Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van der Laan, Van Nispen en Westerveld over het sterker, gerichter en efficiënter fixen van matchfixing
Vragen van de leden Van der Laan (D66), Van Nispen (SP) en Westerveld (GroenLinks) aan de Ministers voor Rechtsbescherming en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het sterker, gerichter en efficiënter fixen van matchfixing (ingezonden 30 september 2021).
Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming), mede namens de Minister van Justitie
en Veiligheid en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen
16 november 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 399.
Vraag 1
Bent u bekend met de berichtgeving over matchfixing van 27 september jongstleden en
het bericht «Nederlandse tennisser: mijn dubbelpartner deed mee aan matchfixing»?1 2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u bereid binnenkort een nieuw onderzoek te starten over de aard en de omvang
van matchfixing in Nederland, nu vanaf 1 oktober de kansspelmarkt voor online aanbieders
opengaat?
Antwoord 2
Een onderzoek op korte termijn naar de aard en de omvang van matchfixing met het oog
op de opening van de online kansspelmarkt, acht ik niet opportuun. De meldingen door
in Nederland vergunde aanbieders van verdachte gokpatronen en transacties in de zin
van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft), onder
meer als een sporter wedt op zijn eigen wedstrijd, worden sinds 1 oktober gemonitord.
In het voorjaar van 2022 worden de eerste trendanalyses opgesteld, waarover uw Kamer
wordt geïnformeerd.
Voor de bredere context merk ik op dat, zoals eerder aan uw Kamer gemeld, uit Europees
onderzoek blijkt dat een beperkt deel van de matchfixing gokgerelateerd is.3
Vraag 3
Bent u het eens met de stelling dat de pakkans bij matchfixing in Nederland zeer klein
is? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
De aard en omvang van matchfixing in Nederland is niet bekend. Zodoende is moeilijk
vast te stellen hoe hoog de pakkans is. Onder leiding van het Functioneel Parket van
het Openbaar Ministerie komen de Politie, de Belastingdienst doelgroep Sport, FIOD
en de Kansspelautoriteit periodiek samen in het Signalenoverleg Sportfraude. Zij bespreken
welke concrete signalen er zijn, welke actie daarop kan worden ondernomen en door
wie. Daar waar een signaal aanleiding geeft tot strafrechtelijk onderzoek, investeren
politie en justitie de benodigde tijd in onderzoek. Het bekijken van dergelijke signalen
in het kader van het voorbereidend justitieel onderzoek betreft een continu proces.
De meldingsbereidheid van matchfixing door sporters is zeer laag, onder meer uit angst
voor repercussies en gevolgen voor de sportcarrière. Daarnaast is matchfixing een
haaldelict, dit betekent dat de politie matchfixing zelf moet constateren.
Vraag 4
Zijn er voornemens om in Nederland één instantie mét opsporingsbevoegdheid de belangrijkste
speler te maken in het bestrijden van matchfixing, gegeven het feit dat zeer veel
verschillende partijen betrokken zijn bij het strategisch beraad matchfixing, het
nationaal platform matchfixing en het signalenoverleg? Zo nee, waarom is dit niet
wenselijk? Zo ja, wanneer verwacht u hier meer duidelijkheid over?
Antwoord 4
Op dit moment zijn de betrokken partijen in een traject van herijking van de structuur
rond de bestrijding van matchfixing. Gezamenlijk wordt bepaald welke stappen moeten
worden gezet om de aanpak van matchfixing te versterken. De hoofdlijnen van deze herijking
worden in het voorjaar van 2022 met de Kamer gedeeld.
Vraag 5
Zal het onafhankelijk maken en het beter equiperen van het Centrum Veilige Sport bijdragen
aan makkelijker melden van sporters, indien zij benaderd worden door matchfixers?
Antwoord 5
Het is niet bekend of het onafhankelijk organiseren en beter equiperen van het Centrum
Veilig Sport Nederland bijdraagt aan het melden van matchfixing. Dit wordt meegenomen
in de uitwerking van de motie van het lid Van der Laan, waarin de regering wordt verzocht
om te bewerkstelligen dat het Centrum Veilige Sport onafhankelijk wordt. Een melding
maken dient voor sporters laagdrempelig en gemakkelijk te zijn. De Staatssecretaris
van VWS is voornemens om een breed onderzoek te doen naar welke factoren van invloed
zijn bij het maken van een melding.
Vraag 6
Deelt u de mening dat de artikelen 326 en 328ter Wetboek van Strafrecht, respectievelijk
oplichting en niet-ambtelijke omkoping, zich in juridische zin voldoende lenen om
toegepast te worden om over te gaan tot vervolging van matchfixing? Zo ja, waarom?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Zie het antwoord bij vraag 9.
Vraag 7
Kan een deel van de casuïstiek van matchfixing buiten de algemeen opgezette formulering
van deze artikelen vallen? Zo ja, kunt u dit illustreren aan de hand van voorbeelden?
Antwoord 7
Zie het antwoord bij vraag 9.
