Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Kathmann en Kuiken over de aanpak van drugscriminaliteit in Utrecht
Vragen van de leden Kathmann en Kuiken (beiden PvdA) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de aanpak van drugscriminaliteit in Utrecht (ingezonden 23 september 2021).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 18 november
2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 286.
Vraag 1
Kent u het bericht «Utrecht spil in drugshandel: «Slang zat lang onder de grond en
nu pas zien we de kop»; Grote zorgen over criminaliteit in stad en regio»1 en de nota «Grenzen stellen, perspectief bieden»?2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening van de burgemeester van Utrecht dat de toename van de criminaliteit
totaal verkeerd is ingeschat en dat daardoor de middelen tekortschieten om het probleem
aan te pakken? Zo ja, hoe komt dat en wat gaat u eraan doen om de genoemde scheefgroei
te corrigeren? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Uit onderzoek blijkt dat criminaliteit is afgenomen, niet toegenomen. In het afgelopen
decennium daalde zowel het zelf gerapporteerd slachtofferschap als de door de politie
geregistreerde criminaliteit sterk. Het geschatte aantal door burgers ondervonden
delicten – bekend tot en met 2019 – daalde met 40%. De door de politie geregistreerde
criminaliteit daalde tussen 2010 en 2020 met een derde (–33%). Het totale aantal door
de politie geregistreerde verdachten nam sinds 2010 af met 39%, naar 250.000.3
Tegelijkertijd is de aard van sommige vormen van criminaliteit en hoe we die aanpakken
veranderd. Uit het rapport Aanpak georganiseerde drugscriminaliteit, Een terugblik op 25 jaar beleid en uitvoering van de DSP-groep en Tilburg University blijkt hoe er sinds de jaren ’90 veel veranderd
is in hoe we kijken naar drugscriminaliteit en de bestrijding ervan. Bij de invoering
van het gedoogbeleid was de inschatting dat de achterdeur van coffeeshops voornamelijk
zou worden bevoorraad door thuistelers. Dit was een misvatting, de wietteelt bleek
een ontzettend lucratieve handel voor steeds professionelere criminele netwerken.
Die netwerken breidden hun activiteiten uit en gingen zich ook op andere stoffen,
zoals xtc en cocaïne, richten. De overheid reageerde door een specifieke aanpak per
stof te ontwikkelen. Door de jaren heen werd duidelijk dat dit niet genoeg was. Drugscriminaliteit
bleek samen te hangen met een aantal andere fenomenen en steeds meer misbruik te maken
van legale structuren en processen, waardoor boven- en onderwereld met elkaar vermengden.
Het kabinet heeft fors geïnvesteerd in de politie en de aanpak van ondermijning hoog
op de agenda gezet. Vanaf 2017 is meer ingezet op brede maatschappelijke weerbaarheid
als onderdeel van de aanpak van ondermijning, door de investering in regionale versterkingen
uit het regeerakkoord van dit kabinet. De onderzoekers waarderen deze verbreding positief.
Ook is er sinds 2018 geïnvesteerd in de operationele formatie van de politie om deze
uit te breiden met ruim 2.400 fte. Daaronder vallen investeringen in bewaken en beveiligen,
in de aanpak van ondermijning, zedencriminaliteit en mensenhandel. Het realiseren
van die uitbreiding is in volle gang en zal naar verwachting in 2024–2025 gerealiseerd
zijn.
Het kabinet investeert vanaf 2022 opnieuw structureel in veiligheid, meer precies
in de aanpak van ondermijning (zie mijn brief van 4 oktober jl.4) en in veiligheid in de wijk (zie mijn brief over n.a.v. de motie-Hermans5). Een substantieel deel van deze extra middelen zal ten goede komen aan de politieorganisatie.
Vraag 3
Waarin onderscheidt de aard en omvang de criminaliteit in Utrecht zich van andere
grote steden?
Antwoord 3
Alle grote steden hebben te maken met criminaliteit. Over de aard en omvang, en zeker
over hoe deze zich in de ene stad onderscheidt van de andere, is het ingewikkeld om
precieze uitspraken te doen. De aard van criminaliteit is namelijk dat het zich veelal
afspeelt in het verborgene.
