Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Beckerman over vervuild slib in de Kaliwaal
Vragen van het lid Beckerman (SP) aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over vervuild slib in de Kaliwaal (ingezonden 5 oktober 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Van Weyenberg (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen
15 november 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 450.
Vraag 1
Bent u op de hoogte van het bericht over het storten van vuiler slib in de Kaliwaal
door K3-Delta, waar meer giftig PFAS in zit? Wat is daarop uw reactie?1
Antwoord 1
Ja. De Kaliwaal is een (particulier) baggerdepot (stortplaats) waarin baggerspecie
die niet meer nuttig kan worden toegepast, onder voorwaarden kan worden gestort. Dit
depot moet beschikken over een vergunning van de provincie op grond van de Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht en een vergunning van Rijkswaterstaat namens de Minister
van Infrastructuur en Waterstaat op grond van de Waterwet. De bevoegde gezagen zullen
beoordelen of het storten van baggerspecie verontreinigd met PFAS milieuhygiënisch
verantwoord is. De vergunningen hiervoor zijn nu nog in behandeling.
Vraag 2
Ligt de hoeveelheid PFAS in het slib, waarvoor deze vergunning wordt afgegeven, onder
de normen die in het tijdelijke handelingskader PFAS zijn opgenomen? Wanneer komt
het definitieve handelingskader PFAS? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 2
De baggerdepots zijn bedoeld voor baggerspecie die niet meer nuttig kan worden toegepast.
Baggerspecie met PFAS-gehalten onder de toepassingswaarden van het Tijdelijk Handelingskader
kan in de regel wel nuttig worden toegepast. Juist voor hogere PFAS-gehalten is er
behoefte aan alternatieve oplossingen, waaronder storten. Op grond hiervan komt baggerspecie
met PFAS-gehalten boven het herverontreinigingsniveau in de regel voor storten in
aanmerking. Uiteraard moet dit ter plaatse milieuhygiënisch verantwoord zijn, wat
aan de bevoegde gezagen is om te beoordelen.
Zowel de provincie als Rijkswaterstaat geven aan dat hogere PFAS-gehalten in dit geval
inderdaad verantwoord zijn. Daarbij is zorgvuldig gekeken naar de effecten op de oppervlaktewaterkwaliteit,
het grondwater en de drinkwaterwinning in dit concrete geval. Voor de beoordeling
van de effecten op de oppervlaktewaterkwaliteit en de drinkwaterwinning uit oppervlaktewater,
die in de watervergunning aan bod komt, wordt de methodiek gevolgd van het op grond
van de wetgeving voorgeschreven Handboek Immissietoets. De beoordeling van de effecten
op het grondwater is beoordeeld aan de hand van de Richtlijnen voor baggerspeciestortplaatsen
zoals opgenomen in het Beleidsstandpunt verwijdering baggerspecie. Dit is de gangbare
benadering die in het verleden ook is toegepast voor de beoordeling van het storten
van baggerspecie verontreinigd met andere stoffen in dit en vergelijkbare baggerdepots.
Zoals mijn voorganger uw Kamer in juli jl. heeft laten weten, wordt het Handelingskader
na het zomerreces gepubliceerd (30 015, nr. 101). Op dit moment ben ik bezig om de reacties van de stakeholders op het concept-handelingskader
van een antwoord te voorzien en waar nodig het handelingskader aan te passen. Wanneer
dit gereed is, stuur ik uw Kamer het handelingskader toe.
Vraag 3
Hoe zijn de afgelopen jaren de normen geformuleerd en aangepast? Op basis waarvan
worden de normen aangepast?
Antwoord 3
Er zijn geen specifieke wettelijke normen voor de beoordeling van het storten van
PFAS-houdend materiaal. Er bestaat alleen een norm voor de aanwezigheid van PFOS in
oppervlaktewater. Deze norm is Europeesrechtelijk bepaald en wordt door de bevoegde
gezagen betrokken bij vergunningverlening.
Het handelingskader stelt geen normen. Wel zijn hier toepassingswaarden opgenomen
ter invulling van de wettelijke zorgplichten voor het toepassen van grond en baggerspecie.
De toepassingscategorieën en -waarden zijn sinds de publicatie van het handelingskader
in juli 2019 steeds op basis van wetenschappelijk onderzoek aangepast.
Vraag 4
Kan helder worden uiteengezet of de vergunning die de provincie hier heeft verleend,
verleend moest worden binnen de bestaande regelgeving? Had de provincie de vergunning
kunnen weigeren? Zo ja, op grond waarvan?
