Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Azarkan over de dreigende ondergang van Evergrande
Vragen van het lid Azarkan (DENK) aan de Minister van Financiën over de dreigende ondergang van Evergrande (ingezonden 8 oktober 2021).
Antwoord van Minister Hoekstra (Financiën) (ontvangen 11 november 2021).
Vraag 1
Bent u op de hoogte van de berichtgeving over de dreigende ondergang van Evergrande?1,
2
Antwoord 1
Ja
Vraag 2
Klopt het dat Chinese bedrijf Evergrande zucht onder een schuldenlast van 250 tot
300 miljard euro en het de vraag is of deze vastgoedontwikkelaar nog wel aan zijn
financiële verplichten kan voldoen?
Antwoord 2
Ik heb geen andere gegevens over Evergrande’s schuldhoogte dan waarover media berichten.
Ook blijkt uit de berichtgeving dat, als gevolg van gemiste rentebetalingen, Evergrande
in september niet aan haar financiële verplichtingen richting schuldeisers kon voldoen.
Inmiddels heeft het bedrijf een openstaande renteverplichting van $ 83.5mn afbetaald
op 22 oktober. Wel lopen er op moment van schrijven voor andere gemiste rentebetalingen
respijtperioden.
Vraag 3
Welke gevolgen zou een faillissement van Evergrande kunnen hebben voor de Chinese
economie en voor de wereldeconomie?
Antwoord 3
Zoals ik reeds schreef in mijn antwoord op de schriftelijke vragen van het lid Nijboer
(PvdA), kan een ondergang van Evergrande potentieel leiden tot verdere vertraging
van de Chinese vastgoedsector, met name in het scenario waar herstructurering en/of
een ordelijk faillissement uitblijft. Dit kan op verschillende manieren doorwerken
op de economie. Zo kan er een daling in bouwactiviteiten plaatsvinden als gevolg van
lagere verkopen van grond en vastgoed. Daarnaast kan een vermindering van de inkomsten
uit grondverkopen zorgen voor een daling in de lokale begrotingsuitgaven, aangezien
inkomsten uit de verkoop van grond ook een belangrijke bron van financiering is voor
lokale overheden. Tot slot kunnen dalende huizenprijzen leiden tot welvaartseffecten
waardoor de particuliere consumptie afneemt.
De rol van China binnen de wereldeconomie is sterk toegenomen de laatste twintig jaar.
Het is de grootste exporteur ter wereld en geld ook als belangrijke kredietverstrekker
voor opkomende- en ontwikkelingslanden. In de antwoorden op de schriftelijke vragen
van het lid Nijboer heb ik aangegeven dat een studie van de ECB in 2018 stelt dat
een geleidelijke groeivertraging van 3,3% over een periode van drie jaar leidt tot
een daling van het bbp in de eurozone van 0,3%-punt. Volgens deze studie zijn de effecten
voor andere grote ontwikkelde economieën, namelijk de Verenigde Staten, Japan en het
VK vergelijkbaar met die van de eurozone. Olieproducerende landen zullen volgens het
ECB-model door een daling van de grondstofprijzen hun bbp scherper zien dalen met
circa 1%-punt. Voor de rest van de wereld verwacht de ECB-studie een bbp-daling van
circa 0,5%-punt
Wat betreft de financiële kanalen, is de directe betrokkenheid van buitenlandse investeerders
in de Chinese vastgoedmarkt en het financiële systeem klein. De totale financiële
blootstelling van de rest van de wereld aan de Chinese economie betreft minder dan
de helft van het Chinese BBP (ter vergelijking: Nederland heeft verplichtingen naar
de rest van de wereld ter grootte van vijf keer het Nederlandse BBP). Een studie van
de ECB uit 2018 stelt dat claims van Europese banken op China en Hong Kong ultimo
2016, na correctie voor interbancaire claims, slechts 1,5% van de totale uitzettingen
bedroegen. Desondanks kan er sprake zijn van bredere gevolgen van een Chinese groeivertraging
voor Europese financiële markten bijvoorbeeld als dit leidt tot i) een hogere onzekerheid
over de mondiale groei, of ii) een algehele risk off binnen risicovolle effecten (zoals hefboomleningen).
Vraag 4
Klopt het dat vooral Chinese bedrijven en particulieren last zouden hebben van een
faillissement van Evergrande?
Antwoord 4
De mate waarin particulieren last krijgen van een faillissement van Evergrande hangt
van verschillende factoren af. Problemen rondom Evergrande kunnen niet los gezien
worden van grotere problematiek in een (voorheen) licht gereguleerde Chinese vastgoedmarkt.
