Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de evaluatie en voortgang verscherpt toezicht op studenten en onderzoekers in gevoelige onderwijs- en onderzoeksgebieden
30 821 Nationale Veiligheid
31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid
Nr. 158 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 29 november 2021
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de ministers van Buitenlandse Zaken en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
over de brief van 9 juli 2021 over de evaluatie en voortgang verscherpt toezicht op
studenten en onderzoekers in gevoelige onderwijs- en onderzoeksgebieden (Kamerstukken
30 821 en 31 288, nr. 152).
De vragen en opmerkingen zijn op 6 oktober 2021 aan de ministers van Buitenlandse
Zaken en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voorgelegd. Bij brief van 4 november 2021 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Wilders
De griffier van de commissie, Van Toor
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie en reactie van de bewindspersonen
2
II
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie en reactie van de bewindspersonen
6
I Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie en reactie van de bewindspersonen
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van de
Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap inzake het toezicht op studenten en onderzoekers in gevoelige
onderwijs- en onderzoeksgebieden. Zij hebben hierover de volgende vragen en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie ondersteunen het Nederlandse beleid dat een interdepartementale
Taskforce is ingesteld om vorm te geven aan verscherpt toezicht op studenten en onderzoekers
in gevoelige onderwijs- en onderzoeksgebieden. De VVD-fractieleden onderschrijven
dat deze Taskforce op een zorgvuldige en non-discriminatoire wijze studenten moet
toetsen op een mogelijke relatie met het Iraanse ballistische raketprogramma om in
te schatten of er een risico bestaat op overtreding van de EU Iran-sanctieverordening
267/2012.
De leden van de VVD-fractie maken zich net als het kabinet in toenemende mate zorgen
over het ballistische raketprogramma van Iran en zijn verheugd om te zien dat om die
reden het toezicht is verscherpt. Wat is de invloed van de nieuwe Iraanse regering
op het ballistisch raketprogramma en de noodzaak tot toezicht? Verwacht het kabinet
op korte termijn een nadere aanscherping nodig?
1. Antwoord van het kabinet
Het Iraanse ballistische raketprogramma baart het kabinet zorgen. Dit programma wordt
door verschillende elkaar opvolgende regeringen in Iran gedragen, de regering Raisi
is hier geen uitzondering op. De vergaande ontwikkeling van dit programma heeft een
destabiliserend effect op de regio. Daarnaast kan dit programma een directe bedreiging
voor Europa vormen. Nederland roept Iran met regelmaat op om de dialoog over het raketprogramma
aan te gaan. Iets wat Iran tot nu toe weigert. Nederland zoekt in EU-verband naar
oplossingen en bespreekt het probleem regelmatig met partners, waaronder de VS.
Het kabinet verwacht niet dat op korte termijn nadere aanscherping nodig is van de
toetsing in het kader van de EU Iran-sanctieverordening 267/2012.
De leden van de VVD-fractie beschouwen het van groot belang dat er zorgvuldig actie
wordt ondernomen als blijkt dat studenten of onderzoekers een mogelijk risico vormen.
Zij vragen zich dan ook af of de universiteiten in staat zijn om op basis van een
verhoogd risicoadvies noodzakelijke maatregelen te nemen. Uit de brief van de ministers
blijkt dat uit de grondige toetsing is gebleken dat van de ruim 750 getoetste studenten
en onderzoekers een tiental personen op basis van hun kennis en netwerk een mogelijk
risico vormen voor wat betreft ongewenste (bedoelde of onbedoelde) kennisoverdracht
ten gunste van het Iraanse ballistische raketprogramma. Zijn er tegen deze tien personen
passende en noodzakelijke maatregelen genomen door de universiteiten? Wat voor een
maatregelen zijn dit? Zien de ministers deze maatregelen als afdoende? En wat gebeurt
er als universiteiten niet ingrijpen? Wordt dit vastgesteld en zo ja, wat zijn daarna
de vervolgstappen? Wat is in een dergelijke situatie de rol van het Ministerie van
OCW als stelselverantwoordelijke? Hoe helpt het ministerie universiteiten met het
nemen van maatregelen en welke eisen worden er aan universiteiten opgelegd?
