Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van der Lee en Snels over het rapport van Reclaim Finance met de titel ‘Banks fuelling expansion of oil-and-gas Arctic extraction’
Vragen van de leden Van der Lee en Snels (beiden GroenLinks) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Financiën over het rapport van Reclaim Finance «Banks fuelling expansion of oil-and-gas Arctic extraction» (ingezonden 15 oktober 2021).
Antwoord van Minister Knapen (Buitenlandse Zaken), mede namens de Minister van Financiën
(ontvangen 9 november 2021).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het rapport van Reclaim Finance «Banks fuelling expansion of oil-and-gas Arctic extraction»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat de forse toename van investeringen van financiële instellingen
in olie- en mijnbouwbedrijven die verantwoordelijk zijn voor risicovolle activiteiten
in het Noordpoolgebied, een zeer onwenselijke ontwikkeling is?2 Deelt u de mening dat het blijven investeren in olie- en mijnbouwbedrijven die verantwoordelijk
zijn voor risicovolle activiteiten in het Noordpoolgebied, af doet aan de geloofwaardigheid
van het klimaatakkoordcommitment, waarin financiële instellingen hebben aangegeven
hun bijdrage te leveren aan de doelstellingen van het Klimaatakkoord van Parijs?
Antwoord 2
De bescherming van het Arctisch gebied is een belangrijk doel voor Nederland, zoals
vastgelegd in de Nederlandse Polaire Strategie 2021–2025. Nederland staat, gezien
de grote milieu en veiligheidsrisico’s, met name in kwetsbare zeeën, terughoudend
ten aanzien van exploitatie van olie en gas in het Arctisch gebied. Daarom zet Nederland
zich binnen de VN, de Arctische Raad en bilateraal in voor het uitsluitend laten plaatsvinden
van olie- en gaswinning onder zeer strenge milieu en veiligheidsnormen om zo het voortbestaan
van kwetsbare ecosystemen, ecosysteemfuncties en Arctische soorten te waarborgen.
In overeenstemming hiermee faseert de Nederlandse overheid financiële steun aan exploratie
en ontwikkeling van nieuwe voorraden olie en gas in het buitenland (per 2020) uit
en roept het Nederlandse financiële instellingen op hetzelfde te doen.3
Het kabinet verwacht bovendien van bedrijven en financiële instellingen dat zij de
OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen (OESO-richtlijnen) en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP’s) naleven. Dit betekent dat bedrijven en financiële instellingen de risico’s
voor mens en milieu, waaronder risico’s voor biodiversiteit, in hun waardeketen in
kaart moeten brengen, en deze voorkomen of aanpakken en hierover transparant zijn.
Vraag 3
Bent u bekend met het feit dat diverse Nederlandse financiële instellingen ook anno
2021 nog altijd investeren in olie- en mijnbouwbedrijven die verantwoordelijk zijn
voor risicovolle activiteiten in het Noordpoolgebied? Heeft u een kwantitatief overzicht
van de totaalomvang van directe en indirecte investeringen in de olie- en mijnbouwbedrijven
actief in het Noordpoolgebied van Nederlandse banken, pensioenfondsen, verzekeraars
en vermogensbeheerders? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u deze aan de Kamer (geaggregeerde
cijfers) verstrekken?
Antwoord 3
De financiële sector heeft in juli 2019 het initiatief genomen om een bijdrage te
leveren aan de uitvoering van het Akkoord van Parijs en het Klimaatakkoord. Banken,
pensioenfondsen, verzekeraars en vermogensbeheerders hebben zich gecommitteerd om
vanaf boekjaar 2020 te rapporteren over het CO2-gehalte van hun relevante financieringen en beleggingen en om uiterlijk in 2022 actieplannen,
inclusief reductiedoelstellingen voor 2030, bekend te maken.
