Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de gevolgen PFAS voor ontpoldering Hedwigepolder (Kamerstuk 30862-114)
30 862 Goedkeuring van het op 21 december 2005 te Middelburg tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Vlaams Gewest betreffende de uitvoering van de ontwikkelingsschets 2010 Schelde-estuarium (Trb. 2005, 310)
Nr. 115
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 24 november 2021
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat
En de staatsecretarissen van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Infrastructuur
en Waterstaat over de brief van 5 oktober 2021 over de gevolgen PFAS voor ontpoldering
Hedwigepolder (Kamerstuk 30 862, nr. 114).
De vragen en opmerkingen zijn op 7 oktober 2021 aan de Minister van Infrastructuur
en Waterstaat en de staatsecretarissen Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Infrastructuur
en Waterstaat voorgelegd. Bij brief van 16 november 2021 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
Adjunct-griffier van de commissie, Schuurkamp
Inleiding
Uw Kamer is 5 oktober jl. geïnformeerd over de gevolgen van de gemeten PFAS-concentraties in de Westerschelde voor de ontpoldering van de Hedwigepolder (Kamerstuk 30 862, nr. 114). Dit is aanleiding geweest voor de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
om op 7 oktober jl. via een schriftelijk overleg diverse vragen aan het kabinet over
te brengen. Hierbij bieden wij de antwoorden aan.
Voordat wij ingaan op de beantwoording van de individuele vragen is het belangrijk
om een onderscheid te maken tussen de gevolgen van de gevonden hoge PFAS-concentraties
voor de ontpoldering van de Hedwigepolder en de gevolgen voor voedselkwaliteit en
volksgezondheid. Hoewel de vragen zijn gesteld naar aanleiding van de bovengenoemde
brief over de Hedwigepolder, gaan de vragen ook specifiek in op voedselkwaliteit en
volksgezondheid. In de beantwoording is daar een onderscheid in gemaakt.
Zoals in bovengenoemde brief toegelicht, geven de resultaten van de metingen in zwevend
stof de beste indicatie wat op termijn de kwaliteit van de waterbodem wordt. Deze
zwevend stofdeeltjes zullen immers bezinken. Die metingen worden dan ook gehanteerd
bij het bepalen wat de verwachte kwaliteit van de waterbodem wordt. De PFAS-concentraties
in zwevend stof zijn hoger dan de concentraties die op dit moment op de bodem van
de Hedwigepolder bevinden, maar zijn niet dusdanig hoog dat deze in strijd zijn met
de zorgplichtbepaling uit de Waterwet. De metingen zijn u toegestuurd als bijlage
bij bovengenoemde brief.
Voor het bepalen van de effecten op voedselkwaliteit en volksgezondheid worden de
resultaten van andere metingen gehanteerd. Zo dienen de metingen van PFAS in biota
(vis, zeegroenten) als uitgangpunt om te bepalen wat de effecten zijn voor voedselkwaliteit
en voedselconsumptie. Voor de kwaliteit van het zwemwater moet naar metingen van PFAS
in water worden gekeken. Op deze metingen in biota en water, die hogere PFAS-concentraties
dan in zwevend stof laten zien, gaat het rapport van Rijkswaterstaat in.1 Er zijn zorgen over de kwaliteit van het water in de Westerschelde. Om te bepalen
in welke mate veilig vis, schaaldieren en zeegroenten kunnen worden gegeten, heeft
de provincie Zeeland het RIVM, Wageningen Marine Research (WMR) en Wageningen Food
Safety Research (WFSR) gevraagd onderzoek te doen en hier op korte termijn advies
over uit te brengen. Ook zal volgend jaar op een aantal zwemwaterlocaties in aanvulling
op de gebruikelijke monitoring PFAS worden geanalyseerd.
Evident is dat de belangrijkste maatregel om de concentraties omlaag te krijgen in
zowel water, biota als zwevend stof, het aanpakken van PFAS-emissies bij de bron is.
De PFAS-waarden in de Westerschelde laten een dalende trend zien. De verwachting is
dat wanneer de emissies in Vlaanderen beperkt worden deze waarden verder zullen afnemen.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen
Vraag 1.
De leden van de VVD-fractie vragen de Minister of zij kan garanderen dat de conclusies
die in de brief worden getrokken over het gehalte aan PFAS in de Hedwigepolder, ook
gelden voor andere PFAS en niet alleen PFOS.
Antwoord 1.
Die conclusie kan inderdaad worden getrokken voor de gemeten PFAS. De PFAS, die het
meest in het milieu kunnen voorkomen, worden gemeten. De in de bijlage bij de Kamerbrief2 gerapporteerde drie PFAS (PFOS, EtFOSAA en MeFOSAA) zijn de enige boven 1,0 μg/kg
(in zwevend stof). Alle andere gemeten PFAS-waarden zijn lager. EtFOSAA en MeFOSAA
liggen onder de waarden van PFOS. Er is daarmee geen sprake van uitschieters (waar
naar analogie van het Handelingskader PFAS op gemeten zou moeten worden).
Vraag 2.
De leden van de D66-fractie constateren dat de bovenmatig hoge aanwezigheid van PFAS,
specifieker PFOS (perfluoroctaansulfonaten), in de Westerschelde tot grote zorgen
leidt onder de bewoners van de provincie Zeeland. Deze leden begrijpen de zorgen en
vragen de Minister daarom om de concrete stappen te beschrijven die genomen zijn en
worden om de veiligheid en gezondheid van omwonenden te garanderen. De verhoogde PFAS-waarden
in de Westerschelde zijn een direct gevolg van gebrekkige controle door de Vlaamse
milieu-inspectie. Het Vlaamse tv-programma Pano beschrijft in de uitzending van 22 september
jl. zelfs dat inspecteurs naar eigen zeggen bedrijven niet objectief konden controleren
en dat «een harde aanpak» werd afgeraden. Daarnaast was ook de vergunningverlening
niet in orde. Het bedrijf 3M kreeg vergunningen verleend zonder dat voldoende onderzocht
was wat de gevolgen hiervan op het milieu en de gezondheid zouden zijn. Deze leden
vinden het schokkend om te vernemen dat het niet optreden van de Vlaamse overheid
tot gezondheidsrisico’s in Nederland leidt en vragen daarom of de Minister op de hoogte
was van de gebrekkige controles en vergunningverlening in Vlaanderen. Zo ja, wanneer
en hoe werd dit duidelijk voor de Minister? Welke acties zijn daarna ondernomen? Welke
stappen onderneemt de Minister om in de toekomst eerder en beter op de hoogte te zijn
van eventuele gebreken bij de milieu-inspectie en vergunningverlening in buurlanden?
Antwoord 2.
Vanwege de genoemde zorgen heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat op 7 oktober
jl. gesproken met Minister Zuhal Demir van Vlaanderen. In dat gesprek zijn afspraken
gemaakt over de aanpak van PFAS-emissies in Vlaanderen. Minister Demir heeft aangegeven
er alles aan te doen om de emissies zo snel als mogelijk terug te dringen. De Nederlandse
overheid en betrokken bedrijven gaan daarbij helpen door kennis en expertise in te
zetten. Aanvullend hierop is aan Rijkswaterstaat Zee en Delta gevraagd de bilaterale
betrekkingen vanuit de Internationale Scheldecommissie (ISC) aan te halen om de lokale
samenwerking te ondersteunen en informatie uit te wisselen.
Als benedenstrooms land is Nederland gebaat bij een bovenstroomse aanpak van microverontreinigingen.
Voor de Rijnlanden is een reductiepercentage van 30% voor microverontreinigingen vastgelegd
in het Programma Rijn 2040 (Kamerstuk 27 625, nr. 493).
Met Minister Demir is afgesproken dat beide landen zich gaan inzetten om voor het
Scheldegebied ook een reductiedoelstelling voor microverontreinigingen vast te stellen.