2. Antwoord van het kabinet
De EU Iran-sanctieverordening 267/2012 heeft directe werking binnen de EU-lidstaten
en geldt voor eenieder in die lidstaten, waaronder ook kennisinstellingen. Het verscherpt
toezicht is erop gericht de kennisinstellingen te ondersteunen om te voorkomen dat
de verboden uit deze verordening worden overtreden.
De beoordeelde personen bij wie een verhoogd risico werd geconstateerd, waren veelal
medewerkers en studenten die reeds in Nederland waren. Daarom diende met inachtneming
van het rechtszekerheidsbeginsel, maatwerk te worden toegepast om de risico’s van
ongewenste kennisoverdracht te minimaliseren. Per individu is het Ministerie van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap ondersteund door de Taskforce hierover in gesprek gegaan met
de desbetreffende universiteiten, die verantwoordelijk zijn om passende maatregelen
te nemen om binnen hun instelling overtreding van de verboden in de verordening te
voorkomen. Bij passende maatregelen kan gedacht worden aan het afschermen van kritieke
kennis, het kritisch beoordelen van nieuwe onderzoeksvoorstellen, het verbreken van
risicovolle samenwerkingsverbanden en in uiterste gevallen het aanpassen of beëindigen
van de studie of het onderzoek van de desbetreffende persoon. De Taskforce heeft geen
bevoegdheid om concrete overtredingen formeel vast te stellen of om door de kennisinstellingen
genomen maatregelen te beoordelen.
In de uitwerking van het toetsingskader ongewenste kennis- en technologieoverdracht,
zoals aangekondigd in de Kamerbrief Kennisveiligheid Hoger Onderwijs en Wetenschap
van 27 november 20201, zal het kabinet oog hebben voor toezichts- en handhavingskwesties. Het is de bedoeling
dat dit toetsingskader het bestaande verscherpt toezicht vervangt.
De leden van de VVD-fractie zijn verheugd te lezen dat ABDTOPConsult vaststelt dat
er een toetsingsproces is ingericht dat goed functioneert. Ook hebben de leden van
deze fractie kennisgenomen van de conclusies van ABDTOPConsult dat een aantal (doel)groepen
niet wordt getoetst en dat de organisatie, inrichting van de werkprocessen en de informatievoorziening
kunnen worden verbeterd. Kunnen de ministers aangeven hoe de Taskforce zich op deze
punten gaat verbeteren?
3. Antwoord van het kabinet
In de beleidsreactie op de evaluatie van ABDTOPConsult heeft het kabinet de Kamer
geïnformeerd over hoe opvolging wordt gegeven aan de aanbevelingen uit het rapport.
In reactie op de genoemde verbeterpunten (doelgroepen, informatievoorziening en werkprocessen)
heeft het kabinet in deze Kamerbrief het volgende opgemerkt:
Doelgroepen: Als een visiting scientist of een onderzoeker die verbonden is aan een
andere onderzoeksgroep – ook in het Hoger Beroepsonderwijs – onderwijs wil volgen
of deelneemt aan onderzoek in één van de aangewezen onderwijs- of onderzoeksvelden
dan dient die persoon een ontheffingsaanvraag in te dienen. In de praktijk komen ontheffingsaanvragen
van dergelijke doelgroepen voor. Het bereik van de ontheffingsplicht is echter niet
beperkt tot studenten en onderzoekers. De ontheffingsplicht geldt voor iedereen aan
wie «gespecialiseerde kennis» wordt overgedragen. Daarvan kan ook sprake zijn in het
kader van praktische werkzaamheden. Het is en blijft de verantwoordelijkheid van de
kennisinstellingen om ervoor te zorgen dat iedereen binnen de aangewezen onderwijs-
en onderzoeksvelden en aan iedereen aan wie gespecialiseerde kennis wordt overgedragen
over een ontheffing op basis van de Sanctieregeling Noord-Korea 2017 beschikt en dat
de kennisinstellingen hierdoor niet de EU Iran-sanctieverordening 267/2012 overtreden.
Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zal dit in gesprekken met de kennisinstellingen
blijven benadrukken.
Informatievoorziening: De informatie op de pagina van de rijksoverheid van het OCW-loket
kennisembargo zal op basis van de aanbevelingen worden aangevuld en met de Immigratie-
en Naturalisatiedienst (IND) wordt gesproken over het verbeteren van de informatievoorziening
ten aanzien van het delen van risicoadviezen van de Taskforce met de IND.
Werkprocessen: Voor wat betreft de inrichting van de werkprocessen staat in de beleidsreactie
onder meer dat gewerkt wordt aan het digitaliseren van het aanvraagformulier en dat
de tekenbevoegdheid van zowel de besluiten als de risicoadviezen is aangepast om het
werkproces te verkorten. Met betrekking tot de organisatie zal het Ministerie van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op 1 januari 2022 het coördinerend opdrachtgeverschap
van de Taskforce overnemen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
De leden van de VVD-fractie hebben er kennis van genomen dat het kabinet werkt aan
een breder toetsingskader om ongewenste kennis- en technologieoverdracht tegen te
gaan. Kunnen de ministers toelichten wat de laatste ontwikkelingen zijn betreffende
dit bredere toetsingskader? Uit hun brief blijkt dat risico’s rond ongewenste kennis-
en technologieoverdracht breder zijn. Dit is ook toegelicht in het recent door de
AIVD, MIVD en NCTV uitgebrachte Dreigingsbeeld Statelijk Actoren. Zien de ministers
noodzaak om het verscherpt toezicht uit te breiden naar de in het Dreigingsbeeld genoemde
landen Rusland en China? Zo ja, hoe gaan de ministers hier verder invulling aan geven?
Zo nee, zien de Minister dan andere mogelijkheden om studenten en onderzoekers uit
landen als China en Rusland intensiever te toetsen? Welke activiteiten zijn de ministers
voornemens op korte termijn te ondernemen om het risico van ongewenste kennisoverdracht
naar deze landen te verlagen?
4. Antwoord van het kabinet
Het kabinet ziet geen mogelijkheid om het huidige verscherpt toezicht dat specifiek
is ingericht ter implementatie van de internationale sancties tegen Noord-Korea en
Iran uit te breiden naar China en Rusland. Dit omdat er geen grondslag op basis van
relevante VN- en EU sancties is voor toetsing van studenten en onderzoekers t.a.v.
deze landen. Zoals aangekondigd in de Kamerbrief Kennisveiligheid Hoger Onderwijs
en Wetenschap2, werkt het kabinet aan een toetsingskader ongewenste kennis- en technologieoverdracht.
Deze toetsing zal gaan gelden voor de vakgebieden waar de risico’s voor de nationale
veiligheid het grootst zijn («risicovakgebieden») en zal landenneutraal van aard zijn.
Het toetsingskader maakt deel uit van een, eveneens in deze Kamerbrief gepresenteerd,
pakket aan maatregelen dat het kabinet treft om de kennisveiligheid bij kennisinstellingen
te verhogen.
De vierde aanbeveling van ABDTOPConsult luidt: «overweeg de focus op medewerkers te
leggen bij toetsing». De leden van de VVD-fractie zijn het eens met de terughoudende
beleidsreactie op deze aanbeveling. Het is onwenselijk om risico’s te nemen met Masterstudenten.
Kunnen de ministers aangeven welke alternatieven zij voornemens zijn te onderzoeken
en wanneer zij de Kamer hierover zullen informeren?