Vraag 8
Maken de wijzen waarop de relevante strafbepalingen nu zijn geformuleerd goed strafrechtelijk
onderzoek naar matchfixing moeilijker? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Zie het antwoord bij vraag 9.
Vraag 9
Zou een wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering of
een andere wet strafrechtelijk onderzoek naar matchfixing kunnen vereenvoudigen? Bijvoorbeeld
door het mogelijk te maken al onderzoek te doen op basis van een vreemde sportuitslag
of onverklaarbare prestaties en acties van sporters?
Antwoord 9
Matchfixing is niet apart strafbaar gesteld in Nederland. Voor de strafrechtelijke
aanpak van matchfixing komen vooral oplichting (art. 326 WvSr), niet-ambtelijke omkoping
(art. 328 ter WvSr) en witwassen (art. 420bis e.v. WvSr) in beeld. Niet alle zaken
worden door deze artikelen gedekt. Onder oplichting valt niet een niet op waarde te
waarderen afgifte4, daarmee is het artikel alleen toepasselijk zolang er ook sprake is van gokken. Het
huidige artikel 326 WvSr, sluit bijvoorbeeld niet aan bij de praktijk van niet-gokgerelateerde
matchfixing zoals het onderling afstemmen van een uitslag zodat iemand een ronde verder
komt in een toernooi of promoveert.
Bij niet-ambtelijke omkoping bestaat een lacune daar deze strafbaarstelling zich niet
lijkt uit te strekken tot sporters/officials die een amateurstatus hebben en tot situaties
waarin geen sprake is van een lasthebber-lastgever relatie. Het Openbaar Ministerie
onderzoekt in voorkomend geval ook of het strafrecht een rol kan spelen bij signalen
van niet transparante geldstromen rondom sportclubs.
Los van matchfixing zijn er ook strafrechtelijke bepalingen toepasbaar die situaties
rondom matchfixing strafbaar stellen. Indien matchfixing plaatsvindt in georganiseerd
verband dan is artikel 140 Wetboek van Strafrecht van toepassing. Daarnaast kunnen
zich feiten voordoen in de fase voordat een sporter wordt overgehaald om (blijvend)
mee te werken aan het fixen van wedstrijden, te denken valt dan aan afpersing, bedreiging,
vernieling en mishandeling.
Vraag 10
Zou een aparte strafbaarstelling of aanpassing van de wettekst wat u betreft deze
problemen kunnen oplossen?
Antwoord 10
Het Openbaar Ministerie heeft op verzoek van het Strategisch Beraad Matchfixing een
onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van een strafbaarstelling van matchfixing.
De uitkomsten van dit onderzoek worden momenteel door het Strategisch Beraad Matchfixing
van een advies voorzien. Uw Kamer wordt daarna geïnformeerd over het advies. Het onderzoek
is te vinden op de website van het Openbaar Ministerie en tevens als bijlage5 gevoegd bij deze brief.6
Vraag 11
Bent u bereid nader onderzoek te laten doen naar de vraag of bestaande wetsartikelen
in het Wetboek van Strafrecht voldoende zijn voor opsporingsinstanties om matchfixing
op te sporen en vervolgens of verruiming/specificering van strafbepalingen nodig is?
Zo ja, wanneer kunt u dit onderzoek hebben afgerond?
Antwoord 11
Zie het antwoord bij vraag 10.
Vraag 12
Welke wettelijke kaders heeft het tuchtrecht in de sport nog nodig om sneller en beter
gegevens uit te wisselen met zowel kansspelaanbieders als opsporingsinstanties, zodat
sportbonden effectiever kunnen optreden tegen matchfixing? In welke wet zou dit zijn
weerslag moeten vinden?
Antwoord 12
Er is niet zozeer gebrek aan juridische grondslag. Het gaat meer om vormgeving van
de samenwerking. Kansspelaanbieders melden verdachte gokpatronen (op event-niveau)
direct aan sportorganisaties. Zij melden daarnaast ongebruikelijke transacties in
de zin van de Wwft (op persoonsniveau) aan FIU-Nederland, waarbij de signalen via
een fast lane bij de politie terecht komen. De politie kan gegevens delen met de sportbonden
en/of ISR (voor de bij ISR aangesloten sportbonden) op grond van artikel 20 Wet politiegegevens
(Wpg). Het delen van deze informatie kan alleen indien er sprake is van een (zwaarwegend)
algemeen belang. Echter kan het opsporingsbelang eraan in de weg staan dat informatie
in een vroegtijdige fase gedeeld wordt. Het is om die reden belangrijk dat afspraken
worden vastgelegd in een samenwerkingsconvenant en een informatiedelingsconvenant.
De betrokken partijen zijn in een traject van herijking van de structuur rond de bestrijding
van matchfixing. In dit traject kan de scope, koers en strategie ten behoeve van de
samenwerkingsafspraken worden meegenomen. De sportbonden kunnen gegevens delen met
de opsporing op grond van artikel 6 AVG. De ervaring van het Openbaar Ministerie is
evenwel dat sportbonden vaak een geheimhoudingsplicht hebben ten opzichte van hun
leden, waardoor dit in de praktijk niet tot nauwelijks gebeurt.
