering hoe de regering kan weten wanneer een
bank of beleggingsonderneming faalt of zal falen. Deze leden verwijzen naar de kredietcrisis
van 2008 en vragen de regering waarom het vertrouwen van de samenleving in de financiële
sector zo laag blijft. Deze leden vragen de regering hierop te reflecteren in het
licht van het feit dat er maandelijks financiële instellingen failliet gaan in Europa.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering om nader in te gaan op wat
de wijzigingen betekenen voor de balans tussen verschillende soorten schuldeisers.
Kunnen de voorgestelde wijzigingen betekenen dat achtergestelde schuldeisers significant
minder of niets krijgen uit de boedel, vanwege rentevorderingen van hogere schuldeisers?
Deze leden zijn benieuwd wat dit in praktijk betekent voor schuldeisers en aan wat
voor soort schuldeisers zij moeten denken als het gaat om achtergestelde vorderingen.
Wat is de invloed van deze maatregel op bedrijven (met name midden- en kleinbedrijf)
en burgers?
2 Bevoegdheid om vast te stellen dat een entiteit faalt of waarschijnlijk zal falen
De leden van de D66-fractie onderschrijven het toedelen van de rol om vast te stellen
of een niet-significante bank faalt of waarschijnlijk zal falen aan De Nederlandsche
Bank (DNB). Deze leden vragen of helder is wat de effecten zijn van deze bevoegdheid
bij DNB neerleggen op de verwachting van de regering dat nieuwe toetreders zich op
de Nederlandse markt voor banken willen gaan begeven.
Ten aanzien van de eerste wijziging, het vastleggen dat de DNB bevoegd is vast te
stellen wanneer een kleine bank niet meer levensvatbaar is, vragen de leden van de
CDA-fractie de regering waarom dit niet eerder formeel is vastgelegd. Ook vragen zij
de regering of in andere EU-lidstaten ook expliciet is vastgelegd dat nationale centrale
banken beoordelen of een kleine bank of beleggingsonderneming faalt of waarschijnlijk
zal falen. En als dit niet is vastgelegd, kan hier dan verwarring over bestaan, of
komt de bevoegdheid dan ultimo aan de Europese Centrale Bank (ECB) toe? Zijn er de
afgelopen jaren problemen ontstaan in praktijk doordat de bepaling nog niet was geïmplementeerd?
Deze leden zijn ook benieuwd op grond van welke voorwaarden door de DNB een kleine
bank of beleggingsinstelling niet langer als levensvatbaar wordt beschouwd.
De leden van de SP-fractie vragen de regering vanuit het kader van deze wet het algemeen
belang te definiëren. Deze leden vragen de regering in welke gevallen het precies
opportuun kan zijn om een bank of een beleggingsonderneming al dan niet failliet te
laten gaan vanwege het algemeen belang. Deze leden vragen de regering voorts wat de
reden is dat een prudentieel toezichthouder toeziet op het falen van een bank of beleggingsonderneming.
De leden van de SP-fractie vragen de regering verder om duidelijkheid over wie de
toezichthouder is in geval van falen van een bank of beleggingsonderneming. Deze leden
vragen de regering wat alternatieve oplossingen zijn gegeven het feit dat banken en
beleggingsondernemingen blijven falen.
Ten aanzien van de eerste wijziging, het vastleggen dat de DNB bevoegd is vast te
stellen wanneer een kleine bank niet meer levensvatbaar is, vragen de leden van de
ChristenUnie-fractie de regering waarom dit niet eerder formeel is vastgelegd. Ook
vragen zij de regering hoe dit in andere EU-lidstaten is geregeld. Verder vragen zij
de regering op dit punt of er de afgelopen jaren problemen zijn ontstaan doordat de
bepaling nog niet was geïmplementeerd.
Het lid van de BBB-fractie vraagt zich af of de regering nader kan toelichten of er
problemen zijn ontstaan omdat deze bepaling niet eerder juist geïmplementeerd was.
Kan de regering aangeven of en hoe die problemen opgelost kunnen worden? Het lid van
de BBB-fractie vraagt voorts of de regering nader kan toelichten dat door deze bepaling
eventuele problemen nu niet meer voor zullen komen.
3 Aanpassing Faillissementswet
De leden van de D66-fractie lezen dat schuldeisers nu al overeen kunnen komen dat
er geen betaling volgt op lager gerangschikte schuldeisers met inbegrip van rente
voordat alle vorderingen van hoger gerangschikte verplichtingen zijn voldaan. Deze
leden vragen of er inzicht bestaat in de mate waarin er op dit moment al wordt afgesproken
deze rangschikking te hanteren.
Ten aanzien van de tweede maatregel vragen de leden van de CDA-fractie waarom de volgorde
van verrekening van vorderingen niet eerder in lijn is gebracht met de «bail-in» en
«no-creditor-worse-of»-principes en of deze verplichting niet volgde uit Europese
regelgeving. Ook vragen deze leden of eerder problemen zijn ontstaan bij afwikkeling
door het niet volgen van deze principes bij faillissement van een bank of beleggingsinstelling.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering ter verduidelijking of de wijziging
betekent dat eerst de rentevorderingen en hoofdsom van hoger gerangschikte schuldeisers
worden voldaan uit de boedel, alvorens rentevorderingen en hoofdsom van lagere of
achtergestelde schuldeisers worden voldaan. Kan dit voor deze laatstgenoemde schuldeisers
betekenen dat zij significant minder of niets krijgen uit de boedel, vanwege rentevorderingen
van hogere schuldeisers? Wat heeft dit voor invloed op de balans tussen verschillende
soorten schuldeisers? Kan dit tot gevolg hebben dat achtergestelde vorderingen zo
oninteressant of risicovol worden, dat banken moeilijker aan dergelijke leningen kunnen
komen? Deze leden zijn benieuwd wat dit in praktijk betekent voor schuldeisers en
aan wat voor soort schuldeisers zij moeten denken als het gaat om achtergestelde vorderingen.
