Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Alkaya over de uitvoering van het onderzoek naar de mogelijke risico’s van biobrandstoffen voor scheepsmotoren in de binnenvaart
Vragen van het lid Alkaya (SP) aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de uitvoering van onderzoek naar de mogelijke risico’s van biobrandstoffen voor scheepsmotoren in de binnenvaart (ingezonden 13 oktober 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Van Weyenberg (Infrastructuur en Waterstaat), mede namens
de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (ontvangen 9 november 2021).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de berichten «ASV kraakt FAME-onderzoek; geen oog voor de
praktijk» en «ASV: onderzoek naar FAME deugt niet»?1
,
2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat is uw reactie op de kritiek die vanuit de Algemeene Schippersvereeniging (ASV)
klinkt over de wijze waarop het onderzoek waartoe de motie Bisschop/Alkaya (Kamerstuk
35 626, nr. 25) oproept wordt uitgevoerd?
Antwoord 2
In 2020 heb ik de Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek
(TNO) en het Expertise en Innovatiecentrum Binnenvaart (EICB) opdracht gegeven om
onderzoek uit te voeren naar de toepassing van biobrandstof in de binnenvaart. Uit
dit onderzoek kwam voort dat er enkele technische risico’s waren, maar dat deze beheersbaar
zijn. TNO concludeerde ook dat in de binnenvaart de laatste vijf jaar al ervaring
is opgebouwd met de toepassing van biobrandstof-blends. In de sector ontstond ondanks
het onderzoek toch onrust over het bijmengen van biobrandstof, wat tot de vraag om
een vervolgonderzoek leidde in de motie Bisschop/Alkaya.3 Ik heb kennisgenomen van de kritiek van de ASV op dit vervolgonderzoek.
Ten eerste spreekt de ASV haar zorgen uit over de focus van het onderzoek op datgene
wat schippers kunnen doen om veilig met biobrandstof te kunnen varen, in plaats van
de risico’s die mogelijk onzuivere brandstof met zich meebrengt. Ik heb het Nederlands
Normalisatie Instituut (NEN) opdracht gegeven onderzoek uit te voeren naar de risico’s
van verschillende soorten biobrandstoffen voor scheepsmotoren in de binnenvaart en
hoe de reductieverplichting op een zorgvuldige wijze vormgegeven kan worden, zoals
gevraagd in de motie Bisschop/Alkaya. Hieruit zullen aanbevelingen volgen voor alle
relevante betrokken partijen, inclusief overheid, schippers, brandstofleveranciers,
etc. Deze aanbevelingen zullen voor het einde van het jaar door NEN met de betrokken
partijen en Uw Kamer worden gedeeld.
De reductieverplichting van 6% zal per 1 januari worden ingevoerd. Besloten is echter
om voor de binnenvaart de jaarlijks groeiende jaarverplichting van de REDII niet in
het Besluit energie vervoer op te nemen. Hierover is Uw Kamer geïnformeerd bij de
aanbieding van het Besluit energie vervoer.4
Als tweede geeft de ASV aan dat het NEN onderzoek vooral uit deskresearch zou bestaan.
Naast deskresearch worden in het onderzoek praktijkervaringen verzameld door middel
van het Meldpunt Binnenvaart, en is een enquête verspreid onder binnenvaartschippers.
Het Meldpunt Binnenvaart is op initiatief van BLN-Schuttevaer, CBRB, de Nederlandse
Organisatie Voor de Energiebranche en IVR5 opgezet voor binnenvaartschippers die problemen ervaarden met biobrandstof. De enquête
bedraagt onder andere vragen over de kwantiteit, kwaliteit, testen en certificaten
van de getankte biobrandstof en de eventuele consequenties.
Als laatste wijst de ASV erop dat zij niet betrokken is geweest bij het onderzoek.
De ASV is betrokken bij het opstellen van de onderzoeksvraag. Haar commentaar is deels
verwerkt en de ASV heeft een toelichting ontvangen op de verwerking van haar commentaar.
Gedurende het onderzoek heeft NEN de ASV via het algemene contactadres, zoals vermeld
op de ASV website, benaderd voor het invullen van voornoemde enquête. Daarnaast zijn
ook individuele schippers benaderd. Zodra het onderzoek is afgerond zullen de resultaten
met de branche, waaronder ook de ASV, worden besproken.
Vraag 3
Kunt u aangeven op welke wijze – en vanaf welk moment – de binnenvaartschippers zijn
betrokken bij het uitgezette onderzoek?