In de bijeenkomst van het ISC in december staat het onderwerp op de agenda met het
doel om daar afspraken te maken over de reductiedoelstelling en op welke termijn die
behaald moeten worden. Nederland zet in op het zo snel mogelijk bepalen van de reductiedoelstelling
en treedt in overleg met de delegaties van Frankrijk en België (Federaal België, Vlaams
Gewest, Wallonië, Brussels Hoofdstedelijk Gewest). Wat Nederland betreft moet de reductiedoelstelling
binnen twee jaar zijn afgesproken zijn.
De frequentie van het bilaterale overleg tussen Rijkswaterstaat en de Vlaamse Milieumaatschappij
is verhoogd. Er wordt actief samengewerkt aan diverse onderzoeken om monitoring, toestand
en bronnen van PFAS af te stemmen. De problemen die Nederland als gevolg van Vlaamse
emissiebeleid ondervindt, worden in dit overleg onder de aandacht gebracht.
Vraag 3.
De leden van de D66-fractie lezen in de brief «Gevolgen PFAS voor ontpoldering Hedwigepolder»
dat er voor het einde van 2022 geen water uit de Westerschelde de Hedwigepolder instroomt.
Ziet de Minister nog risico’s voor de volksgezondheid rondom PFAS wanneer de ontpoldering
van de Hedwigepolder wordt doorgezet? Zo ja, op welke manier worden de risico’s ingedamd
en is het dan mogelijk om zonder gezondheidsrisico’s verder te gaan?
Antwoord 3.
Zoals in de inleiding uitgelegd, moet een onderscheid worden gemaakt tussen de metingen
in zwevend stof die voor de ontpoldering van belang zijn en de metingen in water en
biota voor voedselkwaliteit en volksgezondheid. De ontpoldering van de Hedwigepolder
wordt uitgevoerd om te voldoen aan de EU-Habitatrichtlijn. De ondergelopen polder
krijgt derhalve een ecologische functie. Naar de eventuele risico’s voor het eten
van vis, schaaldieren en zeegroenten uit de Westerschelde doen het RIVM, WMR en WFSR
onderzoek. Dit staat echter los van de ontpoldering.
Vraag 4.
De leden van de D66-fractie vragen of de Minister van mening is dat aanvullend een
milieueffectrapportage (m.e.r.) opgesteld moet worden naar de ontpoldering? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 4.
Het Rijksinpassingsplan voor de Hertogin Hedwigepolder is in 2014 genomen door de
toenmalige Staatssecretaris van Economische Zaken (nu Minister van LNV) en de toenmalige
Minister van Infrastructuur en Milieu (nu IenW). Ten behoeve van dat plan (en de bijbehorende
vergunningen) is in 2013 een MER opgesteld. Op basis van de nu gemeten concentraties
PFAS in zwevend stof is er geen reden op dat besluit terug te komen en is er daarmee
ook geen reden om een aanvullend MER op te stellen.
Vraag 5.
De leden van de D66-fractie lezen dat de Minister stelt dat het aandeel PFAS over
de jaren geleidelijk zal dalen. Wat is de reden dat aangenomen wordt dat het zwevend
stof door de jaren heen geleidelijk zal neerdalen en dat hierdoor de concentraties
die uiteindelijk bezinken naar verwachting lager zijn dan de huidige gehaltes? Waar
zijn deze aannames op gebaseerd? Op welke manier is bij deze redenatie rekening gehouden
met het feit dat PFAS verschillend van aard zijn en dat sommige PFAS beter hechten
aan zwevend stof en sediment en ophopen in vis, waar andere PFAS beter oplossen in
water? Op welke manier worden de gehaltes aan PFAS in bodem en water de aankomende
jaren getraceerd? Welke zaken zijn tot op heden geconcludeerd in de Internationale
Scheldecommissie omtrent de illegale lozingen aan Belgische zijde? Welke stappen worden
daar nu ondernomen? Vindt de Minister dat de instroom van water eind 2022 kan doorgaan
wanneer tegen die tijd nog niet alle gevolgen daarvan duidelijk zijn?
Antwoord 5.
De verschillende metingen en waarvoor deze worden gebruikt, zijn in de inleiding uitgelegd.
Van de beschikbare metingen geven de metingen in zwevend stof de beste indicatie wat
op termijn de kwaliteit van de waterbodem wordt. Het achterblijven van slib na een
overstroming of als gevolg van hoog water is een gevolg van de natuurlijke dynamiek
in een rivierenlandschap. Het zwevend stof in het oppervlaktewater zal deels achterblijven.
Zodoende zijn de te verwachten concentraties PFAS in het zwevend stof een indicator
voor de te verwachten concentraties in het achterblijvende slib. De verwachting is
dat wanneer de emissies in Vlaanderen beperkt worden, de gehalten van de verschillende
PFAS-verbindingen in de Westerschelde, zowel in het water als in het zwevend stof,
zullen afnemen. Rijkswaterstaat meet sinds 2008 31 PFAS-verbindingen in het water,
het zwevend stof en in biota (met name vis). Uiteraard worden al deze metingen voortgezet
op basis van de reguliere monitoringsprogramma’s die in de context van de KRW zijn
ingericht.
In de Internationale Schelde Commissie (ISC) vindt op verzoek van Nederland sinds
het najaar van 2019 kennisuitwisseling plaats op expertniveau over de monitoring en
analyse van PFAS in het stroomgebied van de Schelde. Op basis van de verkregen resultaten
heeft Nederland de bovenstroomse delegaties dringend verzocht om hun monitoringsfrequenties
te verhogen en meer soorten PFAS te monitoren. In de zomer van 2021 heeft de Vlaamse
delegatie een mededeling gedaan over de situatie rondom 3M. Er wordt in de ISC niet
afgestemd op het niveau van individuele lozingen. Dat gebeurt in de bilaterale contacten.
Rijkswaterstaat en de Vlaamse Milieumaatschappij hebben hun contacten geïntensiveerd
en bespreken grensoverschrijdende effecten van vergunningen, zie hiervoor ook het
antwoord op vraag 2.
Op basis van de gemeten PFAS-concentraties in zwevend stof en de dalende trend, is
er geen reden om van de planning van de ontpoldering af te wijken.
Vraag 6.
De leden van de D66-fractie hebben tevens vernomen dat het RIVM adviseert om geen
zelf gevangen vis uit de Schelde te eten. Is dat correct? Zijn er ook andere rivieren
waarvoor dit advies geldt?
Antwoord 6.
Het RIVM heeft geen specifiek advies gegeven over de consumptie van zelfgevangen vis
uit de Westerschelde. Het RIVM en het Voedingscentrum adviseren om niet vaak zelfgevangen
zoetwatervis uit Nederlandse wateren te eten3. Dat geldt voor alle rivieren in Nederland. De Provincie Zeeland geeft echter aan
dat in de Westerschelde voornamelijk zeevis gevangen wordt. Voor zelfgevangen zeevis
hebben het RIVM en het Voedingscentrum momenteel geen specifiek advies opgesteld.
Op dit moment onderzoekt het RIVM in welke mate veilig vis, schaaldieren en zeegroenten
uit de Westerschelde kunnen worden gegeten.
Vraag 7.
De leden van de CDA-fractie wijzen erop dat uit een onderzoek van de Universiteit
Utrecht, in opdracht van Rijkswaterstaat, bleek dat in sommige delen van de Westerschelde
de waarden aan PFAS 25 keer hoger zijn dan in de rest van de Nederlandse wateren.
Deze leden vragen de Minister hoe hoog de waarden aan PFAS in de Westerschelde exact
zijn en hoe dit aantal zich verhoudt tot de maximaal toegestane waarden. Kan de Minister
beschrijven hoe de waarden aan PFAS gemonitord blijven?
Antwoord 7.
