Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Paul over het bericht ‘Schoolboeken zonder bloot, dino’s en ‘decadente’ cultuur, s.v.p.’
Vragen van het lid Paul (VVD) aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over het bericht «Schoolboeken zonder bloot, dino’s en «decadente» cultuur, s.v.p.» (ingezonden 15 oktober 2021).
Antwoord van Minister Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media) (ontvangen 9 november
2021).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Schoolboeken zonder bloot, dino’s en «decadente» cultuur,
s.v.p.»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Is het waar dat er richtlijnen van educatieve uitgeverijen bestaan waarin gevraagd
wordt om bepaalde onderwerpen te mijden? Zo ja, hoe zien deze richtlijnen eruit? Bij
welke onderwerpen wordt er gevraagd om die te mijden? Zijn dit ook onderwerpen die
wetenschappelijk zijn bewezen, zoals de evolutieleer of feitelijke historische gebeurtenissen?
Zo ja, wat vindt u daarvan?
Antwoord 2
Educatieve uitgevers houden rekening met de wensen van hun afnemers, en daarbij hanteren
zij vaak bepaalde richtlijnen voor hun auteurs. Er zijn mij geen voorbeelden bekend
van richtlijnen om bepaalde onderwerpen, zoals de evolutieleer, niet aan de orde te
laten komen. Wel zie ik dat educatieve uitgeverijen auteurs erop wijzen bijvoorbeeld
bepaald taalgebruik en stereotypen te vermijden, en voorbeelden te gebruiken die herkenbaar
zijn voor de doelgroep. Leraren kunnen uiteraard hun eigen accenten aanbrengen in
het onderwijs dat zij met behulp van de leermiddelen verzorgen. Het is onwenselijk
als verplichte onderwijsinhouden (die landelijk worden voorgeschreven in onder meer
de kerndoelen) bewust niet zouden worden behandeld in leermiddelen waar die inhouden
logischerwijs aan de orde zouden moeten komen. Ik heb echter geen aanwijzingen dat
daarvan sprake is. Uiteindelijk zijn het scholen die aan deze inhouden aandacht moeten
besteden in hun onderwijs. Schoolbesturen kunnen daar ook op worden aangesproken door
de Inspectie van het Onderwijs. Vrijheid van onderwijs, autonomie van scholen en professionele
ruimte van leraren zijn fundamentele uitgangspunten van het Nederlandse onderwijs(-beleid).
Bovendien is de leermiddelenmarkt een vrije markt. Daarom is de rijksoverheid zeer
terughoudend ten aanzien van de inhoud, de keuze en het gebruik van leermiddelen,
behoudens de eerder genoemde mogelijkheden van de inspectie om schoolbesturen aan
te spreken als zij bepaalde verplichte inhouden in het onderwijs niet aanbieden.
Vraag 3
Op welke manier worden scholen en leraren op de hoogte gebracht van richtlijnen bij
educatieve uitgeverijen? Zijn zij zich er altijd van bewust dat met opzet bepaalde
thema’s zijn weggelaten, bijvoorbeeld in geschiedenisboeken, zodat zij deze omissie
actief in hun lesmethode kunnen meenemen? Zo nee, hoe gaat u ervoor zorgen dat dit
wel gebeurt?
Antwoord 3
Voor scholen en leraren zijn de landelijke leerdoelen, zoals onder meer in de kerndoelen
zijn vastgelegd, leidend. Zij moeten er vanuit kunnen gaan dat deze leerdoelen in
de leermiddelen die zij gebruiken aan de orde komen. Ik heb geen aanwijzing dat dit
niet het geval is en dat uitgevers met opzet bepaalde verplichte lesstof weglaten.
In dit kader heeft de ombudsman van NRC overigens enkele kanttekeningen geplaatst
bij het artikel, waarin de krant volgens hem de «censuur» te zwaar aanzette.2
Vraag 4
Bent u het eens met de oproep van onder andere de Vereniging Openbaar Onderwijs en
Verus, de vereniging voor katholiek en christelijk onderwijs, dat er openheid moet
komen over deze praktijken? Zo ja, op welke manier gaat u hieraan bijdragen? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 4
Ja, het is wenselijk dat scholen en leraren inzicht hebben in hoe leermiddelen tot
stand komen, welke bijdrage zij daaraan kunnen leveren, en hoe zij de leermiddelen
in de praktijk kunnen toepassen. Ik acht het niet passend bij mijn stelselverantwoordelijkheid
voor het funderend onderwijs om specifieke eisen te stellen aan de totstandkoming
van leermiddelen, of aan de keuzes die scholen hierin maken, zo lang de wettelijk
voorgeschreven onderwijsinhoud in het onderwijs aan de orde komt. Vanuit diezelfde
stelselverantwoordelijkheid wil ik echter wel dat structureel het gesprek plaatsvindt
tussen aanbieders en ontwikkelaars (uitgevers en auteurs) en afnemers en gebruikers
(scholen en leraren) van leermiddelen. Dat gaat bijvoorbeeld over zaken als privacy
en informatieveiligheid en over de mate waarin en de wijze waarop de kerndoelen worden
geconcretiseerd. Ik denk hierbij ook aan het voorkomen van stereotypen in leermiddelen
en de manier waarop leerlingen een realistisch en breed beeld van de maatschappij
voorgespiegeld krijgen. Ik ben in gesprek met de Groep Educatieve Uitgeverijen (GEU,
de vereniging waarbij zo’n 35 educatieve uitgevers zijn aangesloten, die samen 95%
van de markt bedienen), de PO-Raad en de VO-raad en Stichting Leerplanontwikkeling
(SLO) om deze professionele dialoog op een constructieve en weloverwogen manier voort
te zetten. Ook expertise van leraren wil ik daarbij benutten. Zo faciliteer ik het
gesprek hierover tussen vraag en aanbod.
