Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Beukering-Huijbregts en Van Meenen over het bericht 'Personeelstekorten kinderopvang lopen spuigaten uit: vrees voor langere wachtlijsten'
Vragen van de leden Van Beukering-Huijbregts en Van Meenen (beiden D66) aan de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over het bericht «Personeelstekorten kinderopvang lopen spuigaten uit: vrees voor langere wachtlijsten» (ingezonden 6 oktober 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Wiersma (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), mede namens
de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media (ontvangen 12 november 2021).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Personeelstekorten kinderopvang lopen spuigaten uit:
vrees voor langere wachtlijsten»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u ingaan op de uitvoering van de motie-Van Meenen/De Pater-Postma en waarom informatie
hierover op zich laat wachten?2
Antwoord 2
Net als bij de branche zelf, baren de personeelstekorten in de kinderopvang mij zorgen.
Het is belangrijk om met elkaar sluitingen van groepen of locaties te voorkomen, omdat
dit ook gevolgen voor werkende ouders kan meebrengen. De motie Van Meenen/De Pater-Postma
(Kamerstuk 31 322, nr. 400) verzoekt de regering een arbeidsmarktvisie op te stellen voor de kinderopvang, waarin
ten minste een plan wordt opgesteld voor de krapte op de arbeidsmarkt. Ik heb uw Kamer
toegezegd om aan de hand van gesprekken met de sector te komen tot oplossingsrichtingen
om de krapte aan te pakken.
We zijn al langer in gesprek met de sector over de personeelstekorten en over eventueel
knellende wet- en regelgeving. Deze gesprekken hebben geleid tot onder meer de campagne
«Kinderopvang dankzij jou» van het Arbeidsmarktplatform. Helaas heeft de Covid-19-crisis het verdere traject
met de sector vertraagd. Hierover is de kamer in de Verzamelbrief kinderopvang d.d.
1 juli 2020 geïnformeerd (Kamerstuk 31 322, nr. 414). Ook heb ik uw Kamer daarover geïnformeerd in antwoord op Kamervragen van de leden
Van Meenen en Postma (Kamerstuk 2020D29096).
Inmiddels heb ik dit traject hervat. Op korte termijn ga ik opnieuw in gesprek met
de kinderopvangsector en zal ik de Tweede Kamer zo spoedig mogelijk informeren over
de voortgang. Ik hecht er belang aan om de knelpunten op de arbeidsmarkt in de kinderopvangsector
goed in kaart te brengen en op basis daarvan geschikte oplossingsrichtingen in te
zetten. Daarbij zal ik ook werken aan de arbeidsmarktvisie voor de kinderopvang, waarom
de motie verzoekt.
Vraag 3
Deelt u de analyse van de enquête van de Brancheorganisatie Kinderopvang (BK) dat
een groot deel van het tekort wordt veroorzaakt door de toenemende vraag naar kinderopvang,
juist omdat het weer goed gaat in andere sectoren?
Antwoord 3
De analyse dat de toenemende vraag naar kinderopvang van de afgelopen jaren een belangrijke
oorzaak is voor het personeelstekort in de kinderopvang deel ik. De kinderopvang is
een conjunctuurgevoelige sector. Het gaat goed met de economie en de werkloosheid
is laag. Dat is goed nieuws. Tegelijkertijd zorgt dit voor een toename in de vraag
naar kinderopvang en daardoor ook naar personeel in de kinderopvang.
Vraag 4
Wat vindt u ervan dat als tweede belangrijke oorzaak wordt aangegeven dat er een te
gering aantal uren op een buitenschoolse opvang (BSO)-contract aangeboden kan worden
aan een potentiële werknemer?
Antwoord 4
Ik herken dat een te gering aantal contracturen op de buitenschoolse opvang (BSO)
als belangrijke oorzaak wordt aangegeven voor het personeelstekort. De kleine contracten
in de BSO vormen een knelpunt op de arbeidsmarkt. Vanuit de sector ontvang ik signalen
dat een gering aantal werkuren ook een rol speelt in de relatief hoge uitstroom bij
de BSO. Grotere contracten maken de functie aantrekkelijker en kunnen de hoge uitstroom
beperken.
Daarom vind ik het belangrijk om naar alternatieve oplossingsrichtingen te kijken
om grotere contracten te kunnen realiseren in de BSO. Dit kan bijvoorbeeld door het
breder inzetten op combinatiebanen. In de praktijk zijn verschillende goede voorbeelden
te vinden van combinatiebanen in de sectoren kinderopvang, onderwijs en zorg. Zo zien
we dat steeds meer scholen, bijvoorbeeld van het geld dat scholen krijgen vanuit het
Nationaal Programma Onderwijs, pedagogische medewerkers tijdens de schooluren inzetten
voor verschillende werkzaamheden. De school verkrijgt hiermee een medewerker met veel
pedagogische expertise en extra ondersteuning in de klas, en de pedagogisch medewerker
kan zo meer arbeidsuren maken. Bovendien kan dit de samenwerking tussen kinderopvang
en school structureel versterken en de overdracht verbeteren. Dit kan meehelpen in
de ervaren hoge werkdruk binnen de sector.