In de recente rapportage van Rijkswaterstaat zijn voor dertien van de meest voorkomende
van de gemeten 31 PFAS de jaargemiddelde concentraties voor locaties in de verschillende
stroomgebieden opgenomen. Inderdaad zijn over het algemeen de waarden voor de meeste
gemeten PFAS in de Westerschelde hoger dan in andere Nederlandse wateren. In het rapport
wordt voor het jaar 2020 een vergelijking gemaakt.
Alleen voor PFOS is een maximaal toegestane waarde voor oppervlaktewater vastgesteld
(0,65 ng/l voor landoppervlaktewateren en 0,13 ng/l voor andere oppervlaktewateren).
Dit betreft een waterkwaliteitsnorm die in 2027 dient te worden gehaald. Voor overige
PFAS kan er dus geen vergelijking met maximale waarden gemaakt worden.
Voor PFOS varieert de jaargemiddelde concentratie in de Westerschelde voor alle locaties
tussen de 0,86 en 18 ng/l. Voor twee locaties in de Schelde variëren deze van 11 en
18 ng/l4. Zoals in het antwoord op vraag 5 al aangeven worden sinds 2008 verschillende PFAS-verbindingen
gemeten in de waterfase, het zwevend stof en in biota en worden deze metingen ook
voortgezet.
Vraag 8.
De leden van de CDA-fractie constateren dat hoge concentraties aan PFAS, in grootte
en hoeveelheid, schadelijk kunnen zijn voor de volksgezondheid. Deze leden vragen
de Minister of en in welke mate de hoge concentraties aan PFAS in het Westerscheldegebied
van invloed zijn op de volksgezondheid van de Zeeuwen. En wat betekent de ernstige
vervuiling met PFAS voor de voedselveiligheid in het Westerscheldegebied? Kan men
nog veilig vis eten en zeegroenten snijden uit de Westerschelde? De leden van de CDA-fractie
vragen de Minister hoe het komt dat het RIVM geen waarschuwing afgeeft voor het eten
van vis of zeegroenten uit de Westerschelde, terwijl de Belgische autoriteiten wel
een waarschuwing hebben afgegeven.
Antwoord 8.
Op dit moment heeft Nederland geen specifiek advies voor het eten van vis of zeegroenten
uit de Westerschelde. Overigens hebben de Belgische autoriteiten ten aanzien van zelfgevangen
vis een soortgelijk advies afgegeven als het RIVM in Nederland5. Het RIVM is op dit moment bezig met onderzoek en kan pas na afronding daarover eventueel
adviseren. De huidige blootstelling van mensen aan PFAS in Nederland wordt hoger ingeschat
dan de door Europese voedselveiligheidsautoriteit (EFSA) opgestelde gezondheidskundige
grenswaarde. Deze Europese waarde is gebaseerd op levenslange blootstelling. Bij een
tijdelijke overschrijding van deze waarde is er geen sprake van een acuut gezondheidsrisico.
In de brief aan uw Kamer van 4 juni jl. over de vermindering van de blootstelling
aan PFAS naar aanleiding van de EFSA-opinie (Kamerstukken 28 089 en 26 991, nr. 190) wordt de aanpak van de blootstelling aan PFAS via voedingsmiddelen, voedselcontactmaterialen
en vermindering van PFAS in het milieu geschetst. Kennis over de gehalten aan PFAS
in voedingsmiddelen is hierbij noodzakelijk. Daarom wordt nu ingezet op onderzoek
hiernaar, omdat er op dit moment een gebrek is aan actuele gegevens hieromtrent. Dit
geldt ook voor vis, schelpdieren en zeegroenten uit onder andere de Westerschelde.
Naar dat laatste doen het RIVM, WMR en WFSR op dit moment onderzoek, zoals ook in
de inleiding aangegeven.
Vraag 9.
Tevens vragen de leden van de CDA-fractie of men nog veilig kan zwemmen in de Westerschelde.
Antwoord 9.
De Europese Zwemwaterrichtlijn verplicht landen om de kwaliteit van zwemwater te monitoren
op basis van een vast aantal biologische parameters. Hier valt PFAS niet onder. Er
zijn daarom geen gegevens beschikbaar over de aanwezigheid van PFAS op zwemwaterlocaties
in de Westerschelde. De GGD Zeeland heeft het RIVM gevraagd om te onderzoeken welke
conclusies zij kan trekken op basis van de monitoringsgegevens op de locatie Terneuzen
Goese Kade. Dit betreft overigens geen zwemwaterlocatie. Het RIVM concludeert dat
er geen gezondheidsnadelige effecten van PFAS te zijn verwachten, indien op deze locatie
gezwommen zou worden. Dat is mede gebaseerd op RIVM-onderzoek naar de mate waarin
zwemmers worden blootgesteld aan PFAS in de regio Helmond. Daar is geconcludeerd dat
met de huidige concentraties aan PFAS in het oppervlaktewater de relatieve bijdrage
van zwemwater zeer gering is. Op basis hiervan is er geen reden om acuut maatregelen
te nemen of zwemmen op plaatsen die wel gelden als officiële zwemwaterlocatie af te
raden. In 2022 zal Rijkswaterstaat op een aantal zwemwaterlocaties in aanvulling op
de gebruikelijke monitoring PFAS analyseren zodat met nog meer zekerheid een uitspraak
kan worden gedaan.
Vraag 10.
De leden van de CDA-fractie vragen wat de langetermijngevolgen zijn van de vervuiling
met PFAS en wat deze vervuiling voor invloed heeft op de kwaliteit van de baggerspecie
in de Westerschelde.
Antwoord 10.
Metingen van concentraties PFAS in oppervlaktewater, zwevend stof en biota worden
voortgezet in de context van de reguliere monitoringsprogramma’s.
In de eerder genoemde rapportage is geconcludeerd dat vanwege het Europese verbod
op de toepassing van PFOS en PFOA de concentraties in de grote rivieren zijn afgenomen
en gestabiliseerd. Het verder reduceren van lozingen en op langere termijn mogelijk
een totaalverbod betekent dat er geen toename van de waargenomen concentraties zal
plaatsvinden. Of dit dan ook daadwerkelijk zo is, kan op basis van de metingen die
blijven plaatsvinden beoordeeld worden.
Vraag 11.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of en hoe vaak zij inmiddels contact
heeft gehad met de Vlaamse Minister Demir over deze kwestie en wat dit contact concreet
heeft opgeleverd. Welke stappen worden er door de Vlaamse overheid gezet om exact
in kaart te brengen wat er is gebeurd en hoe de vervuiling met PFAS in de toekomst
wordt voorkomen. De Vlaamse Milieumaatschappij heeft een inventarisatie gemaakt van
alle vergunde PFAS-emissies. Daar is geconcludeerd dat gedurende langere periode perfluorobutaansulfonamide
(FBSA) en PFOS is geloosd door één bedrijf zonder dat daarvoor een vergunning is afgegeven.
Heeft de Vlaamse Minister Demir de Minister gegarandeerd dat er niet meer bedrijven
zijn die op grote schaal PFAS in de Westerschelde lozen? Heeft de Minister haar collega
gevraagd de Belgische normen voor PFAS-emissies te verhogen en het toezicht en de
handhaving op deze normen te intensiveren?
Antwoord 11.
Zie hiervoor het antwoord op vraag 2.
Vraag 12.
De leden van de CDA-fractie vragen tevens welke rol de Minister ziet weggelegd voor
de Vlaams-Nederlandse Scheldecommissie in dit vraagstuk. Deelt de Minister de mening
dat dit gremium de vervuiling met PFAS hoog op de agenda moet zetten en actief moet
gaan communiceren over de stand van zaken betreffende deze zaak.
Antwoord 12.
De grensoverschrijdende samenwerking aan de verbetering van de waterkwaliteit in het
stroomgebied van de Schelde is belegd in de Internationale Scheldecommissie (ISC)
en niet in de Vlaams-Nederlandse Scheldecommissie. De PFAS-vervuiling staat inmiddels
hoog op de agenda van de ISC. De reguliere afstemming tussen Rijkswaterstaat en de
Vlaamse Milieumaatschappij is geïntensiveerd. Zie hiervoor ook het antwoord op vraag
5.