De meest directe impact zou dus plaatsvinden bij (aspirant) huizenbezitters die ofwel
bij Evergrande dan wel elders in vastgoed hebben geïnvesteerd en blootstellingen hebben
op de Chinese huizenmarkt. Daarnaast kan een algehele vastgoedcrisis gevolgen hebben
voor de financiële stabiliteit, economische groei, werkloosheid en het consumentenvertrouwen.
Dit raakt particulieren vervolgens via verminderd inkomen en een verminderd besteding-
en consumptievermogen.
Voor bedrijven is er tevens het onderscheid tussen gevolgen voor de direct betrokken
bedrijven, en de meer indirecte c.q. tweede orde effecten van algeheel verminderde
economische groei. In het eerste geval worden bouwbedrijven, leveranciers, grondstofbedrijven
en banken met directe betrekkingen geraakt als gevolg van orderuitval of wanbetalingen.
Bij de tweede orde effecten zullen nagenoeg alle bedrijven die de normale economisch
cycli volgen last hebben van een financiële crisis en/of verminderde economische groei
in China, via vermindering van economische activiteit en een verminderde vraag.
Tot slot, of het vooral particulieren en bedrijven zijn die last zullen hebben van
een faillissement van Evergrande hangt onder meer samen met de (financiële) hulp en
beleids- of interventiekeuzes van de centrale overheid of op regionaal bestuursniveau.
Vraag 5
Klopt de indruk bij veel analisten dat de Chinese overheid zal ingrijpen in de vorm
van nationalisatie of redding van het bedrijf, of compensatie van de schuldeisers,
teneinde de economie te stabiliseren en sociale onrust te voorkomen?
Antwoord 5
Uitspraken van analisten of andere partijen over het al dan niet ingrijpen van de
Chinese overheid zijn hun eigen inschattingen. Derhalve doe ik hier geen uitspraken
over.
Vraag 6 en 7
Ziet u een analogie met de val van Lehman Brothers op 15 september 2008, die tot een
wereldwijde economische recessie leidde?
Klopt het dat de analogie met de val van Lehman Brothers niet helemaal opgaat, omdat
de toenmalige regering van de VS niet ingreep en Lehman een wereldwijd negatief vertrouwenseffect
veroorzaakte, mede omdat de risico’s van rommelhypotheken plotseling werden blootgelegd?
Antwoord 6 en 7
De groei van (hypothecaire) kredietverstrekking in China en problemen in de vastgoedsector
vormen in toenemende mate een risico voor de Chinese financiële stabiliteit (zoals
ik schreef in mijn antwoord op lid Nijboer (PvdA)). Er zijn echter belangrijke verschillen
tussen de val van Lehman Brothers in 2008 en de situatie rond Evergrande nu. In het
geval van Evergrande zijn de risico’s voor wereldwijde financiële markten en de directe
blootstelling van buitenlandse partijen beperkt. Slechts USD 20 miljard van Evergrande’s
schulden is in handen van partijen buiten China. Bovendien is Evergrande een vastgoedconcern
en kende Lehman Brothers als financiële instelling een centrale functie binnen het
financiële stelsel in de Verenigde Staten en daarbuiten. Uitstraaleffecten van een
potentieel faillissement van Evergrande zullen dan ook eerder plaatsvinden via hogere
risicopremies op risicovollere effecten of via de reële economie. Plotselinge liquiditeitsproblemen
waarmee banken als Lehman in 2008 kampten zijn momenteel minder relevant voor Evergrande,
dat te maken heeft met problemen rondom solvabiliteit en crediteurverplichtingen.
In het algemeen is de betrokkenheid van buitenlandse investeerders in de Chinese vastgoedmarkt
en het financiële systeem klein (zie ook beantwoording vragen Nijboer & Heinen en
Brekelmans). Door deze beperkte financiële blootstelling zullen directe verliezen
van buitenlandse partijen op Chinese uitzettingen beperkt zijn. Tot slot beoogt de
Chinese centrale bank via liquiditeitsinjecties stabiliteit op de financiële markten
te behouden en daarmee ervoor te zorgen dat de interbancaire condities stabiel blijven.
Vraag 8
Bent u bereid om de gang van zaken bij Evergrande nauwgezet te monitoren?
Antwoord 8
Zoals ik schreef in mijn antwoord op de schriftelijke vragen van lid Nijboer (PvdA),
volgt het kabinet de economische situatie in China op de voet, onder andere via het
Nederlandse diplomatieke netwerk in China en door het raadplegen van experts zoals
DNB. Tevens verrichten diverse internationale organisaties, zoals het IMF, periodiek
analyses van de Chinese economie en de belangrijkste financieel-economische risico’s.