Het kabinet verwacht van financiële instellingen dat zij de OESO-richtlijnen en de
UNGP’s naleven. Om deze naleving te bevorderen heeft het kabinet IMVO-convenanten
afgesloten met de pensioen- en verzekeringssector. Het IMVO-convenant van de bancaire
sector is eind 2019 afgelopen, uw Kamer is hierover geïnformeerd met de Kamerbrief
van 21 februari 2020 (Kamerstuk 26 485, nr. 323). Daarnaast verwacht het kabinet dat de bij het klimaatcommitment betrokken financiële
instellingen ambitieus invulling geven aan het klimaatcommitment.4 De hiervoor genoemde actieplannen van financiële instellingen kunnen bestaan uit
verschillende instrumenten: stemgedrag als aandeelhouder, betrokkenheid bij het duurzaamheidsbeleid
van de klant (zgn. engagement), duurzaam financieren en niet duurzame financieringen uitsluiten. De financiële
instellingen bepalen hierin uiteraard zelf op welke wijze dit instrumentarium wordt
ingezet, op een manier die past bij hun (duurzaamheids-) strategie. Mede gelet op
de OESO-richtlijnen en de UNGP’s ligt het evenwel in de rede dat financiële instellingen
daarbij ook investeringen in olie- en mijnbouwbedrijven betrekken die verantwoordelijk
zijn voor risicovolle activiteiten in het Arctisch gebied. Het klimaatcommitment biedt
een platform voor financiële instellingen om daar ook onderling over in gesprek te
gaan. Het kabinet verwacht een ambitieuze invulling van de actieplannen. Dit is ook
van belang voor het draagvlak voor het bredere klimaatcommitment.
Vraag 4
Kunt u een overzicht geven van het officiële beleid van Nederlandse financiële instellingen
ten aanzien van investeringen in de fossiele industrie actief in het Noordpoolgebied?
Hoeveel instellingen hebben wel beleid en hoeveel instellingen hebben geen beleid?
In welke mate is dit beleid principle-based of outcome-based? Zijn er instellingen
die officieel beleid op dit punt hebben maar wel blijven investeren in de fossiele
industrie die activiteiten in het Noordpoolgebied hebben? En zo ja, wat zegt dit over
de effectiviteit van hun beleid?
Antwoord 4
Het kabinet beschikt niet over een dergelijk overzicht. Wel wordt van financiële instellingen
verwacht dat zij rapporteren over – onder meer – de wijze waarop zij omgaan met risico’s
voor het milieu (zie ook het antwoord op vraag 6). Daarnaast heeft het kabinet met
belangstelling kennisgenomen van het onderzoek van de Eerlijke Bankwijzer en Greenpeace
d.d. 6 februari 2020, waarmee is gepoogd deze investeringen in kaart te brengen.5
Vraag 5
Op welke manier zijn en worden financiële instellingen verplicht te rapporteren over
hun investeringen in olie- en mijnbouwbedrijven in het Noordpoolgebied, gegeven dat
hier duurzaamheidsrisico’s en reputatierisico’s aan verbonden zijn, onder de Non-Financial
Reporting Directive, de Pensioenwet, IORP II en de aankomende Corporate Sustainability
Reporting Directive zoals de Europese Commissie deze voorgesteld heeft? Deelt u de
mening dat de huidig geldende rapportagestandaarden op dit moment op dit punt onvoldoende
dwingend zijn?
Antwoord 5
Een integraal overzicht hiervan is niet beschikbaar. Van de financiële instellingen
wordt evenwel verwacht dat zij in hun beleid, actieplannen en verslaggeving risico’s
voor mens en milieu meenemen, deze voorkomen of aanpakken en hierover transparant
zijn. Zie verder de antwoorden op vragen 3 en 6.
Vraag 6
Bent u bereid in gesprek te gaan met Nederlandse financiële instellingen die investeren
in olie- en mijnbouwbedrijven die verantwoordelijk zijn voor risicovolle activiteiten
in het Noordpoolgebied en hen te wijzen op de onwenselijkheid hiervan, mede in het
licht van de nieuwe politieke strategie van de EU voor de Arctische regio die oproept
tot een moratorium van het boren naar olie, gas en kolen in het Noordpoolgebied6? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
De Non-Financial Reporting Directive (NFRD) verplicht sinds boekjaar 2017 – kort gezegd – kredietinstellingen, verzekeraars
en beursondernemingen met meer dan 500 werknemers om te rapporteren over niet-financiële
informatie. Hierin dient te worden aangegeven hoe deze organisaties omgaan met, in
ieder geval, milieu, sociale en personeelsaangelegenheden, eerbiediging van mensenrechten
en bestrijding van corruptie en omkoping. De NFRD schrijft niet voor over welke specifieke
informatie ondernemingen moeten rapporteren en op welke wijze.