Vraag 13.
De leden van de CDA-fractie vragen tot slot welke gevolgen deze ernstige vervuiling
heeft voor het op diepte houden van de vaargeul ten behoeve van de haven van Antwerpen
en of de vervuiling met PFAS gevolgen heeft voor het inlaten van water in de Hedwigepolder
en in Waterdunen. Zijn er plannen om het slib vanuit de hierboven genoemde vaargeul
te hergebruiken op Nederlands grondgebied?
Antwoord 13.
Het op diepte houden van de vaargeulen zal zonder meer blijven plaatsvinden. De baggerspecie
die vrijkomt bij het op diepte houden van de vaargeulen, de zogenaamde vaargeulonderhoudsbagger,
wordt niet gebruikt op land. Deze vaargeulonderhoudsbagger is afkomstig van drempels
in de vaargeul en is zandig materiaal (geen slib) waarin PFAS-concentraties onder
de detectielimiet liggen. Dit materiaal wordt verspreid in nabijgelegen verspreidingsvakken.
Zoals in de brief van 5 oktober (Kamerstuk 30 862, nr. 114) aangegeven, is er op basis van de gemeten PFAS-concentraties in zwevend stof en
de dalende trend geen reden om van de planning van de ontpoldering van de Hedwigepolder
af te wijken. Bij het natuurontwikkelingsproject Waterdunen is inmiddels al zout water
binnengelaten.
Vraag 14.
De leden van de SP-fractie merken op dat omwonenden zich grote zorgen maken over vervuiling
met PFAS in het Westerscheldegebied en de Hedwigepolder. Waar kunnen deze mensen terecht
met hun zorgen en vragen? Wat betekent volgens de Minister de recent ontstane situatie
tussen de provincie Zeeland en Vlaanderen over de grote lozingen van PFAS door het
bedrijf 3M voor de ontpoldering van de Hedwigepolder?
Antwoord 14.
De provincie Zeeland heeft een website geopend waarop informatie over PFAS is te vinden,
specifiek de lokale onderzoeken en conclusies6. Het RIVM7 en de rijksoverheid8 hebben landelijke informatiepagina’s over gezondheids- en milieurisico’s. Alle drie
de websites geven aan dat mensen voor vragen zich tot de lokale GGD kunnen wenden.
Ook Rijkswaterstaat heeft een algemene informatielijn waar mensen met vragen terecht
kunnen9. De gevolgen voor de ontpoldering van de Hedwigepolder zijn op 5 oktober per brief
aan uw Kamer toegelicht.
Vraag 15.
De leden van de SP-fractie vragen of de Minister al een aantal scenario’s kan bedenken
wanneer uit het onderzoek naar de gezondheid van 800 buurtbewoners rondom 3M blijkt
dat de gevolgen van de lozingen met PFAS groot zijn voor mens en dier? Zo ja, welke?
Antwoord 15.
De Ministeries van IenW en VWS hebben het voornemen om rond het eind van het jaar
een meerjarig onderzoekstraject te presenteren als opvolging van de EFSA-opinie over
PFAS. Onderdeel hiervan is de uitwerking van het advies van het RIVM om met een scenariostudie
inzicht te geven in handelingsperspectieven om de blootstelling aan PFAS verder te
verminderen. In de betreffende scenario’s worden zowel landelijke als regionale handelingsperspectieven
meegenomen.
Vraag 16.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen hoe het kan dat de lozingen van
grote concentraties PFAS in de Westerschelde niet eerder zijn ontdekt, aangezien er
veel wordt gebaggerd in de Westerschelde en er veel PFAS zit in (het slib van) de
Westerschelde, onder andere vanwege de PFAS-lozingen door 3M. Waar is het slib gebleven
dat al die tijd uit de Westerschelde is verwijderd?
Antwoord 16.
Er wordt ten behoeve van het op diepte houden van de vaargeul in Westerschelde door
het Vlaams gewest gebaggerd. De vrijgekomen vaargeulonderhoudsbagger is afkomstig
van drempels in de vaargeul en is zandig materiaal (geen slib) waarin PFAS-concentraties
onder de detectielimiet liggen, en wordt verspreid in nabijgelegen verspreidingszones.
Op basis van de onderhoudsbagger uit de vaargeul zijn er dan ook geen eerdere aanwijzingen
voor hoge PFAS-concentraties. Alle gebaggerde specie blijft in de Westerschelde.
Vraag 17.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vernamen dat de Minister op 7 oktober
2021 een gesprek heeft (gehad) met de Vlaamse Minister van Omgeving over de vervuiling
met PFAS in de Westerschelde. Wat kan de Minister zeggen over de uitkomsten van dit
gesprek? Is het gelukt om de Vlaamse Minister te overtuigen van het belang om te stoppen
met PFAS-lozingen in de Schelde door het bedrijf 3M? Hoelang wist de Vlaamse overheid
al van deze verontreiniging? Wanneer en hoe is deze informatie met Nederland gedeeld?
Zijn er concrete afspraken gemaakt over hoe dergelijke situaties in de toekomst worden
voorkomen? En zijn er afspraken gemaakt over welke maatregelen er moeten worden genomen
tegen de vervuiling met PFAS in de Schelde en Westerschelde? Welke lessen heeft de
Minister getrokken uit dit PFAS-schandaal en welke gevolgen heeft dit gehad voor het
Nederlandse beleid?
Antwoord 17.
Minister Demir heeft Nederland verzekerd dat de aanpak van PFAS-emissies een hoge
prioriteit heeft. Eind oktober heeft de Vlaamse overheid dat ook getoond door het
productieproces van 3M waarbij PFAS bij geëmitteerd kunnen worden stil te leggen.
De Vlaamse overheid heeft inmiddels een onderzoekscommissie PFAS-PFOS ingesteld waarin
onder andere gekeken wordt naar het handelen van zowel 3M als de Vlaamse overheid10. Voor het Nederlandse beleid hebben de emissies in Vlaanderen geen gevolgen. Wel
worden PFAS-concentraties in de Westerschelde gemonitord en zijn met de Vlaamse overheid
afspraken gemaakt, zie hiervoor het antwoord op vraag 2.
Vraag 18.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen in de stukken dat de beste indicatie
voor de op termijn te verwachten PFAS-waarden op de waterbodem van de voormalige Hedwigepolder
het zwevend stof is dat hier uiteindelijk zal bezinken en dat uit metingen blijkt
dat de concentraties PFOS in het zwevend stof aanzienlijk lager zijn dan de concentraties
in het water, waaruit blijkt dat PFOS zich minder hecht aan de zwevende stofdeeltjes.
Deze leden lezen dat er metingen worden gedaan en dat de ontwikkelingen van de concentraties
aan PFAS nauwlettend in de gaten worden gehouden. Maar tegelijkertijd willen deze
leden erop wijzen dat hoewel de metingen in het zwevend stof lager liggen dan het
herverontreinigingsniveau, er alsnog gestreefd moet worden naar helemaal geen vervuiling
met PFAS, gezien de schadelijkheid van PFAS voor mens en milieu.
Antwoord 18.
Dit is correct. Daarom heeft de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
in Europees verband met vier andere lidstaten het initiatief genomen om te komen tot
een algeheel verbod van PFAS. Tot die tijd wordt ernaar gestreefd om zoveel mogelijk
te voorkomen dat PFAS in het milieu en de voedselketen terecht komen, onder andere
door verbod op PFAS in voedselcontactmaterialen begin 2022.