Wat is de invloed van deze maatregel op bedrijven, midden- en kleinbedrijf en consumenten?
En wat betekent dit voor prijseffecten van achtergestelde schuldinstrumenten en waarom
denkt de regering dat het prijseffect op het eerste gezicht niet heel groot zal zijn?
De leden van de SP-fractie hebben gesignaleerd dat in feite de inwoners van Nederland
hebben betaald voor het faillissement van een aantal Nederlandse banken. Deze leden
vragen de regering of zij werkelijk gelooft dat het falen van banken en beleggingsondernemingen
zal leiden tot het toenemen van een kasstroom die zal leiden tot meer boedel om crediteuren
te betalen. Deze leden vragen de regering voorts of de afwikkeling van een faillissement
niet een eindspel is waar alle significante partijen allang hun kapitaal hebben weggehaald
via allerlei constructies.
Het lid van de BBB-fractie vraagt of de regering nader kan toelichten welke aantoonbare
gevolgen van de huidige regel momenteel nog zichtbaar zijn met betrekking tot de niet-verifieerbaarheid
van rente na faillietverklaring. Het lid van de BBB-fractie vraagt verder of de regering
nader kan toelichten waarom de regering deze regel nu pas heeft toegepast op de Europese
regelgeving. Heeft de regering in beeld hoeveel problemen voorkomen hadden kunnen
worden door middel van een eerdere implementatie?
Achtergrond en inhoud van het voorstel
De leden van de SP-fractie vragen de regering of deze regeling niet de mogelijkheid
opent om banken na faillissement niet te liquideren om de mogelijkheid van een kasstroom
op gang te houden. Deze leden vragen de regering of dit niet de werkelijke definitie
van een zombie bank is. Deze leden vragen de regering of dit niet lijkt op een diefstal
bij klaarlichte dag, waarbij de bankrente blijft innen op langlopende producten en
ondertussen kan de bank afgewikkeld worden. Deze leden vragen de regering tot slot
op dit punt wat het doel dan hiervan is.
Gevolgen voor de afwikkeling van banken en het «no creditor worse off»-beginsel
De leden van de SP-fractie vragen de regering of het «no creditor worse off»-beginsel
er niet met de haren bijgesleept wordt. Deze leden wijzen graag naar voorbeelden uit
2008 om te wijzen op de uiteindelijke crediteur. Deze leden vragen de regering waarom
er in het ingediende wetsvoorstel niet veel meer wordt ingezet op het algemeen belang
van de samenleving. Deze leden vragen de regering welke lessen er zijn geleerd uit
de kredietcrisis nu blijkt dat banken en beleggingsondernemingen een zachte landing
wordt geboden vanuit het «no creditor worse off»- beginsel. Deze leden vragen de regering
wiens belang nu eigenlijk gediend wordt met deze nieuwe regeling.
4 Effecten voor ondernemingen en regeldrukeffecten
De leden van de D66-fractie zijn verheugd om te lezen dat het op het eerste gezicht
erop lijkt dat het prijseffect van de voorgestelde wijziging niet heel groot zal zijn.
Deze leden vragen de regering op welke informatie deze stellingname is gebaseerd.
Kan de regering toelichten of de regering van mening is dat een wijziging zoals die
wordt voorgesteld op meer onderzoek gebaseerd moet zijn dan een eerste indruk?
De leden van de SP-fractie vragen de regering wat voor gevolgen deze regeling heeft
voor de prijsstelling van schuldenpapieren. Deze leden vragen de regering of deze
regeling niet een zeer levendige impuls geeft aan schuldenhandel. Deze leden vragen
de regering voorts wat deze regeling voor gevolgen heeft voor zombiebanken. Deze leden
vragen de regering bovendien wat deze regeling voor gevolgen heeft voor schuldinstrumenten op Europees niveau. Deze leden vragen de regering tot slot op dit punt
wat de effecten zijn voor schuldenprogramma’s van de ECB.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de regering verwacht dat de gevolgen
niet groot zullen zijn voor de prijs en beschikbaarheid van, met name achtergestelde,
schulden voor banken. Kan de regering nader toelichten waarom zij verwacht dat het
prijseffect niet groot zal zijn?
Het lid van de BBB-fractie vraagt of de regering kan toelichten op welke manier er
is gekeken naar de praktijk en wat dit voor gevolgen kan hebben? Dit lid vraagt of
de regering nader kan toelichten of deze implementatie voor meer of minder regeldruk
zorgt. Tot slot vraagt het lid van de BBB-fractie of de regering nader kan toelichten
of en hoe deze implementatie getoetst is aan de praktijk.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
Y.C. Kling, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.