De Europese Commissie heeft op 21 april 2021 een voorstel gepubliceerd voor de herziening
van de NFRD, genaamd de Corporate Sustainability Reporting Directive(CSRD). De Commissie stelt hierin voor de reikwijdte van de NFRD uit te breiden naar
alle grote kredietinstellingen en verzekeringsmaatschappijen, alle grote rechtspersonen7 en alle beursvennootschappen (met uitzondering van micro-beursvennootschappen8). Daarnaast introduceert het voorstel een verplichting om te rapporteren volgens
rapportagestandaarden voor duurzaamheidsinformatie. Dit betekent dat er zal worden
voorgeschreven over welke informatie ondernemingen moeten rapporteren en op welke
wijze.
De rapportagestandaarden worden momenteel ontwikkeld en zullen zich op hoofdlijnen
richten op zowel milieu, sociale als governance-factoren. Ondernemingen zullen onder meer moeten rapporteren over duurzaamheidsrisico’s.
Daarnaast zullen ondernemingen die uit hoofde van de sector waarin zij actief zijn
in hogere mate worden blootgesteld aan duurzaamheidsrisico’s (mogelijk ook olie- en
mijnbouwbedrijven in het Arctisch gebied) meer moeten rapporteren dan ondernemingen
die actief zijn in een sector waar minder duurzaamheidsrisico’s zijn. In het richtlijnvoorstel
staat dat de Commissie een tweede reeks rapportagestandaarden zal vaststellen. Hierin
wordt aanvullende informatie gespecificeerd die ondernemingen, indien nodig, moeten
bekendmaken over duurzaamheidsaspecten die specifiek zijn voor de sector waarin zij
actief zijn. Het kabinet staat positief tegenover dit richtlijnvoorstel.
Vraag 7
Bent u bereid om zowel in EU-verband als in de Arctische Raad aandacht te vragen voor
de onwenselijkheid van de toegenomen investeringen van financiële instellingen in
olie- en mijnbouwbedrijven die verantwoordelijk zijn voor risicovolle activiteiten
in het Noordpoolgebied? Zo ja, hoe gaat u dit vormgeven? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Het kabinet heeft, in lijn met de motie-Van der Lee c.s. en bij monde van de Nederlandse
Arctisch ambassadeur, deze oproep onder andere gedaan tijdens stuurgroepvergaderingen
van de IMVO-convenanten voor de verzekerings- en pensioensector in september jl. De
brancheverenigingen in beide stuurgroepen werd verzocht deze boodschap door te geleiden
aan de financiële instellingen die zij vertegenwoordigen. Met de Nederlandse Vereniging
van Banken (NVB) is een afspraak gemaakt om deze oproep ook over te brengen aan de
bancaire sector. In de gesprekken wordt ook aandacht gegeven aan de nieuwe positie
van de Europese Commissie en de Europese Diplomatieke Dienst (EDEO) in dezen. Uw Kamer
zal via een BNC-fiche nader worden geïnformeerd over de Nederlandse positie betreffende
de nieuwe EU Arctische Mededeling.
Vraag 8
Bent u bekend met de jarenlange financiering van respectievelijk investeringen in
de Russische mijnbouwer Norilsk Nickel door ING en ABP, die herhaaldelijk, onder andere
in 2016, in mei 2020 en juli 2020 verantwoordelijk was voor milieurampen in Russisch
arctisch gebied?9 Wat is er uit de toegezegde geïntensiveerde dialoog van ING en ABP met Norilsk Nickel
gekomen? Waren de doelstellingen voor die dialoog SMART geformuleerd? Bent u op de
hoogte of Norilsk Nickel inmiddels afdoende maatregelen heeft genomen om schade aan
het milieu volledig te herstellen en voldoende preventiemaatregelen te nemen om nieuwe
schade te voorkomen?