Vraag 19.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat de overheid nu aan burgers
adviseert om niet te vaak zelf gevangen zoetwatervis, zoals baars, paling en forel,
uit Nederlandse wateren te eten. Kan de Minister aangeven wat het verschil is tussen
zelf gevangen vis en vis gevangen door vissers uit dezelfde gebieden? Vindt de Minister
het verantwoordelijk om vis, schelpdieren en zeegroenten uit de Westerschelde te eten?
Zo ja, waarom wel en geldt dit voor iedereen? Indien de Minister het consumeren nog
wel verantwoordelijk vindt, in welk jaar kan er naar verwachting geen vis, schelpdieren
of zeegroenten meer gegeten worden uit de Westerschelde wanneer de vervuiling met
PFAS niet wordt gestopt, aangezien PFAS zich ophoopt in het milieu? Deze leden vragen
de Minister om het antwoord op deze vraag uit te splitsen naar vis, schelpdieren en
zeegroenten.
Antwoord 19.
Zelf gevangen vis is niet commercieel vermarkte vis, terwijl vis gevangen door vissers
dat wel is. Daardoor is de tweede groep verplicht te voldoen aan (nationale en internationale)
regelgeving, zoals op het gebied van etikettering (Verordening (EU) nr.1169/2011)
en contaminanten (Verordening (EU) nr.1881/2006). PFAS zijn contaminanten, waarvoor
Maximum Limieten worden vastgesteld. Wat betreft het eten uit de Westerschelde, hiervoor
doen het RIVM, WMR en WFSR op dit moment onderzoek, zie het antwoord op vraag 8. Momenteel
vindt er onderzoek plaats om meer inzicht te krijgen in PFAS in de Westerschelde.
Totdat dit onderzoek is afgerond kan hier nog niets over worden gezegd.
Vraag 20.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen of naast PFOS ook de concentraties
van andere PFAS die zich in het Westerscheldewater bevinden in kaart zijn gebracht
en nauwlettend in de gaten worden gehouden. Heeft de Minister daarnaast een volledig
beeld van alle andere vervuilende stoffen die zich in het water bevinden? Zo ja, kan
de Minister aangeven welke andere vervuilende stoffen die schadelijk zijn voor mensen
en dieren er momenteel aanwezig zijn en in welke concentraties? Is het consumeren
van vis, schelpdieren en zeegroenten uit de Westerschelde dan nog wel verantwoord?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 20.
Rijkswaterstaat verricht de verplichte KRW-monitoring. Nederland is verplicht om de
stoffen die zijn opgenomen in de KRW-Prioritaire stoffenlijst te monitoren en te rapporteren.
Van de PFAS-stoffengroep staat hier PFOS op. Daarbovenop doet Rijkswaterstaat projectmatig
metingen als er aanwijzingen zijn van stoffen (zoals ZZS/PFAS). Zo worden allerlei
(persistente) stoffen als PFAS al sinds 2008 gemonitord. Als daartoe aanleiding bestaat,
wordt het onderzoek geïntensiveerd, zoals ook het geval was met PFAS. In de context
van de KRW is een protocol opgesteld over de wijze waarop in oppervlaktewater gemonsterd
en gemeten wordt. Het gaat daarbij om reguliere monitoring en metingen van in oppervlaktewater
en biota. De wijze waarop in Nederland invulling wordt gegeven aan de monitoring,
het bepalen welke stoffen er gemeten worden en de wijze waarop (o.a. frequentie, locaties)
is terug te vinden op de website van Rijkswaterstaat11. Alle meetresultaten zijn terug te vinden op de website van Rijkswaterstaat12. Een vergelijking met doelstellingen wordt vervolgens opgenomen in de stroomgebiedbeheerplannen
die worden opgesteld om te rapporten aan de Europese Commissie. Momenteel zijn er
ontwerpstroomgebiedbeheerplannen beschikbaar13. Wat betreft het eten uit de Westerschelde, zie het antwoord op vraag 8.
Vraag 21.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn voorstander van de ontpoldering
van de Hedwigepolder, omdat hiermee land wordt teruggegeven aan de natuur ter compensatie
van het verdiepen van de Westerschelde. Deze leden zijn echter bezorgd dat er bij
de ontpoldering van de Hedwigepolder water of zwevend stof vervuild met PFAS de polder
instroomt, waardoor de situatie ontstaat dat een schoon gebied willens en wetens wordt
vervuild. Deelt de Minister de analyse dat het beter is om te voorkomen dat er PFAS
in de Hedwigepolder terechtkomt, hoe weinig ook? Welke mogelijkheden ziet de Minister
om ervoor te zorgen dat er enkel schoon water de polder instroomt?
Antwoord 21.
Het water dat de Hedwigepolder zal instromen, heeft dezelfde kwaliteit als het water
van de Westerschelde. Het is daarom van belang te voorkomen dat het water met PFAS
verder verontreinigd raakt en inspanningen te leveren om de huidige verontreinigingsgraad
verder te verlagen. Voor de ontpoldering moet worden gekeken naar de PFAS-concentraties
in zwevend stof, zoals ook in de inleiding toegelicht. Deze concentratie is lager
dan de metingen in het water en valt binnen de invulling van de zorgplicht van de
Waterwet. Op het moment van ontpolderen moet de Hedwigepolder als waterbodem worden
gezien en niet als landbouwgrond. Voor zowel de kwaliteit van het water als het zwevend
stof is het goed dat de Vlaamse overheid heeft aangekondigd emissies strenger te vergunnen
en te handhaven. Voor de langere termijn heeft de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat in Europees verband met vier andere lidstaten het initiatief genomen
om te komen tot een algeheel verbod van PFAS.
Vraag 22.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn een voorstander van een nationaal
totaalverbod op PFAS. In de stukken lezen deze leden dat de metingen in water en zwevend
stof een dalende trend laten zien, doordat het gebruik van PFOS sinds 2011 geheel
is verboden en het gebruik van perfluoroctaanzuur (PFOA) sinds 2020. Deze leden vragen
of ook de concentraties GenX een dalende trend vertonen, aangezien GenX sinds juni
2019 als zeer zorgwekkende stof wordt aangemerkt, waardoor bedrijven de uitstoot van
deze stoffen moeten voorkomen. Kan de Minister aangeven hoelang het duurt voor PFAS
in het milieu worden afgebroken? Hoeveel generaties zal het duren voordat PFAS uit
het milieu zijn verdwenen vanaf het moment dat er een totaalverbod op PFAS wordt ingesteld?
Antwoord 22.
In de eerdergenoemde rapportage van Rijkswaterstaat is geconcludeerd dat ook voor
GenX geldt dat de concentraties gedaald zijn. De terugdringing van de emissies van
GenX door Chemours rond 2018 heeft zich vertaald in een verlaging van de gemeten concentraties
nabij dit bedrijf. PFAS-verbindingen zijn zeer persistent; ze breken niet of nauwelijks
af in het milieu. Daarom is het belangrijk om te voorkomen dat deze stoffen in het
milieu terecht komen.
Vraag 23.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen of de Minister in het licht van
de dalende trend in de metingen vanwege de verboden op PFOS en PFOA nog eens kan reflecteren
op de mogelijkheid een nationaal totaalverbod op PFAS in te stellen. De restricties
die volgen uit het Europees verbod op niet-essentiële toepassingen van PFAS worden
namelijk pas van toepassing in 2025, waardoor de noodzaak van een nationaal verbod
blijft staan.
Antwoord 23.
Het op de markt brengen van stoffen is via een Europese verordening (REACH) geregeld.
Op 15 juli van dit jaar is het restrictieproces formeel van start gegaan. Naar verwachting
kan de restrictie in 2025 in werking treden. Een Europese aanpak is veel doeltreffender,
omdat verboden onder deze verordening gelijktijdig in alle lidstaten van toepassing
worden. Dit is niet alleen effectiever, maar ook beter handhaafbaar. Daarbij zou een
nationaal verbod geen invloed hebben op de PFAS die via lucht en water ons land binnenkomt,
zoals bij de emissies van 3M. Daarnaast moet ook een nationaal verbod goed worden
onderbouwd en moet ook een nationaal verbod een redelijke overgangstermijn kennen.