De burgemeester stelt in het bovengenoemde artikel in de Telegraaf dat Utrecht strategisch
ligt en dat er meerdere kwetsbare wijken zijn waarin het makkelijk is om mensen te
rekruteren voor de drugscriminaliteit. Zij baseert zich hier op een rapport van Bureau
Broekhuizen, «Drugscriminaliteit in Utrecht 2021 – Een geïntegreerd beeld van de gemeente Utrecht
en politie Midden-Nederland». In datzelfde rapport wordt onder meer geconcludeerd dat cocaïne de grootste markt
betreft in Utrecht. De helft van de criminele samenwerkingsverbanden zou zich ermee
bezighouden. Daarnaast is Utrecht een logistiek knooppunt van cocaïne, en speelt een
rol in de import, export en handel. Handel en bezit van harddrugs zijn van de verschillende
vormen van drugscriminaliteit het meest bij de politie geregistreerd.
Gerelateerd aan drugscriminaliteit ziet het rapport in Utrecht fenomenen zoals plofkraken,
criminele geldstromen, excessief geweld en mensenhandel. Voor wat betreft de voedingsbodem
van criminaliteit, beschrijft het rapport de risicofactor in de vorm van kwetsbare
wijken, waar jongeren met relatief weinig toekomstperspectief en met negatieve rolmodellen
en criminele familieleden opgroeien. Daarnaast is de acceptatie en normalisatie van
drugsgebruik en -dealen een risicofactor.
Vraag 4
Erkent u dat onder andere vanwege prioriteiten elders, er nauwelijks nog agenten in
de wijken zijn en er gaten in de opsporing dreigen te vallen? Zo ja, deelt u de mening
dat dit probleem op korte termijn moet worden opgelost en wat gaat u daaraan doen?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Door onderbezetting hebben basisteams, met name in grootstedelijk gebied, de komende
jaren helaas te maken met hoge werk- en roosterdruk. Naar verwachting zullen formatie
en bezetting vanaf 2024–2025 een nieuw evenwicht bereiken. Over deze situatie heb
ik uw Kamer o.a. per brief op 4 november 2020 uitgebreid geïnformeerd.6 De politie neemt maatregelen om de druk te verlichten en de doorgang van het noodzakelijke
werk te waarborgen, maar dat kan niet voorkomen dat er keuzes gemaakt moeten worden
over de inzet van politie.
Ingevolge de motie-Hermans komt er in de komende jaren structureel extra geld beschikbaar
voor agenten in de wijk. Over de invulling hiervan heb ik uw Kamer op 13 oktober jl.
per brief geïnformeerd.7
Vraag 5
Herkent u de in het genoemde rapport beschreven problematiek en wat vindt u van de
daarin genoemde oplossingsrichtingen?
Antwoord 5
Ja, ik herken de in het genoemde rapport beschreven problematiek, zoals ook beschreven
in antwoord op vraag 3. Echter, Utrecht staat daarin helaas niet alleen. De oplossingsrichtingen
die Utrecht heeft opgenomen in hun nota «Grenzen stellen, perspectief bieden» sluiten goed aan bij de landelijke ondermijningsaanpak. Ik heb in mijn Kamerbrief
van 4 oktober jl. over de verdeling van de ondermijningsgelden het belang van een
samenhangende aanpak van repressie en preventie benadrukt.8 De keuze van de gemeente Utrecht om in te zetten op de aanpak van jonge aanwas en
doorgroeiers enerzijds en het aanpakken van criminele geldstromen anderzijds, past
daar goed bij. Ik kan de Utrechtse aanpak dan ook van harte onderschrijven.
Vraag 6 en 7
Deelt u de ernstige zorgen van de burgemeester van Utrecht over de drugscriminaliteit
in de stad en de regio Utrecht? Zo ja, wat doet u om Utrecht te helpen deze problematiek
de kop in te drukken?
Bent u bereid met de burgemeester van Utrecht in gesprek te gaan om te vernemen wat
mogelijk nog meer nodig is aan bijvoorbeeld financiële middelen? Zo ja, op welke termijn
gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6 en 7
Uiteraard deel ik de zorgen van de burgemeester van Utrecht over de drugscriminaliteit
in de stad en regio. Ik spreek de burgemeester van Utrecht regelmatig. Op 4 oktober
jl. heb ik specifiek met haar over de nota Grenzen stellen, perspectief bieden gesproken. Daarnaast ben ik blij dat zij dit jaar namens de G4 lid is geworden van
het Strategisch Beraad Ondermijning (SBO). Zoals aangekondigd in de brief van 4 oktober
jl.9, vraag ik het SBO om advies over de verdeling van de gelden voor onder andere preventie
en regionale versterkingen over het hele land. Uit die gelden zal naar verwachting
ook geld voor het RIEC Midden-Nederland en de aanpak van ondermijning in de stad en
regio Utrecht beschikbaar komen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.