Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Houwelingen over een ‘satirisch’ filmpje dat afgelopen vrijdag is uitgezonden door de NPO
Vragen van het lid Van Houwelingen (FvD) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over een «satirisch» filmpje dat afgelopen vrijdag is uitgezonden door de NPO (ingezonden 19 oktober 2021).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid), mede namens de Minister
van Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media (ontvangen 18 november 2021). Zie ook
Aanhangsel Handelingen, vergdaderjaar 2021–2022, nr. 600.
Vraag 1
Bent u bekend met dit filmpje1 dat vrijdag 15 oktober 2021 is uitgezonden door de NPO en waarin niet-gevaccineerden
worden doodgeschoten?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9
Hoe beoordeelt u dit filmpje? Is het volgens u satire gericht tegen het vaccinatiebeleid,
tegen de afgelopen september ingevoerde Q&R-pas en de vaccinatiedwang die hierbij
komt kijken? Indien dit het geval is, kunt u één ander voorbeeld geven waarin de NPO
op een dergelijke brute wijze het coronabeleid van de regering op de hak nam? Indien
u dit niet kan bent u het in dat geval eens dat de satire dan zo goed als zeker gericht
moet zijn tegen de vaccinatieweigeraars die in het filmpje massaal worden doodgeschoten?
Of zijn er volgens u andere aanwijzingen van het tegendeel? Zo ja, wat zijn die aanwijzingen?
Aangenomen dat, en alles wijst hierop, het filmpje gericht is tegen de groep mensen
in onze samenleving die ervoor gekozen hebben op hun eigen natuurlijke lichaamsimmuniteit
te vertrouwen in plaats van een experimenteel vaccin (de niet-gevaccineerden dus),
hoe beoordeelt u het filmpje dan vanuit strafrechtelijk oogpunt? Kan een geweldsfantasie
waarbij satirisch een bepaalde bevolkingsgroep, in dit geval de niet-gevaccineerden,
systematisch wordt uitgemoord volgens u strafrechtelijk door de beugel?
Of is het satirisch propageren van het massaal doodschieten van een bevolkingsgroep
door de NPO wellicht een strafbare vorm van dreigen met geweld en de dood? Indien
dit het geval is, hoe gaat u hiertegen strafrechtelijk optreden? Indien dit niet het
geval is, waarom niet?
Ziet u wellicht parallellen tussen Radio Milles Collines en de manier waarop de genocide
in Rwanda tot stand is gekomen en de genocidale satirische geweldsfantasie zoals die
door de NPO is uitgezonden waarbij een bepaalde bevolkingsgroep, in dit geval de niet-gevaccineerden,
massaal worden doodgeschoten? Zo nee, waarom niet?
Wellicht omdat dit volgens u satire’is? Is het dan ook mogelijk een filmpje te maken
en uit te zenden, bijvoorbeeld door Ongehoord Nederland! straks bij de NPO, waarin
politici en journalisten, vanzelfsprekend in de vorm van satire, worden opgehangen
en met de dood worden bedreigd? Vindt u dat vanuit strafrechtelijk oogpunt dan ook
prima?
Indien u dat vanuit strafrechtelijk oogpunt niet prima vindt, waarom onderneemt u
dan geen actie tegen de makers en verspreiders bij de NPO van dit walgelijke filmpje
waarin onder het mom van satire niet-gevaccineerden, die zich niet gewoon willen laten
vaccineren, massaal worden doodgeschoten? Kunt u dit uitleggen?
Of zijn niet-gevaccineerden wellicht, na de invoering van de misdadige apartheidspas,
inmiddels helemaal vogelvrij verklaard en mogen satirische filmpjes waarin deze groep
wordt doodgeschoten en dus met de dood bedreigd wél «gewoon» worden uitgezonden door
de NPO?
Als het strafrechtelijk volgens u door de beugel kan, wilt u dan erkennen dat het
filmpje walgelijk, smakeloos en beneden alle peil is? Indien u dat niet wil erkennen,
begrijpen we het dan goed dat het in een satirisch filmpje laten doodschieten van
niet-gevaccineerden geen probleem is voor u, maar een ludiek bedoelde galg meegevoerd
tijdens de demonstratie om het eind van de Nederlandse vrijheid te symboliseren volgens
u wel een smakeloze toestand is, beneden alle peil, waarvoor u helemaal geen begrip
heeft?2 Kunt u dit verschil uitleggen? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9
Volgens art. 2.88, eerste lid, Mediawet 2008 bepalen publieke media-instellingen zelf
vorm en inhoud van het door hen verzorgde media-aanbod. Ze zijn daar dientengevolge
ook zelf verantwoordelijk voor. Die onafhankelijkheid van de publieke omroep is een
groot goed. De NTR, net als alle andere omroepen, maakt daarbij in alle vrijheid zelf
zijn afwegingen en keuzes op welke wijze de NTR dat doet. Het is een kwestie van individuele
smaak of men wel of niet gecharmeerd is van de inhoud. Men kan het een aanstootgevend
filmpje vinden, of men kan het zien als satire. Het is verder niet aan mij als Minister
van Justitie en Veiligheid om daar een waardeoordeel over te vellen. Ik heb voorts
geen inzicht in de inhoud van toekomstige programma’s van de publieke omroep. Dat
is aan de NPO en de omroepen. Toezicht vooraf op de inhoud van tv-programma’s is,
zoals artikel 7, tweede lid, van de Grondwet bepaalt, nooit geoorloofd.
Volgens vaste rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens vallen
onder de (grond)wettelijk gewaarborgde vrijheid van meningsuiting ook uitlatingen
die anderen in de samenleving mogelijk kwetsen, choqueren of verontrusten, ook als
die betreffende uitlatingen waardeoordelen zijn.3 Potentieel kwetsende uitlatingen vallen eerder onder de bescherming van de vrijheid
van meningsuiting indien zij gedaan worden in het kader van een maatschappelijk debat,
zeker ten aanzien van onderwerpen die het algemeen belang aangaan, zoals de volksgezondheid.4 Ook satire kan onder die bescherming vallen.5 Verder komt de pers bijzondere bescherming toe, nu zij de maatschappij ten dienste
staat in het proces van meningsvorming tijdens maatschappelijke debatten.6
Het is niet aan mij, als Minister van Justitie en Veiligheid, om een oordeel te hebben
over de vraag of het onderhavige filmpje als strafbaar dient te worden gekwalificeerd.
Evenmin is het aan mij, als Minister van Justitie en Veiligheid, om actie te ondernemen
tegen de makers en/of verspreiders van het onderhavige filmpje. Als aangifte is gedaan
bij de politie en het openbaar ministerie zou tot strafrechtelijke vervolging overgaan,
dan bepaalt de rechter als onafhankelijke instantie of de grenzen van het recht zijn
overschreden.
Vraag 10
Kunt u de bovenstaande vragen afzonderlijk beantwoorden?
Antwoord 10
Ik heb ervoor gekozen de vragen niet afzonderlijk te beantwoorden, omdat zij dezelfde
strekking hebben en afzonderlijke beantwoording enkel tot herhaling van tekst of verwijzing
zou leiden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.