Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Bikker en Kuik over het bericht ‘Enquête: klant moet sekswerker vragen naar de leeftijd’
Vragen van de leden Kuik (CDA) en Bikker (ChristenUnie) aan de Minister en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het bericht «Enquête: klant moet sekswerker vragen naar de leeftijd» (ingezonden 22 oktober 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Broekers-Knol (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 17 november
2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 674.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Enquête: klant moet sekswerker vragen naar
de leeftijd»?1 Heeft u tevens kennisgenomen van de enquête zelf?
Antwoord 1
Ja. Ook van de uitkomsten van de enquête heb ik kennisgenomen.
Vraag 2
Herinnert u zich de motie Kuik c.s. over de noodzaak van een pakket van maatregelen
om de klant die seks koopt van minderjarigen te ontmoedigen? Kunt u aangeven of u
binnen de uitvoering van deze motie ook werkt aan een vereiste dat «klanten» altijd
om een legitimatiebewijs moeten vragen om te voorkomen dat zij te maken hebben met
een minderjarig slachtoffer, zoals ook 90% van de ondervraagden in de enquête aangeven?
Hoe duidt u het resultaat dat maar liefst 94% aangeeft dat indien er geen legitimatiebewijs
wordt getoond er afgezien moet worden van betaalde seks?
Antwoord 2
Over het definitieve pakket van maatregelen om de klant die seks koopt van minderjarigen
te ontmoedigen wordt u met de voortgangsbrief van Samen tegen mensenhandel, op korte termijn geïnformeerd. Onderdeel van het pakket is een campagne gericht
op verantwoord klantengedrag. Het vragen naar een legitimatiebewijs is één van de
vormen van verantwoord klantengedrag. Bij twijfels over- of wetenschap van misstanden
wordt van de klant verwacht af te zien van de seks tegen betaling. Ik constateer dat
de ondervraagden in de enquête een zelfde opvatting zijn toegedaan.
Vraag 3
Herinnert u zich de motie Kuik/Van der Graaf over wettelijk regelen dat betaalde seks
met 16-minners strafverzwarend is? Bent u met ons van mening dat de «klant» een van
de kernoorzaken vormt van mensenhandel, zoals ook is neergelegd in artikel 6b van
het mensenhandelverdrag van de Raad van Europa? Kunt u aangeven hoe u uitvoering geeft
aan alle elementen van dit artikel? Kunt u tevens toezeggen dat u in de uitvoering
van de genoemde motie ook duidelijk zal maken dat de klant «een van de kernoorzaken»
vormt van mensenhandel?
Antwoord 3
Ik geef op verschillende manieren invulling aan artikel 6b2, waarin gesteld wordt dat de «vraag als een van de kernoorzaken van mensenhandel»
moet worden gezien. In de Kamerbrief van 18 november 2020 (Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2021–2022, nr. 728) heb ik uw Kamer toegezegd dit onderdeel bij de wet Seksuele Misdrijven te betrekken. Om een krachtig signaal af te geven dat betaalde seks met jonge kinderen
extra strafwaardig is, bevat het wetsvoorstel seksuele misdrijven, waarover dit voorjaar
consultatie heeft plaatsgevonden, een bepaling waarin het verrichten van seksuele
handelingen met een kind tegen betaling als strafverzwarend wordt aangemerkt. In dezelfde
Kamerbrief stel ik dat klanten die producten of diensten kopen waarbij er sprake is
van mensenhandel, ook een rol hebben bij het in stand houden van mensenhandel. In
de meest recente voortgangsbrief, waarover u op korte termijn wordt geïnformeerd,
herhaal ik deze boodschap en formuleer ik een heldere norm voor klanten die gebruik
maken van betaalde seks.
Ik vind het belangrijk dat onder andere het CKM zich hard maakt voor meer bewustzijn
over de rol van de klant als een van de kernoorzaken van mensenhandel en hier aandacht
voor vraagt in de media. Daarom werk ik ook samen met deze NGO in de uitvoering van
de Motie Kuik c.s.3
Vraag 4
Hoe reageert u op de uitkomst dat driekwart van de ondervraagden aangeeft dat er te
weinig aandacht is geweest voor de aanpak van deze «klant»? Bent u van mening dat
er in de laatste jaren sprake is van een inhaalslag op dit punt? Zo ja, waarom? Zo
nee, wat er voor nodig om hier alsnog een trendbreuk te bewerkstelligen?