Antwoord 8
Ja, het kabinet zal hier bilateraal, in de context van de Arctische Raad en in de
relevante EU-vergaderingen en -werkgroepen aandacht voor vragen.
Vraag 9
Kunt u toelichten op welke wijze u de motie-Van der Lee c.s.10 onder de aandacht heeft gebracht van Nederlandse banken, verzekeraars en pensioenfondsen,
en hen expliciet hebt gevraagd om zich hier aan te houden? Zo ja, hebben zij dit toegezegd?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
Het kabinet is bekend met het onderzoek van de Eerlijke Geldwijzer van 17 juni 2020
waarin wordt aangegeven dat ING en ABP investeren in het mijnbouwbedrijf Norilsk Nickel.
De opvolging die uit de toegezegde geïntensiveerde dialoog is gekomen, is op dit moment
niet bekend.
Vraag 10
Heeft u in uw gesprekken met De Nederlandsche Bank (DNB), zowel op politiek als ambtelijk
niveau, gesproken over investeringen in fossiele activiteiten in het Noordpoolgebied,
en welke duurzaamheidsrisico’s hiermee gepaard gaan? Wat zijn van deze gesprekken
de concrete uitkomsten?
Antwoord 10
Zie de beantwoording op vraag 7.
Vraag 11
Deelt u de mening dat de transitierisico’s van het financieren van fossiele bedrijven
die actief zijn in het Noordpoolgebied, fors zijn toegenomen nu de Europese Commissie
heeft voorgesteld een moratorium in te stellen op het boren van olie, gas en kolen
in het Noordpoolgebied? Waarom wel of waarom niet? En bent u bereid met DNB het gesprek
aan te gaan over deze toegenomen transitierisico’s?
Antwoord 11
Het Ministerie van Financiën en De Nederlandse Bank hechten veel waarde aan de transparantie
over en adequate beheersing van duurzaamheidsrisico’s door de financiële sector, waaronder
de risico’s die gepaard gaan met financiering van olie- en gasactiviteiten in het
kwetsbare Arctische gebied. Zij voeren hier regelmatig met elkaar gesprek over. Dit
resulteert concreet in, bijvoorbeeld, de ambitieuze Nederlandse inzet ten aanzien
van de beheersing van duurzaamheidsrisico’s, zowel in Europa, binnen de G20 als in
de Financial Sustainability Board.
Vraag 12
Deelt u de mening dat de transitierisico’s van het financieren van fossiele bedrijven
die actief zijn in het Noordpoolgebied, fors zijn toegenomen nu de Europese Commissie
heeft voorgesteld een moratorium in te stellen op het boren van olie, gas en kolen
in het Noordpoolgebied? Waarom wel of waarom niet? En bent u bereid met DNB het gesprek
aan te gaan over deze toegenomen transitierisico’s?
Antwoord 12
In de op 13 oktober jl. gepubliceerde Gezamenlijke Mededeling over Arctische aangelegenheden
stellen de Europese Commissie en EDEO ernaar te streven dat olie, kolen en gas in
de grond blijven, ook in het noordpoolgebied. Om dit te bereiken zal de Commissie
– samen met partners – werken aan een multilaterale wettelijke verplichting om geen
olie- en gasreserves in het noordpoolgebied of aangrenzende regio’s toe te staan en
deze na productie ook niet langer te kopen.
Afhankelijk van de uitwerking en de strekking van dit beleid en daarmee samenhangende
mogelijke wet- en regelgeving, kan een moratorium op het boren van olie, gas en kolen
in noordpoolgebied leiden tot toegenomen transitierisico’s. Zoals uiteengezet in onder
meer de Kabinetsreactie op de initiatiefnota Verduurzaming financiële sector11, kan de energietransitie in den brede leiden tot forse afwaarderingen op uitzettingen
in fossiele sectoren, de zogenoemde stranded assets. Het is daarom van belang dat instellingen oog hebben voor deze risico’s op de lange
termijn. In gesprekken met De Nederlandsche Bank komen transparantie over en adequate
beheersing van duurzaamheidsrisico’s door de financiële sector (waaronder ook transitierisico’s)
op regelmatige basis aan de orde.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.P.M. Knapen, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede namens
W.B. Hoekstra, minister van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.