Vraag 13
Zijn dergelijke wettelijke kaders wel van toepassing op andere gebieden waar tuchtrecht
van toepassing is, zoals de zorg of advocatuur?
Antwoord 13
Het tuchtrecht voor bijvoorbeeld artsen en advocaten betreft een vorm van wettelijk
tuchtrecht. Voor deze beroepsgroepen zijn de regels rondom tuchtrecht in de wet bepaald,
in de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) en respectievelijk
de Advocatenwet. Tuchtrecht voor de sport betreft een vorm van niet-wettelijk tuchtrecht,
oftewel verenigingstuchtrecht. Sportbonden zoals de KNVB en de KNHB hebben over de
inrichting van hun tuchtrecht in statuten en reglementen regels opgenomen. Een wettelijke
regeling is hierbij niet nodig. Vervolgens geldt voor onder andere artsen en advocaten
een wettelijke geheimhoudingsplicht (art. 88 Wet BIG en art. 11a Advocatenwet). Dat
beperkt het delen van informatie die onder die geheimhoudingsplicht valt.
Vraag 14
Bent u bereid om nader te onderzoeken op welke wijze gegevensuitwisseling tussen enerzijds
kansspelaanbieders en opsporingsinstanties en anderzijds sportbonden kunnen worden
verbeterd om snel matchfixing op te sporen, bijvoorbeeld door het aanpassen van wettelijke
kaders? Zo ja, wanneer kunt u dit onderzoek hebben afgerond en kunt u hierbij voorbeelden
van het tuchtrecht in de zorg of advocatuur betrekken?
Antwoord 14
Zie ook het antwoord bij vraag 12 en 13. Op dit moment zijn de betrokken partijen
in een traject van herijking van de structuur rond de bestrijding van matchfixing.
Gezamenlijk wordt bepaald welke stappen moeten worden gezet om de aanpak van matchfixing
te versterken en eventuele barrières die er in de praktijk zijn te verminderen.
Vraag 15
Bent u bereid in gesprek te treden met de autoriteiten en sportbonden in Engeland,
vaak aangehaald als best-practice, hoe zij matchfixing strafrechtelijk en tuchtrechtelijk
aanpakken en hierover verslag te doen richting de Kamer, zodat dit handvatten biedt
voor de Nederlandse situatie?
Antwoord 15
NOC*NSF is voornemens om een vergelijkend onderzoek te laten doen naar de aanpak van
matchfixing in andere landen en hoe Nederland daarvan kan leren. Wanneer hierover
meer bekend wordt, zal mijn collega van VWS de Kamer informeren.
Vraag 16
Waarom wordt de subsidie van het Ministerie van VWS of J&V aan sportbonden, om sporters
te wijzen op de gevaren van matchfixing, gestopt voor 2022? Hoe kunt u ervoor zorgen
dat ook kansspelaanbieders financieel bijdragen aan preventie door sportbonden?
Antwoord 16
Het betreft een tijdelijke projectsubsidie, die op het punt staat om afgerond te worden.
Het Ministerie van VWS is voornemens om ook vanaf 2022 in te zetten op voorlichting
die gericht is op sporters en scheidsrechters die actief zijn op hogere niveaus in
de nationale competities en toernooien. Het doel is het vergroten van bewustwording
en basiskennis bij een grotere groep sporters op het gebied van grensoverschrijdend
gedrag, waaronder matchfixing. De weerbaarheid van sporters wordt hiermee verhoogd.
Met betrekking tot financiële bijdragen van kansspelaanbieders aan de sport is de
regering bij gewijzigde motie van het lid Van Nispen c.s. verzocht te onderzoeken
op welke wijze de meeropbrengsten van onlinekansspelen ten goede komen aan de sport.7 In de Wet kansspelen op afstand is, door middel van het amendement-Van Wijngaarden/Mei
Li Vos8, in artikel VIII lid 2, opgenomen dat bij de wetsevaluatie drie jaar na inwerkingtreding
onder meer de meeropbrengst van de kansspelbelasting van de kansspelen op afstand
en de ontwikkeling van de afdrachten aan de sport moeten worden meegenomen. Deze informatie
zal bij de evaluatie inzichtelijk worden gemaakt. Daarnaast zullen de onderzoekers
worden gevraagd bij de evaluatie te onderzoeken op welke wijze de meeropbrengsten
van onlinekansspelen ten goede komen aan de sport9, meeropbrengsten die de sport mede kan inzetten voor preventie. Overigens is dezerzijds
in gesprekken met kansspelaanbieders gewezen op het belang van (financiële) steun
aan de integriteit van de sport.
Vraag 17
Kunt u deze vragen beantwoorden enkele weken alvorens het Wetgevingsoverleg Sport
op 15 november a.s. plaatsvindt?
Antwoord 17
Het Wetgevingsoverleg Sport is verplaatst naar 2 december a.s.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming -
Mede namens
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.