Antwoord 4
Ik kan mij voorstellen dat bij het brede publiek dit beeld bestaat. Juist om meer
aandacht te vragen voor de rol van klanten bij het in standhouden van seksuele uitbuiting
zal eind dit jaar een communicatie campagne van start gaan die gaat over verantwoord
klantgedrag.
Tegelijkertijd wil ik het geschetste beeld wel nuanceren. Politie en OM zetten zich
al geruime tijd in om klanten die betaalde seks afnemen bij minderjarigen aan te pakken.
De cijfers tussen 2000 en 2020 laten gemiddeld genomen een lichte stijging zien van
het aantal verdachten dat bij OM aangeboden wordt op grond van artikel 248b Wetboek
van Strafrecht.
Bovendien is het afgelopen najaar de initiatiefwet misbruik prostitué(e)s die slachtoffer
zijn van mensenhandel in de Eerste Kamer aangenomen. Deze wet zal per 1 januari 2022
in werking treden. Kortom, er is de afgelopen jaren zeker oog geweest voor de rol
van klanten bij het in stand houden van seksuele uitbuiting.
Tegelijkertijd is er nog een aantal stappen te zetten. Aangemoedigd door de motie
Kuik c.s. wordt door het kabinet gewerkt aan de uitvoering van het pakket aan maatregelen
dat zich specifiek richt op de klant.4 Ik zou daarom ook niet willen spreken van een inhaalslag of trendbreuk. Wel ben ik
van mening dat de rol van klanten onze blijvende aandacht verdient.
Vraag 5
Herinnert u zich de motie Kuik/Van der Graaf welke vraagt om een actieplan om de grootste
en meest onzichtbare groep slachtoffers mensenhandel in beeld te krijgen en te helpen?
Bent u met ons van mening dat zonder een effectieve aanpak van de «klant» het onmogelijk
is om deze groep van 1300 minderjarige slachtoffers van seksuele uitbuiting zichtbaar
te maken en te helpen? Deelt u wat dat betreft de overtuiging van 90% van de ondervraagden
dat de «klant» hard moet worden aangepakt? Zo ja, hoe geeft u hier uitvoering aan?
Antwoord 5
Inderdaad kan de klant een belangrijke rol spelen bij het zichtbaar maken van onzichtbare
slachtoffers. De klant kan bijvoorbeeld melding maken van (mogelijke) misstanden.
De eerder genoemde communicatiecampagne bevat daarom ook informatie over waar klanten
signalen van misstanden kunnen doorgeven. Daarnaast zal de campagne vooral ook duidelijk
maken wanneer een klant strafbaar is.
Parallel aan het pakket maatregelen gericht op klanten, werkt het kabinet aan een
plan van aanpak gericht op jongeren. Over de stand van zaken van dit plan wordt uw
Kamer door middel van de voortgangsbrief over het programma Samen tegen mensenhandel
geïnformeerd.
Vraag 6
Wat is uw reactie op het feit dat 84% aangeeft dat de opgelegde straffen in de Valkenburgse
Zedenzaak die neerkwam op 1 dag cel in combinatie met een taakstraf, lager is dan
verwacht? Bent u van mening dat het wetsvoorstel seksuele misdrijven hier een verandering
in teweeg zal brengen? Bent u met mij van mening dat het expliciet opnemen dat de
«klant» een van de kernoorzaken vormt van mensenhandel hier aan bijdrage aan zal leveren?
Bent u bereid hierover in gesprek te treden met de Raad voor de Rechtspraak en hierbij
de bovengenoemde enquête en het reeds aangekondigde onderzoek van het Centrum tegen
Kinderhandel en Mensenhandel (CKM) naar de strafdossiers van deze klanten hierbij
te betrekken?
Antwoord 6
Ik hecht sterk aan de scheiding der machten en acht het vanuit mijn functie als de
Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet passend over individuele uitspraken
van de rechter een oordeel te geven. Ik zal daarom ook niet in gesprek treden met
de Raad voor de Rechtspraak. Er geldt een ruime straftoemetingsvrijheid voor de rechter,
zodat er steeds per individueel geval maatwerk geleverd kan worden en er een passende
straf opgelegd kan worden.
Het is moeilijk te voorspellen wat het precieze effect gaat zijn van het wetsvoorstel
seksuele misdrijven. Uiteraard is het de inzet van het kabinet dat daarmee klant-daders
beter aangepakt kunnen worden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.