Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Dassen over de storing bij Facebook en Instagram op 4 oktober 2021
Vragen van het lid Dassen (Volt) aan de Ministers van Economische Zaken en Klimaat en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de urenlange storing bij Facebook en Instagram op 4 oktober 2021 (ingezonden 7 oktober 2021).
Antwoord van Minister Blok (Economische Zaken en Klimaat), mede namens de Staatssecretaris
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 10 november 2021).
Vraag 1
Heeft de grootschalige storing impact gehad op de bedrijfsvoering van de Nederlandse
overheid (op de verschillende lagen)? Zo ja, op welke manier? Heeft de Nederlandse
overheid daarbij schade geleden?
Antwoord 1
Facebook, Whatsapp en Instagram zijn voornamelijk berichtenplatforms. Voor de rijksoverheid
is de Gedragsregeling Digitale Werkomgeving van toepassing, waarin staat dat dergelijke
berichtenapps alleen gebruikt mogen worden voor informele zaken, zoals een interessant
artikel delen, een hulpvraag stellen of sparren met collega’s. Er is geen standaard
voor berichtenapps vastgesteld, waardoor een dergelijke storing niet direct leidt
tot een belemmering in de bedrijfsvoering.
Voor zover mij bekend heeft de storing niet geleid tot belemmering van de bedrijfsvoering
bij gemeenten, waterschappen en provincies. Overheidsorganisaties zijn zelf verantwoordelijk
voor hun bedrijfsvoering en de beveiliging van informatie en informatiesystemen, zij
hanteren daarbij vergelijkbare gedragsregelingen als bij de rijksoverheid.
Vraag 2
Heeft het demissionaire kabinet berichten van Nederlandse burgers, bedrijven en organisaties
gehad, die last hebben ervaren van de storing? Zo ja, hoeveel? Wat was de inhoud van
deze berichten? Welk algemeen beeld kan hieruit worden afgeleid?
Antwoord 2
Er zijn op dit moment geen signalen bekend over dergelijke aan het kabinet gerichte
berichten. In algemene zin kan worden gesteld dat Nederlandse burgers, bedrijven en
organisaties hinder en/of ongemak zullen hebben ervaren als gevolg van deze storing,
die optrad als gevolg van een menselijke fout. Het betrof immers uitval van diensten
die door Nederlandse burgers en bedrijven veel gebruikt worden, waaronder sociale-media
platforms Facebook en Instagram en berichtendiensten WhatsApp en Facebook Messenger.
Hoewel het een grote communicatiestoring betrof in termen van gebruikersuren (duur uitval * getroffen gebruikers), lijkt in dit geval de maatschappelijke
en economische schade in Nederland mee te vallen.
Het betrof uitval van diensten die door Nederlandse burgers en bedrijven veel gebruikt
worden, waaronder sociale-media platforms Facebook en Instagram en berichtendiensten
WhatsApp en Facebook Messenger. Vanzelfsprekend zullen burgers en organisaties die
meer gebruik maken van Facebook-diensten meer hinder hebben ondervonden.
Zo lijkt een deel van de gebruikers zonder grote problemen te zijn uitgeweken naar
alternatieve diensten. Diverse andere sociale-media platforms en berichtendiensten
gaven aan dat het gebruik van hun diensten tijdens en na de storing is toegenomen.
Voor zover organisaties en bedrijven tijdelijk verminderd bereikbaar waren, is de
verwachting dat dienstverlening over het algemeen op een later moment alsnog heeft
kunnen plaatsvinden.
Vraag 3
Hoe is het demissionaire kabinet voornemens in de (recente) toekomst om te gaan met
zulke grootschalige digitale storingen?
Antwoord 3
Het is in eerste instantie primair aan Facebook zelf om de benodigde technische en
organisatorische maatregelen te treffen om een storing als deze te voorkomen, of wanneer
deze zich toch voordoet, zo snel mogelijk te verhelpen.
Parallel daaraan hebben gebruikers een eigen verantwoordelijkheid om voor zichzelf
na te gaan in hoeverre het voor hen verantwoord is om van één dienst of één bedrijf
afhankelijk te zijn en zo nodig alternatieven te verkennen en te gebruiken.