Vraag 5
Deelt u de analyse dat met een rijke schooldag, waar alle kinderen meer buitenschoolse
activiteiten krijgen aangeboden via school of de opvang, het makkelijker wordt om
contracten met grotere omvang aan te bieden aan potentiele werknemers?
Antwoord 5
Of het met een rijke schooldag makkelijker wordt om grotere contracten te bieden aan
pedagogisch medewerkers uit de BSO is afhankelijk van de concrete uitwerking. Zo is
het de vraag welke organisatie de rijke schooldag concreet invulling geeft (school,
kinderopvang, de sport- of cultuursector, of combinaties daarvan) en welke specifieke
eisen eraan gesteld worden bijvoorbeeld qua opleiding en bevoegdheid. Als de kinderopvang
een belangrijke rol krijgt bij de invulling van de rijke schooldag en dit leidt tot
een bredere inzet van pedagogisch medewerkers gedurende de dag, wordt het inderdaad
makkelijker om contracten met grotere omvang aan te bieden.
Vraag 6
Deelt u de mening dat we alles op alles moeten zetten om deze tekorten op te lossen,
zeker gezien het feit dat tekorten in de kinderopvang uiteindelijk ook door kunnen
werken in andere sectoren, omdat ouders meer tijd voor hun kinderen zullen moeten
zorgen?
Antwoord 6
De kinderopvang is een belangrijke sector waar professionals elke dag hard werken
om kwalitatief goede en veilige opvang te bieden aan onze kinderen. Zoals ik eerder
heb aangegeven, baren de personeelstekorten mij dan ook zorgen, net zoals dat bij
de branche het geval is. Het personeelstekort in de kinderopvang is niet uniek. De
krappe arbeidsmarkt zien we op dit moment ook in andere sectoren terug. Het personeelstekort
in de kinderopvang kan ervoor zorgen dat incidenteel lokaal opvanggroepen moeten sluiten
als een organisatie de personeelsbezetting niet rond kan krijgen. Als ouders daardoor
geen opvang hebben voor hun kinderen kan dit ook een effect hebben op andere sectoren.
Daarom vind ik het ook belangrijk om met elkaar sluitingen van groepen of locaties
te voorkomen.
Om de personeelstekorten op te kunnen lossen is het van belang dat alle partijen verantwoordelijkheid
nemen. Alleen samen kunnen we dit vraagstuk aanpakken. Er is namelijk niet één oorzaak
van het personeelstekort aan te wijzen. De algehele arbeidsmarktkrapte en conjuctuurgevoeligheid
van de kinderopvangsector spelen een significante rol. Daarnaast kan een combinatie
van bepaalde wet- en regelgeving op het gebied van de inzet van of eisen aan personeel,
bedoeld om goede kwaliteit en veiligheid te garanderen, knellend zijn voor de arbeidsmarkt.
En natuurlijk hebben werkgevers zelf ook een verantwoordelijkheid voor goed werkgeverschap.
Daarom ga ik met alle partijen in gesprek voor een gezamenlijke aanpak waarin ieder
zijn verantwoordelijkheid neemt.
Vraag 7
Welke acties heeft u tot nu toe ondernomen om de tekorten in de sector aan te pakken?
Antwoord 7
Tot nu toe heb ik verschillende acties ondernomen om de tekorten in de kinderopvang
aan te pakken. Begin 2020 is de campagne «Kinderopvang dankzij jou» van het Arbeidsmarktplatform Kinderopvang gestart, waarvoor ik een subsidie heb verstrekt.
En in het kader van de werkdruk en krapte is in samenspraak met de sector besloten
om de ingangsdatum van de taaleis en de eis van babyscholing – twee kwaliteitseisen
uit de wet IKK – uit te stellen van 2023 naar 2025.
Daarnaast heb ik in de zomer een plan van aanpak opgesteld om met de sector over de
ervaren werk- en regeldruk door te praten en gezamenlijk met elkaar – ieder vanuit
zijn/haar eigen verantwoordelijkheid – te kijken welke oplossingen mogelijk zijn.
De eerste stap in deze aanpak is het gesprek met de pedagogisch medewerkers zelf.
Er hebben twee werksessies samen met partijen plaatsgevonden waarin pedagogisch medewerkers
ons mee hebben genomen in waar zij in hun dagelijks werk tegen aanlopen. Vervolgens
gaan we – als tweede stap – met partijen die bij de kinderopvang betrokken zijn aan
de slag met de aangedragen punten. Dus werkgevers, toezichthouders en het ministerie.
Vraag 8
Bent u bereid om met de sector in gesprek te gaan om te kijken wat zij nodig hebben?
Antwoord 8
Ja, ik ga graag op korte termijn verder in gesprek met de sector. In dit gesprek wil
ik gezamenlijk kijken naar mogelijke oplossingsrichtingen voor het personeelstekort.
Vraag 9
Bent u bereid om ook samen met de kinderopvangsector nieuwe oplossingsrichtingen te
verkennen, bijvoorbeeld in de samenwerking met de sport- of cultuursector, wat in
lijn is met het idee van een rijke schooldag?
Antwoord 9
Ja, ik ben bereid om samen met de kinderopvangsector nieuwe oplossingsrichtingen te
verkennen. Ook de samenwerking met de sport- of cultuursector biedt daarbij kansen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.D. Wiersma, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede namens
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.