De tijdwinst zou daarmee beperkt zijn, terwijl de inzet die voor zo’n een nationaal
verbod nodig zou zijn, ten koste zou gaan van de inzet op een Europese restrictie.
Werken aan een nationaal verbod is daarmee geen effectieve manier om van PFAS af te
komen. Wel is het zo dat bedrijven niet hoeven te wachten tot een verbod in werking
treedt, maar ook nu al op zoek kunnen gaan naar alternatieven voor hun toepassingen
van PFAS.
Vraag 24.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben daarnaast vernomen dat de provincie
Zeeland bij tien bedrijven het afvalwater laat controleren op illegale lozingen van
PFAS. Wat was hiervan de uitkomst en gaat de Minister ervoor zorgen dat alle Nederlandse
lozingsvergunningen waar PFAS aan de orde is tegen het licht worden gehouden?
Antwoord 24.
Bij tien Zeeuwse instellingen (zes bedrijven en vier stortplaatsen) heeft de Provincie
een indicatief onderzoek laten uitvoeren naar het voorkomen van PFAS in het afvalwater.
Uit deze resultaten is bij de onderzochte stortplaatsen en enkele bedrijven PFAS aangetoond
in het afvalwater. De gevonden concentraties lijken relatief laag en zeker niet in
gehalten als bij de bedrijven, zoals 3M die PFAS produceren. Of een lozing illegaal
is, hangt af van de betreffende vergunning en is niet in generieke zin te zeggen.
Op 12 oktober (Handelingen II 2021/22, nr. 10, item 14) heeft uw Kamer een motie14 van het lid Bouchallikh (GroenLinks) aangenomen die oproept om zo snel mogelijk alle
directe én indirecte lozingen van PFAS op oppervlaktewater te identificeren en te
minimaliseren via vergunningverlening en verplichte toepassing van best beschikbare
technieken. De Minister van Infrastructuur en Waterstaat zal in samenwerking met de
Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat deze motie uitvoeren.
Vraag 25.
De leden van de ChristenUnie-fractie zien dat metingen naar de concentraties met PFAS
tot het eerste Westerscheldewater in de Hedwigepolder regulier worden uitgevoerd.
Deze leden vragen de Minister nadrukkelijk de vinger aan de pols te houden ten aanzien
van concentraties met PFAS in de Westerschelde. Daarnaast vragen deze leden zich af
wat «reguliere» metingen inhouden. Met andere woorden: hoe vaak vinden de metingen
in zwevend stof en in water plaats?
Antwoord 25.
Zie hiervoor het antwoord op vraag 20.
Vraag 26.
De leden van de SGP-fractie constateren op basis van de verschillende rapporten en
meetgegevens dat voor enkele PFAS, onder andere PFOS, de daling van de concentratie
is gestabiliseerd. Deelt de Minister deze constatering? Hoe kan worden gegarandeerd
dat de aanwezigheid van onder meer PFOS verder afneemt?
Antwoord 26.
Deze constatering is correct. Deze conclusie is ook opgenomen in het eerdergenoemde
rapport. De meest effectieve manier om de aanwezigheid van PFAS in de leefomgeving
te beperken, is het gebruik ervan op Europees niveau te verbieden. De Staatssecretaris
van Infrastructuur en Waterstaat heeft daarom in Europees verband met vier andere
lidstaten het initiatief genomen om te komen tot een algeheel verbod van PFAS met
uitzondering van essentiële toepassingen. Vlaanderen steunt dit initiatief. Hiernaast
is het belangrijk om in de tussenliggende periode emissies middels bronaanpak zoveel
mogelijk te beperken door strikt te reguleren en streng te handhaven.
Vraag 27.
De leden van de SGP-fractie vragen of het mogelijk is meer inzicht te geven dan wel
te krijgen in de aanwezigheid van PFAS in baggerslib en sediment in de Westerschelde.
In hoeverre is en wordt hier onderzoek naar gedaan, zo vragen deze leden.
Antwoord 27.
Deltares heeft onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van PFAS in baggerspecie
uit havens, onder meer naar havens in het Westerscheldegebied. Dit rapport zal bij
de publicatie van het handelingskader PFAS, naar verwachting in december, openbaar
worden.
Vraag 28.
De leden van de SGP-fractie constateren dat er verschillende datasets en rapporten
beschikbaar zijn over de aanwezigheid van PFAS in het Westerscheldegebied (sediment,
zwevende stof, water, biota). Wordt werk gemaakt van een integrale analyse van deze
data, zodat meer inzicht verkregen kan worden in de wijze waarop PFAS zich verspreidt
in het Westerscheldegebied, zo vragen deze leden.
Antwoord 28.
Het meest recente rapport over de ontwikkeling van PFAS-gehalten in oppervlaktewater
is een compilatie van metingen, waaronder in Westerschelde, van de laatste jaren.
Daarnaast zijn er ontwerp-stroomgebiedsbeheerplannen beschikbaar waarin gemeten concentraties
met kwaliteitsdoelstellingen voor PFOS zijn vergeleken. In beide plannen staat aangegeven
dat de Westerschelde in vergelijking met de KRW-kwaliteitsnorm hoge PFOS-concentraties
laat zien.
Vraag 29.
De leden van de SGP-fractie worden graag geïnformeerd over de stand van zaken met
betrekking tot het bestuurlijk overleg met Vlaanderen over de PFAS-kwestie. In het
verlengde hiervan: is de veronderstelling juist dat 3M tot 1 juli 2022 per dag net
zoveel PFAS in de Schelde mag lozen als Chemours bij Dordrecht in twee jaar in de
Merwede? Gaat dit vergaand teruggeschroefd worden?
Antwoord 29.
Het antwoord op vraag 2 gaat in op de uitkomsten van het gesprek tussen de Minister
van Infrastructuur en Waterstaat en Minister Demir van Vlaanderen. Minister Demir
heeft tijdens dat gesprek verzekerd dat de vergunning van 3M sneller zal worden aangescherpt
dan 1 juli 2022. Dat heeft de Vlaamse overheid inderdaad eind oktober gedaan door
het productieproces waarbij PFAS geëmitteerd kunnen worden stil te leggen. 3M heeft
hiertegen beroep aangetekend. Dit beroep is door de Belgische Raad van State verworpen.
Voor de langere termijn is de verwachting dat de emissie net als bij Chemours is Dordrecht
fors naar beneden kan door het toepassen van extra zuiveringstechnieken.
Vraag 30.
De leden van de SGP-fractie horen graag of de Minister in beeld heeft welke bedrijven
in Nederland en Vlaanderen naast 3M ook een significante bijdrage leveren aan de hoge
concentraties aan PFAS in de Westerschelde respectievelijk het kanaal van Gent naar
Terneuzen. Welke stappen worden ondernomen om dit zo compleet mogelijk in beeld te
krijgen?
Antwoord 30.
Er zijn in Nederland geen bedrijven die een significante bijdrage leveren aan de concentraties
PFAS in de Westerschelde. Voor het inventariseren van emissies naar het kanaal van
Gent naar Terneuzen wordt een bronnenonderzoek uitgevoerd door Rijkswaterstaat in
samenwerking met de Vlaamse Milieumaatschappij. Eventuele PFAS-emissies zijn onderdeel
van dit onderzoek. De verwachting is dat het onderzoek in de eerste helft van 2022
zal worden afgerond.
Vraag 31.
De leden van de SGP-fractie constateren dat in 2014 naar aanleiding van het onderzoek
«Perfluoralkylzuren in Nederlands oppervlaktewater 2008–2012» al door Rijkswaterstaat
is aangegeven dat in de Westerschelde bij Schaar van Ouden Doel de hoogste concentraties
aan PFAS in het Nederlandse oppervlaktewater werden aangetroffen en dat aannemelijk
was dat de bron hoogstwaarschijnlijk in België lag, dat gezondheidsnormen werden overschreden
en dat de hoge concentraties aan PFAS een probleem vormden voor het halen van de doelen
van de Kaderrichtlijn Water. Deze leden horen graag welke acties hierop zijn ondernomen.