Vraag 5
Op welke manier moeten lesmaterialen voldoen aan de burgerschapsopdracht? Onderkent
u het spanningsveld dat we aan de ene kant vragen aan scholen om actief aandacht te
besteden aan bijvoorbeeld seksuele diversiteit, terwijl we aan de andere kant lesmethoden
hebben waar deze bewust worden «uitgegumd»? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze
bent u van plan om dit tegen te gaan?
Antwoord 5
De burgerschapsopdracht voor het funderend onderwijs is wettelijk vastgelegd in de
Wet op het primair onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs. De burgerschapsopdracht
is gericht aan schoolbesturen en scholen, niet aan (ontwikkelaars en uitgevers van)
lesmaterialen – dit sluit immers niet aan bij Grondwettelijke bepalingen over de vrijheid
van keuze aangaande de leermiddelen. Er worden geen wettelijke eisen gesteld aan leermiddelen,
en de inspectie heeft geen bevoegdheid om leermiddelen te toetsen. Wel kan de toepassing
van leermiddelen, en in welke context zij worden gebruikt, worden meegewogen in het
toezicht. Indien de inspectie constateert dat leermiddelen worden toegepast op een
wijze die leidt tot strijdigheid met de burgerschapsopdracht, zal de inspectie het
bestuur aanspreken en zo nodig handhaven op basis van die wettelijke bepaling.
Zoals aangekondigd bij de inwerkingtreding van de wet burgerschapsopdracht komt er
vanaf 2022 een ondersteuningsstructuur voor de invulling hiervan, waar scholen vrijwillig
gebruik van kunnen maken.
Vraag 6
Deelt u de mening van hoogleraar educatie en pedagogiek van de Universiteit Utrecht
Paul Leseman, dat methodenuitgevers verplichtingen hebben als het gaat om een gedeelde
basis van kennis, vaardigheden en waarden en dat deze ondergeschikt moeten zijn aan
commerciële belangen? Zo ja, op welke manier gaat u hier opvolging aan geven?
Antwoord 6
De gedeelde basis van kennis, vaardigheden en waarden die landelijk worden voorgeschreven
moeten in het onderwijs aan de orde komen. Daarbij staat het uitgevers vrij om in
te spelen op wensen van hun afnemers, en staat het scholen vrij om die wensen kenbaar
te maken en al dan niet van het aanbod van een uitgever gebruik te maken. Ik zie erop
toe dat de professionele dialoog hierover tussen aanbieders en afnemers van leermiddelen
wordt gevoerd.
Vraag 7
Kunt u zich het onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs (hierna: de inspectie)
uit maart 2020 herinneren naar de burgerschapsopdracht en de manier waarop scholen
hier invulling aan geven?3 Kunt u zich herinneren dat de inspectie destijds constateerde dat er geen lesmaterialen
waren die strijdig waren met de basiswaarden van de democratische rechtsstaat? Bent
u bereid om ditmaal de inspectie de opdracht te geven te kijken naar eventuele richtlijnen
bij educatieve uitgeverijen en naar de vraag of deze in strijd zijn met de burgerschapsopdracht?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Dit onderzoek en de conclusies daarvan herinner ik mij. Kennelijk hebben verschillende
richtlijnen van educatieve uitgevers niet geleid tot toepassingen daarvan in de praktijk
die strijdig zijn met de basiswaarden van de democratische rechtsstaat. De inspectie
gaat over haar eigen onderzoeksprogrammering, en heeft bovendien geen bevoegdheid
binnen haar wettelijke taken om onderzoek te doen of toezicht te houden op uitgeverijen
of andere commerciële aanbieders.
Vraag 8
Deelt u de mening dat onderwijs moet bijdragen aan een gedeelde basis van kennis,
vaardigheden en waarden en dat dit bij uitstek van belang is voor leerlingen die deze
zaken niet als vanzelfsprekend van huis uit meekrijgen? Deelt u de mening dat het
stelselmatig onthouden van informatie strijdig is met de verantwoordelijkheid die
zowel methodenuitgevers als scholen hebben? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Ja, onderwijs moet bijdragen aan een gedeelde basis van kennis, vaardigheden en waarden,
en dat is zeker ook van belang voor leerlingen die deze zaken niet als vanzelfsprekend
van huis uit meekrijgen. Het zou onwenselijk zijn als educatieve uitgevers bewust
en stelselmatig noodzakelijke informatie zouden onthouden. Voor het funderend onderwijs
zijn landelijke, in kerndoelen, eindtermen en de algemene (burgerschaps-)opdracht
van scholen vastgestelde leerdoelen leidend: deze leerdoelen moeten in het onderwijs
aan de orde komen en de inspectie ziet daarop toe. Het ligt dan ook voor de hand dat
deze onderwerpen worden behandeld in de leermiddelen. Dat wil echter niet zeggen dat
er in elk leermiddel aandacht aan besteed moet worden. Zo is het bijvoorbeeld niet
direct noodzakelijk om in een taalmethode aandacht te besteden aan de evolutietheorie
of in een wiskundemethode aan seksuele diversiteit. Daarbij is het wel wenselijk dat
bijvoorbeeld wanneer er voorbeelden worden gebruikt stereotypen worden vermeden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.