Onder meer binnen de FSB werkt Nederland samen met andere landen (waaronder China)
om risico’s voor het internationale financiële stelsel te beheersen.
Vraag 9
Indien toch een wereldwijde recessie zou ontstaan, bent u dan bereid met nieuwe steunpakketten
de gevolgen van een recessie buiten de deur te houden?
Antwoord 9
Het hangt van de aard van de crisis af welk type maatregelen een recessie het beste
kan verzachten en of een steunpakket daarbij het beste instrument is. Bij de coronacrisis
wees alles erop dat de terugval in economische bedrijvigheid als gevolg van de lockdown van relatief korte duur zou zijn. Ook leek het erop dat een grote herstructurering
van de economie daarna niet per se nodig zou zijn. Daarbij paste een snel en genereus
stimuleringspakket, gericht op het draaiende houden van de economie.
Vraag 10 en 11
Deelt u de mening dat steunpakketten (2020–2021) het tegenovergestelde zijn van bezuinigingspakketten
(2010–2015) met toen ook het tegenovergestelde resultaat, namelijk het onnodig lang
voortduren van de recessie en jarenlange trage groei?
Deelt u de mening, later ook ondersteund door 150 economen, dat het grootschalige
bezuinigingspakket van 51 miljard euro in 2010–2015 heeft geleid tot een onnodige
verergering en verlenging van de economische krimp en stagnatie in de jaren 2010–2017?
Antwoord 10 en 11
In reactie op de vorige crisis voerde het kabinet net als nu stabiliserend begrotingsbeleid.
Zo dempte het kabinet met discretionair crisisbeleid in 2009 en 2010 het effect van
de crisis. Mede door de nationalisatie en herkapitalisatie van commerciële banken,
wat nu niet aan de orde is, liep de staatsschuld snel op, van 44% van het bbp in 2008
tot 64% van het bbp in 2012.3 Door dreiging van oplopende rentes op staatsobligaties en aanblijvende economische,
internationale en politieke onzekerheden zag de overheid zich genoodzaakt maatregelen
te nemen om de gezondheid van de overheidsfinanciën te verbeteren. In tegenstelling
tot het algemene beeld is er in de vorige crisis dus niet direct bezuinigd. Pas vanaf
2010 werden bezuinigingen aangekondigd en in 2012 en 2013 werd duidelijk ingegrepen.
De situatie was op dat moment zeer onzeker, maar terugblikkend is de economie op dat
moment mogelijk verder afgeremd.4
Vraag 12
Deelt u de mening dat dit aansluit bij de Modern Monetary Theory (MMT), die zegt dat
de overheid in ruime mate kan investeren, zolang de inflatie laag blijft? Kan de conclusie
worden getrokken dat de MMT écht werkt?
Antwoord 12
De kern van Modern Monetary Theory (MMT) wordt gevormd door het idee dat landen met
een eigen munt hun overheidsuitgaven onbeperkt kunnen financieren door de geldpers
aan te zetten. MMT vertrouwt erop dat politici de geldcreatie op het juiste moment
stopzetten: het moment waarop de beschikbare capaciteit in de economie volledig benut
wordt en verdere geldschepping tot inflatie leidt omdat de productiegroei niet meer
evenredig stijgt met de toename in de geldhoeveelheid.
Onder vooraanstaande economen en economische instituten is de kritiek op MMT echter
groot. De geschiedenis leert dat monetaire financiering vaak tot grote financiële
problemen leidt, zoals hyperinflatie en wisselkoerscrises. Dit komt onder andere doordat
het ex-ante moeilijk te voorspellen is hoe, en binnen welk tijdsbestek, geldschepping
de inflatie zal beïnvloeden. Bovendien is het nuttig om een politieke afweging tussen
kosten op korte termijn (in de vorm van belastingverhogingen of stopzetten van de
geldcreatie) en baten op lange termijn baten (in de vorm van prijsstabiliteit) zoveel
mogelijk te vermijden. Dit is een van de redenen waarom de meeste landen prijsstabiliteit
hebben toebedeeld aan een onafhankelijke centrale bank. Monetaire financiering van
overheidsuitgaven is in de EMU dan ook bij Verdrag verboden (Artikel 123 VWEU).
Toelichting
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van de leden Heinen en
Brekelmans (beiden VVD), ingezonden 20 september 2021 (vraagnummer 2021Z15940) en van het lid Nijboer (PvdA), ingezonden 27 september 2021 (vraagnummer 2021Z16442).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.