Antwoord 31.
Rijkswaterstaat verricht de verplichte KRW-monitoring en doet daar bovenop projectmatig
metingen als er aanwijzingen zijn van stoffen (zoals ZZS/PFAS). Het betreffende rapport
is in 2014, zoals alle rapporten van Rijkswaterstaat, openbaar beschikbaar gekomen
via de Rapportendatabank.15 Dit was het eerste moment dat de data, die vanaf 2008 zijn verzameld, zijn geanalyseerd
en gepubliceerd. Daarvoor werden de onbewerkte gegevens niet actief ontsloten, maar
bestond wel de mogelijkheid deze op te vragen. Dit is voor zover na te gaan niet gebeurd.
Daarnaast is ook het inzicht in de schadelijkheid van PFAS in de afgelopen jaren toegenomen.
Als gevolg van de analyses, de gebleken hoge PFAS-waarden en het inzicht in schadelijkheid
is het onderzoek geïntensiveerd: er is gestart met het meten van meer PFAS-verbindingen
op meer locaties. Het meest recente en actuele rapport geeft het vervolg van de metingen
tot en met 2020 weer.
Vraag 32.
De leden van de SGP-fractie vragen of in het verband van de Internationale Scheldecommissie
is gesproken over de vergunning voor 3M om PFAS te lozen en, zo ja, welke actie hierop
vanuit Nederland is ondernomen. Sinds wanneer is het Ministerie van IenW/Rijkswaterstaat
op de hoogte van de lozingsvergunning van 3M?
Antwoord 32.
Er is in de Internationale Scheldecommissie niet gesproken over de vergunning van
3M, wel is juni 2021 tijdens het delegatieleidersoverleg gesproken over de rondom
3M ontstane situatie. Nederland heeft haar hulp aangeboden in de vorm van kennis en
ervaring zoals opgedaan in de uitgevoerde onderzoeken en aanpak bij Chemours. Sinds
2019 vraagt Nederland in dit verband om meer informatie over monitoring, analyse en
vergunningverlening in algemene zin. Doel hiervan is om meer inzicht te krijgen in
de situatie van het gehele stroomgebied en om te leren van elkaars methoden. Nederland
heeft naar aanleiding van de aangetroffen hoge PFAS-concentratie deze zomer de bovenstroomse
delegaties dringend verzocht om meer te gaan monitoren. Dit verzoek wordt tijdens
het delegatieleidersoverleg in december nogmaals formeel gedaan. Vergunningen worden
tijdens de behandeling ervan enkel gedeeld tussen de betreffende bevoegd gezagen –
in geval van 3M zijn dit de provincie Antwerpen en de provincie Zeeland/RUD. Na de
ontwikkelingen rondom 3M is er de afgelopen maanden meer informatie gedeeld over de
uitgegeven vergunning vanuit Vlaanderen naar het Ministerie van IenW/Rijkswaterstaat.
Daarmee is Nederland nu op de hoogte van de lozingssituatie en wordt begin volgend
jaar een gezamenlijk bronnenonderzoek uitgevoerd, in eerste instantie van het kanaal
van Gent naar Terneuzen. Ook is de informatie-uitwisseling rond vergunningen en het
inzicht in activiteiten aan weerszijden van de grens verbeterd.
Vraag 33.
De leden van de SGP-fractie horen graag op welke wijze Rijkswaterstaat in het licht
van de natuurwetgeving, de Waterwet en de Kaderrichtlijn Water betrokken is bij het
beoordelen en monitoren van Vlaamse lozingsvergunningen die invloed hebben op de water(bodem)kwaliteit
in het Westerscheldegebied en het kanaal van Gent naar Terneuzen.
Antwoord 33.
Rijkswaterstaat is voor wat de natuurwetgeving betreft voortouwnemer op gebied van
N2000-beheerplannen, maar geen bevoegd gezag. De afvalwaterlozing is in Vlaanderen
onderdeel van de omgevingsvergunning die door (in geval van 3M) de provincie Antwerpen
werd afgegeven. Rijkswaterstaat is niet betrokken geweest bij het beoordelen van Vlaamse
lozingsvergunningen die invloed kunnen hebben op de water(bodem)kwaliteit.
Vraag 34.
De leden van de SGP-fractie hebben begrepen dat in het havengebied van Antwerpen in
de buurt van 3M baggerwerkzaamheden worden uitgevoerd. Klopt het dat dit slib (ook)
in de Westerschelde, de Scheldemonding en de Voordelta gestort wordt? Hoe verhoudt
dit zich tot de regel in het handelingskader PFAS dat grond of bagger met hoge concentraties
aan PFAS niet geplaatst mag worden op bodems met lage concentraties aan PFAS-, zo
vragen deze leden.
Antwoord 34.
Het is bij Rijkswaterstaat niet bekend welke baggerwerkzaamheden in het havengebied
van Antwerpen worden uitgevoerd. Voor het grensoverschrijdend toepassen is een vergunning
nodig. Tot nu toe is er sprake geweest van het verlenen van één vergunning voor grensoverschrijdend
toepassen. Het ging daarbij om zandig materiaal. Betreffende activiteiten dienen in
Nederland altijd te voldoen aan geldende wet- en regelgeving. Hierbij is ook het handelingskader
PFAS relevant als invulling van de zorgplicht uit wet- en regelgeving. In het handelingskader
geldt voor de toepassingscategorie «baggerspecie toepassen in hetzelfde oppervlaktewaterlichaam»
dat de baggerspecie toepasbaar is, maar dat wel gemeten en getoetst moet worden op
uitschieters om de verplaatsing van puntbronverontreinigingen te voorkomen. Het gaat
hier overigens niet om storten, maar om toepassen als bedoeld in het Besluit bodemkwaliteit.
Vraag 35.
De leden van de SGP-fractie constateren dat de PFAS-problematiek niet is meegenomen
in de passende beoordeling voor het Ontwerpbesluit vergunning vaargeulonderhoud Westerschelde.
Deze leden horen graag waarom, ondanks de aanwezigheid van PFAS in het baggerslib,
uitgesloten kon worden dat het baggeren en storten negatieve gevolgen heeft voor de
natuurwaarden in het Westerscheldegebied. Of is herziening van de passende beoordeling
nodig, zo vragen deze leden.
Antwoord 35.
Het Departement van Mobiliteit & Openbare Werken (MOW) van het Vlaams Gewest heeft
een vergunning aangevraagd voor onderhoud van de hoofdvaargeul van de Westerschelde.
De vergunning is aangevraagd volgens de Wet natuurbescherming. Daarvoor wordt een
passende beoordeling opgesteld. In deze passende beoordeling wordt integraal bezien
of er significante effecten op een beschermd N2000 gebied kunnen zijn bij een plan
of project. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) heeft hierover
op 21 september 2021 een ontwerpbesluit bekendgemaakt. Het gebaggerde materiaal wordt
verspreid in de Westerschelde en het materiaal wordt beoordeeld in de context van
het Besluit Bodemkwaliteit. Het gebaggerde materiaal is zandig, waarvan de PFAS-concentratie
voldoet aan het Tijdelijk handelingskader PFAS. De in het handelingskader opgenomen
waarden zijn mede gebaseerd op effecten op ecosystemen. De Minister van LNV geeft
aan dat een herziening van de Passende beoordeling daarom dan ook niet nodig is. Het
gaat hier overigens niet om storten, maar om toepassen als bedoeld in het Besluit
bodemkwaliteit.
Vraag 36.