Antwoord 3
De binnenvaartschippers zijn vanaf het begin betrokken via hun branchevertegenwoordigers,
CBRB, BLN-Schuttevaer en ASV. De onderzoeksvragen zijn eerst aan hen voorgelegd. Hun
commentaar daarop is deels verwerkt of gemotiveerd niet verwerkt voor het onderzoek
in opdracht werd gegeven. Gedurende het onderzoek zijn ook individuele schippers benaderd
door middel van de eerdergenoemde enquête. Ook is er in het onderzoek gebruik gemaakt
van de ingekomen meldingen (25) bij het Meldpunt Binnenvaart.
Vraag 4
Klopt het dat het onderzoek door NEN zich hoofdzakelijk heeft beperkt tot deskresearch
en dat de op handen zijnde implementatie van de herziene Richtlijn hernieuwbare Energie
(REDII) hierbij een rol heeft gespeeld?
Antwoord 4
In het onderzoek worden naast deskresearch praktijkervaringen verzameld door middel
van het Meldpunt Binnenvaart en de eerdergenoemde enquête. Het onderzoek is er verder
op gericht datgene te doen wat mogelijk is voor de Kamerbehandeling van het Besluit
energie vervoer, zoals gevraagd in de motie Bisschop/Alkaya. Aangezien het onderzoek
niet volledig voor de Kamerbehandeling van het Besluit energie vervoer kan worden
afgerond, is besloten om voor de binnenvaart af te zien van de jaarverplichting uit
de REDII.
Vraag 5
Deelt u de mening dat tijdsdruk geen argument mag zijn om de scope van dit door de
Kamer gevraagde onderzoek smal te houden?
Antwoord 5
NEN formuleert antwoorden op de onderzoeksvragen uit de motie Bisschop/Alkaya, met
de middelen die kunnen worden ingezet binnen de tijd die de motie Bisschop/Alkaya
heeft aangegeven. Dat wil zeggen dat NEN onderzoek verricht met de data die zij voor
de Kamerbehandeling Besluit energie vervoer konden verzamelen en ter beschikking hadden
(o.a. van het Meldpunt Binnenvaart en reacties en ervaringen van schippers zelf).
In een langduriger onderzoek hadden meer data verzameld kunnen worden. Ook vergt het
nauwkeurig meten en analyseren van de aanwezige brandstoffen (bijv. het meten van
Cloud Point, CFPP, CFBT, SMG, en gehaltes aan monoglyceriden) veel tijd. In deze setting
is NEN afhankelijk van de snelheid van data-analyses en reacties van respondenten.
NEN zal aangeven in haar rapport welke onderzoeksvragen nog openstaan om tot veilige
toepassing van biobrandstof in scheepsmotoren te komen. Indien de resultaten aanleiding
geven voor vervolgonderzoek, zal Uw Kamer worden geïnformeerd hoe daar opvolging aan
wordt gegeven.
Vraag 6
Klopt het dat de insteek vanuit NEN koerst op «good housekeeping»? Zo ja bent u bereid
om de onderzoekers opdracht te geven om tevens de praktijkwerking en het kwaliteitsgehalte
van biobrandstoffen te laten onderzoeken door middel van veldonderzoek?
Antwoord 6
De praktijkwerking en het kwaliteitsgehalte van biobrandstoffen maken deel uit van
de onderzoeksopdracht en dit zal ook in het rapport terugkomen. NEN is bezig met de
beantwoording van alle vragen gesteld in de motie Bisschop/Alkaya en zal aanbevelingen
doen aan alle partijen in de keten voor mogelijke vervolgstappen en oplossingen. Zoals
ik in mijn antwoord op vraag 5 aangaf, indien de resultaten aanleiding geven voor
vervolgonderzoek, zal Uw Kamer worden geïnformeerd hoe daar opvolging aan wordt gegeven.
Vraag 7
Wat gaat u verder ondernemen om het vertrouwen van de binnenvaartsector ten aanzien
van dit onderzoek te herwinnen?
Antwoord 7
Ik ben en blijf in gesprek met de branche over de conclusies en aanbevelingen die
uit dit onderzoek naar voren zullen komen en zal de branche blijven betrekken bij
een eventueel vervolg. Ook zal ik samen met de branche de eerste jaren van een verplichting
blijven monitoren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.P.R.A. van Weyenberg, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede namens
B. Visser, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.