Antwoord 4
De provincie kan als bevoegd gezag voor de vergunning op grond van de Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht een aanvraag alleen weigeren als deze in strijd is met het
beoordelingskader van die wet. De provincie heeft aangegeven dat de betreffende aanvraag
daarmee niet in strijd is en er dus geen grond is de vergunning te weigeren.
Vraag 5
Tegen welke landelijke regelgeving loopt het provinciebestuur aan, waardoor de stort
niet geweigerd kan worden?2
Antwoord 5
Zie het antwoord op vraag 4.
Vraag 6
Welke risico’s voor het drinkwater dat daar vlakbij wordt opgepompt zijn er te bedenken?
Antwoord 6
Het is aan de initiatiefnemer om risico’s voor de leefomgeving, waaronder een eventuele
invloed op de drinkwatervoorziening, bij een voorgenomen activiteit in beeld te brengen,
samen met passende beheersmaatregelen. Het is vervolgens aan het bevoegd gezag om
daar in het vergunningenproces een oordeel over te vellen. Ten aanzien van de winningslocaties
Druten en Kerk Avezaath, ligt de Kaliwaal buiten een grondwaterbeschermingsgebied.
Desondanks is getoetst aan de extra strenge eisen voor grondwaterbeschermingsgebieden.
Dit om na te gaan of er ook op de lange termijn geen risico’s aanwezig zijn voor de
volksgezondheid en milieu. Uit berekeningen blijkt het invloedsgebied voor het grondwater
waar in de verre toekomst (pas na honderden generaties) de normen voor drinkwater
mogelijk worden overschreden, zeer klein blijft. Daarmee zal er ook geen risico zijn
voor mens of milieu via het grondwater.
Zowel de provincie als Rijkswaterstaat komen tot de conclusie dat hogere PFAS-gehalten
in dit geval inderdaad verantwoord zijn. Daarbij is zorgvuldig gekeken naar geval
specifieke informatie omtrent de effecten op de oppervlaktewaterkwaliteit, de bodem,
het grondwater en de drinkwaterwinning
Vraag 7
Hoe vaak en door wie wordt de bron van het drinkwater gemonitord? Wanneer is dat voor
het laatst gebeurd?
Antwoord 7
Conform de drinkwaterwet is het drinkwaterbedrijf verplicht om het ongezuiverde grondwater
«ruwwater» en het gezuiverde drinkwater te monitoren. Het waterbedrijf Vitens voert
dit uit conform deze voorschriften. De meetfrequentie en moment van monitoring is
daarbij afhankelijk van meerdere factoren zoals de omvang van de winning, eventuele
omgevingsrisico’s en de parameter die gemonitord wordt.
Vraag 8
Zijn er (inter-)nationale voorbeelden bekend waarbij giftige stoffen uit vuil slib
toch door de ondoordringbare laag schone klei zijn gedrongen en zo in de bodem terecht
zijn gekomen? Zo ja, waar? Wat waren de gevolgen?
Antwoord 8
Er zijn mij geen voorbeelden bekend waarbij dit het geval is.
Vraag 9
Klopt het dat K3-Delta zelf de aard van de lading slib controleert? Zo ja, wie controleert
dan K3-Delta?
Antwoord 9
K3-Delta heeft de verplichting om bagger die bij Kaliwaal wordt aangeboden te voorzien
van een kwaliteitsverklaring. Daarin staan per stof de gehalten die zich in die bagger
bevinden. Het onderliggend onderzoek wordt uitgevoerd door een daartoe erkend laboratorium.
Provincie en Rijkswaterstaat zijn als bevoegd gezag verantwoordelijk voor toezicht
en handhaving. Zie het antwoord op vraag 1.
Vraag 10
Waar kunnen omwonenden terecht met hun vragen en zorgen? Wat gaat u doen om te zorgen
dat omwonenden actief worden geïnformeerd?
Antwoord 10
Op de ontwerp vergunningen is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van toepassing.
Onderdeel daarvan is dat omwonenden zienswijzen kunnen indienen. Ook kunnen omwonenden
met vragen terecht bij het provincieloket.
Daarnaast heeft de initiatiefnemer een brief gestuurd aan B&W en de gemeenteraadsleden
van Druten en West Maas en Waal en bewoners in de directe omgeving van de Kaliwaal.
Daarin wordt uitleg gegeven en worden contactgegevens gedeeld als aanvullende informatie
gewenst is.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.P.R.A. van Weyenberg, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.