De leden van de SGP-fractie horen graag in hoeverre bij het afgeven van baggervergunningen
getoetst wordt of gaat worden op de aanwezigheid van PFAS en de mogelijke consequenties
daarvan in verband met de Wet bodembescherming, de Kaderrichtlijn Water en de Wet
natuurbescherming. Daarnaast vragen deze leden of lopende baggervergunningen tegen
het licht gehouden worden.
Antwoord 36.
Voor het opbaggeren van baggerspecie geldt geen vergunningplicht op grond van de Waterwet.
Wanneer opgebaggerde specie verspreid wordt, verleent Rijkswaterstaat vergunningen
voor het gebruik maken van de verspreidingsvakken in het oppervlaktewaterlichaam.
Die vakken liggen in diepe delen en altijd zo dicht mogelijk bij de baggerlocatie.
De vergunningverlening en de beoordeling voor toepassen valt onder het regime van
het Besluit bodemkwaliteit. Hierbij wordt het handelingskader PFAS betrokken. Deze
toetsing in de context van het Besluit Bodemkwaliteit is uitgevoerd en wordt jaarlijks
herhaald. Deze beoordeling heeft ook plaatsgevonden op de lopende baggerwerkzaamheden.
De PFAS-problematiek is niet meegenomen in de Passende beoordeling in de context van
de Wet Natuurbescherming.
Vraag 37.
De leden van de SGP-fractie constateren dat de Minister schrijft dat de bodemvorming
in de ontpolderde Hedwigepolder vele tientallen jaren zal duren. Deelt de Minister
de analyse dat modelberekeningen leren dat vorming van schorren in de Hedwigepolder
relatief snel zal verlopen? De milieueffectrapportage voor de ontpoldering meldt dat
«de Hedwigepolder reeds na een tiental jaren zo goed als volledig uit pioniersschor
zal bestaan». Deelt de Minister de mening dat ook de kortetermijneffecten van belang
zijn?
Antwoord 37.
Er is een model opgesteld door NIOZ / Universiteit Antwerpen waarmee de ontwikkeling
van het gebied beter voorspeld kan worden dan ten tijde van de MER mogelijk was. Het
nieuwe model neemt ook de ontwikkeling van vegetatie mee in de verwachte natuurontwikkeling.
Dit model laat zien dat het gebied in het eerste decennium na opening zeer waarschijnlijk
een zeer open karakter houdt met geulen en onbegroeide slikken. Een langzame ontwikkeling
van vegetatie zal plaatsvinden vanaf de westelijke en zuidelijke randen van het gebied
en vanaf de aangelegde vogeleilanden in het Vlaamse deel, terwijl het grootste centrale
en oostelijke deel van het gebied onbegroeid blijft. In de Hedwigepolder zal naar
schatting na 20 jaar een vegetatiebedekking van 10% bereikt worden. Voor de Prosperpolder
gaat de vegetatieontwikkeling sneller en wordt 10% vegetatiebedekking verwacht na
de eerste 12 jaar. Daarna zal de vegetatiebedekking zich sneller ontwikkelen. Een
vegetatiebedekking van 50% wordt in de Prosperpolder na ongeveer 30 jaar en in Hedwigepolder
na ongeveer 40 jaar bereikt.
Vraag 38.
De leden van de SGP-fractie horen graag waarom in de milieueffectrapportage voor de
ontpoldering van de Hedwigepolder geen enkel woord is gewijd aan de in 2014 bekende
hoge concentraties aan PFAS in het Westerscheldewater nabij de Hedwigepolder.
Antwoord 38.
In het verleden is begonnen met een grensoverschrijdend MER vanuit het idee dat het
grensoverschrijdende natuurgebied in één keer aangelegd zou worden. Vanwege de vertragingen
aan Nederlandse kant, is uiteindelijk eerst het Vlaamse deel aangelegd en wordt nu
gewerkt aan het Nederlandse deel. Voor het Nederlandse deel heeft een actualisatie
van de MER plaatsgevonden die is afgerond in 2013, dus voor de publicatie van het
genoemde rapport in 2014. In paragraaf 6.2.4.4.3 wordt de waterkwaliteit van het Schelde
estuarium en de Schelde ter hoogte van het projectgebied beschreven. Voor de publicatie
van het rapport in 2014 waren de PFAS-data niet meerjarig geanalyseerd en gepubliceerd,
zie daarvoor ook het antwoord op vraag 31. Dat neemt niet weg dat in het MER geperfluoreerde
verbindingen (PFAS) wel degelijk zijn betrokken. Het MER baseert zich hiervoor op
in 2006 gepubliceerd dioxineonderzoek, waarin ook is gekeken naar PFOS- en PFOA-concentraties
in sediment16. Dit betreft in het kader van het MER uitgevoerd onderzoek. Van de gemeten verbindingen
zijn alleen voor PFOS concentraties gemeten boven de bepalingsgrens, maar deze waren
vergelijkbaar met andere plekken aan de Noordzeekust. Zie hiervoor paragraaf 6.2.4.4.4
van het MER17. Overigens laat het opvolgende rapport over metingen in de jaren tot 2020 in de latere
jaren een dalende trend in PFAS-concentraties zien.
Vraag 39.
De leden van de SGP-fractie achten het van groot belang dat mogelijke vervuiling met
PFAS bij de huidige ontpolderingsprojecten ten minste goed gemonitord wordt, ook wat
betreft het optreden van extra kwelwaterstromen als gevolg van het afgraven van geulen.
Deelt de Minister deze mening? Hoe gaat zij zorgen voor adequate monitoring bij de
projecten Hedwigepolder, Sieperdaschor en Perkpolder?
Antwoord 39.
Goede monitoring is van groot belang. Rijkswaterstaat meet sinds 2008 31 PFAS-verbindingen
in de waterfase, het zwevend stof en in biota. De gemeten data zijn terug te vinden
op de website van RWS18, zie ook het antwoord op vraag 20. Het Sieperdaschor ligt al buitendijks. Voor het
project Hedwigepolder is toegezegd dat PFAS-metingen worden verricht naar water, zoals
grondwater en regenwater, dat nu al in het gebied aanwezig is. Voor het project Perkpolder
voert Rijkswaterstaat specifiek metingen op PFAS uit.
Vraag 40.
De leden van de SGP-fractie lezen in het tijdelijk handelingskader PFAS dat de zorgplicht
op basis van de Wet bodembescherming en de Waterwet inhoudt dat de bestaande milieukwaliteit
niet verder achteruit mag gaan en dat voorkomen moet worden dat de schadelijke stof
zich verder in het milieu verspreidt. Deelt de Minister de mening dat het onder water
zetten van een relatief schone polder met oppervlaktewater met relatief veel PFAS
en afzetting van verontreinigd slib ten minste strijdig is met de genoemde zorgplicht
en de geest van het tijdelijk handelingskader,
Antwoord 40.
Op grond van de wettelijke zorgplichten moeten nadelige gevolgen voor de bodem en
het water waar redelijkerwijs mogelijk worden voorkomen. Vanwege de specifieke eigenschappen
van PFAS vergt deze zorgplicht in bepaalde gevallen dat er voor deze stof geen verdere
verslechtering van de bodemkwaliteit optreedt. Dit heeft zijn beslag gekregen in het
handelingskader PFAS. Bij het aanhouden van de toepassingswaarden van dit handelingskader,
treedt in de regel geen verslechtering van de bodemkwaliteit op. In het geval van
de Hedwigepolder wordt de huidige landbodem waterbodem. De Hedwigepolder heeft daarmee
niet langer de functie landbodem. Er zal met de ontpoldering water met PFAS de polder
instromen en bij het aanhouden van de toepassingswaarden uit het handelingskader krijgt
die waterbodem hetzelfde beschermingsniveau als de rest van de Westerschelde. Er is
daarmee geen sprake van nadelige gevolgen die redelijkerwijs voorkomen zouden moeten
worden
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
B. Schuurkamp, adjunct-griffier