Voor zover het de storing van de berichtendiensten WhatsApp en Facebook Messenger
betreft: deze diensten zijn zogeheten nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten.
Zij vallen daarmee onder de verbrede definitie van een elektronische communicatiedienst
zoals gedefinieerd in het wetsvoorstel tot wijziging van de telecommunicatiewet ter
implementatie van Richtlijn 2018/1972 (de Telecomcode) (Kamerstuk 35 865, nr. 2) zoals deze op dit moment bij uw Kamer voorligt. Dat betekent dat na inwerkingtreding
van bovenvermelde wijziging van de telecommunicatiewet (TW) de aanbieders van deze
diensten straks ook een meldplicht van incidenten (TW art. 11.a2) en een zorgplicht
(treffen van passende beveiligingsmaatregelen onder meer om, als het gaat om dergelijke
storingen, in bepaalde mate bestand te zijn tegen acties die de beschikbaarheid van
de dienst in gevaar brengen, (TW art. 11.a1) opgelegd krijgen, zoals dat nu al geldt
voor aanbieders van traditionele elektronische communicatiediensten als spraaktelefonie
en berichtenverkeer (SMS). Agentschap Telecom is hiervoor de aangewezen toezichthouder.
Op Europees niveau wordt gewerkt aan een herziening van de richtlijn (2016/1148) ter
bevordering van de beveiliging van netwerk- en informatiesystemen, NIB2. De huidige richtlijn is in Nederland geïmplementeerd in de Wet beveiliging
netwerk- en informatiesystemen (Wbni). Op grond van de huidige NIB-richtlijn is de
Ierse toezichthouder exclusief bevoegd om toe te zien op Facebook-clouddiensten daar
de Europese vestiging van het bedrijf in Ierland is gevestigd. Met betrekking tot
het herzieningsvoorstel1 heeft de Europese Commissie voorgesteld om in deze herziening ook sociale media op
te nemen. Over deze richtlijn wordt momenteel onderhandeld.
In het ECASEC2-overleg van ENISA3 en de Europese toezichthouders die toezien op de telecomveiligheid worden ook incidenten
en te nemen maatregelen besproken. Dit gebeurt nu voor de meer traditionele elektronische
communicatiediensten en zal naar verwachting straks ook gaan gelden voor de interpersoonlijke
communicatiediensten. Hierdoor kunnen vroegtijdig trends en ontwikkelingen in incidenten
worden gesignaleerd. Dat kan er bijvoorbeeld toe leiden dat de toezichthouders bij
het uitoefenen van het toezicht op de zorgplicht extra aandacht gaan besteden aan
de bepaalde oorzaken van incidenten. ENISA publiceert jaarlijks4 de grote incidenten die nationale toezichthouders doormelden aan ENISA.
Ter voorbereiding op een digitale crisis is er het Nationaal Crisisplan Digitaal.5 Het plan is een leidraad om op hoofdlijnen snel inzicht en overzicht te krijgen in
de bestaande afspraken op nationaal niveau over de beheersing van incidenten in het
digitale domein met aanzienlijke maatschappelijke gevolgen. Het plan sluit daarmee
aan op het Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming. In dit geval is er geen aanleiding
geweest om op te schalen binnen de nationale crisisstructuur.
Vraag 4
Is het demissionaire kabinet voornemens tijdens de Europese wetgevingsonderhandelingen
inzake de Digital Services Act, de Digital Markets Act en de Artificial-Intelligence-verordeningen,
en direct al bij de komende Europese top, het belang van het vernieuwen en updaten
van de Border Gateway Protocol aan te kaarten? Zo ja, hoe gaat het demissionaire kabinet
dit aanpakken? Zo niet, waarom niet?
Antwoord 4
Deze casus heeft geen invloed op de Nederlandse positie in de onderhandelingen aangaande
de Europese wetsvoorstellen voor een Digital Services Act, een Digital Markets Act
en een AI Act, omdat de casus buiten de reikwijdtes van deze voorstellen valt. Wel
ziet het kabinet het belang van het doorontwikkelen van internetstandaarden zoals
het Border Gateway Protocol (BGP).
Facebook heeft na afloop van de storing verklaard dat deze veroorzaakt is door een
menselijke fout in de BGP-configuratie van het Facebook-netwerk die niet tijdig is
opgemerkt.6 Het BGP is het belangrijkste routeringsprotocol van het internet. Het zorgt ervoor
dat zogenaamde Autonome Systemen (AS) elkaar kunnen vinden op het internet. Het BGP
zorgt voor de koppeling tussen verschillende AS-netwerken. In dit geval heeft Facebook,
door een interne (menselijke) fout, abusievelijk alle routes tussen haar netwerk en
de rest van het wereldwijde Internet opgeheven, waardoor de Facebook-servers voor
de rest van het Internet niet meer bereikbaar waren. Het BGP-protocol heeft in deze
correct gefunctioneerd.
Het BGP wordt ontwikkeld onder de vlag van de Internet Engineering Task Force (IETF).
De doorontwikkeling van een dergelijke essentiële standaard is complex en vereist
een wereldwijde consensus tussen betrokken en deskundige partijen. De IETF is een
grote, open, internationale gemeenschap van netwerkontwerpers, -operators, -leveranciers
en -onderzoekers die zich bezighoudt met de evolutie van de internetarchitectuur en
de soepele werking van het internet. Om bij deze casus te blijven, ook Facebook neemt
deel aan de IETF. Nederland staat voor het multi-stakeholder model van internet governance,
waarvan de IETF een goed voorbeeld is. Het kabinet ziet naar aanleiding van deze casus
geen noodzaak de werkwijze van de IETF ter discussie stellen.
Wel laat ik de ontwikkelingen rond dergelijke standaardisatievraagstukken volgen en
duiden. Agentschap Telecom voert daartoe op dit moment een onderzoek uit naar de belangrijkste
vraagstukken rond technische internetstandaardisatie.
Vraag 5
Deelt het demissionaire kabinet de mening dat dit incident wederom aantoont hoe groot
de afhankelijkheid van slechts enkele tech-grootmachten op dit moment is en dat deze
buitenproportionele afhankelijkheid, middels Europese wetgeving, noodzakelijkerwijs
en spoedig ingeperkt dient te worden ter bescherming van Europese burgers en bedrijfsleven?
Zo ja, hoe gaat het demissionaire kabinet dit aanpakken? Zo niet, waarom deelt het
demissionaire kabinet deze mening niet?
Antwoord 5
Het kabinet heeft al een tijd zorgen over de afhankelijkheid van een aantal grote
platforms waar ondernemers en consumenten nauwelijks meer omheen kunnen. Vandaar dat
het kabinet sinds 2019 pleit voor aanvullende regelgeving om met de macht van deze
poortwachters om te gaan (Kamerstuk 27 879, nr. 71 en Kamerstuk 35 134, nr. 13). Dit heeft zijn vruchten afgeworpen. De Europese Commissie heeft in december 2020
een voorstel gedaan voor de Digital Markets Act (DMA) waarmee zij dit soort problematiek
wil aanpakken. Dit voorstel is voor een groot deel in lijn met de Nederlandse inzet
voor de DMA, die in februari per BNC-fiche naar uw Kamer is verzonden (Kamerstuk 22 112, nr. 3049). Ook is deze inzet tijdens de Technische Briefing over de DMA met de Commissie Digitale
Zaken van eind september toegelicht. De onderhandelingen in de Raad over het voorstel
lopen in een ambitieus tempo door. Er wordt gestreefd naar het aannemen van een algemene
oriëntatie in de Raad voor Concurrentievermogen eind november.
Vraag 6
Welke maatregelen gaat het demissionaire kabinet treffen naar aanleiding van de grootschalige
storing?
Antwoord 6
In de beantwoording van vragen 3, 4 en 5 is de inzet van het kabinet uiteengezet.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Economische Zaken en Klimaat -
Mede namens
R.W. Knops, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.