5. Antwoord van het kabinet
In lijn met de aanbeveling uit het rapport van ABDTOPConsult zal nader onderzocht
worden of er alternatieven zijn voor toetsing van masterstudenten. Ook bij alternatieven
voor toetsing moeten de sanctieverordeningen worden nageleefd bij de universiteiten.
Op dit moment vinden gesprekken plaats met de betrokken instellingen over het evaluatierapport
waarbij ook dit punt aan de orde komt. De input die tijdens deze gesprekken wordt
opgehaald zal meegenomen worden in de uitwerking van het toetsingskader ongewenste kennis-
en technologieoverdracht.
Ten slotte zijn de VVD-fractieleden van mening dat de veiligheid van Nederland de
hoogste prioriteit moet hebben, maar zij zien uiteraard ook de waarde van academische
uitwisselingen met landen die minder democratisch zijn. Hoe zoeken de ministers naar
een juiste balans tussen beide belangen, die over tijd doorlopend zal verschuiven?
Hoe wordt er onderscheid gemaakt tussen verschillende opleidingen en onderzoeken,
gezien het risico per opleiding of onderzoek sterk kan verschillen? Zien de ministers
aanleiding om het verscherpt toezicht en intensievere toetsing naar meer academische
vakgebieden uit te breiden?
6. Antwoord van het kabinet
In de sanctieregeling Noord-Korea 20173 staat voor welke algemene gebieden van onderwijs en onderzoek een ontheffing in ieder
geval nodig is. In overleg met kennisinstellingen is op basis van het Missile Control
Technology Regime (MTCR) een aantal vakgebieden aangewezen welke hieronder vallen.
Op de pagina van de rijksoverheid4 worden de vakgebieden per kennisinstelling genoemd. Deze vakgebieden worden tevens
onderworpen aan het verscherpte toezicht voor wat betreft de EU Iran-sanctieverordening 267/2012 omdat ze zijn aangewezen als mogelijk risicovol in de context van
het Iraanse ballistische raketprogramma.
Voor de uitwerking van het in de Kamerbrief Kennisveiligheid Hoger Onderwijs en Wetenschap5 aangekondigde toetsingskader ongewenste kennis- en technologieoverdracht wordt een
traject in gang gezet om te komen tot een afbakening van vakgebieden waar een verhoogd
risico voor de nationale veiligheid geldt. Deze afbakening zal plaatsvinden in samenspraak
met de kennisinstellingen. Om rekening te houden met toekomstige verschuivingen in
het dreigingsbeeld zal de afbakening wederom in samenspraak met alle betrokken partijen
periodiek geëvalueerd worden. De Kamer wordt in januari 2022 geïnformeerd over de
voortgang van de maatregelen om ongewenste kennisoverdracht tegen te gaan.
II Vragen opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie en reactie van de bewindspersonen
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap inzake studenten en onderzoekers in gevoelige onderwijs- en
onderzoeksgebieden. Deze leden delen de conclusie van het rapport dat is uitgevoerd
door ABDTOPconsult. Echter hebben deze leden nog enkele vragen over de uitvoering
van enkele aanbevelingen en mogelijke vervolgstappen naar aanleiding van de brief.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben een vraag met betrekking tot de status van
het risico-advies Iran. Op hoofdlijnen is het enkel een advies aan de universiteit.
Dit biedt de universiteit onvoldoende onderbouwing en houvast voor het nemen van passende
maatregelen. Kunnen de ministers duidelijkheid scheppen over het risico-advies, en
eventueel de verantwoordelijkheid leggen bij een andere uitvoeringsorganisatie, zoals
bijvoorbeeld de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), en zo nee, waarom niet?
7. Antwoord van het kabinet
Zie antwoord op vraag 2.
Voorts lezen de leden van de GroenLinks-fractie dat er veel verantwoordelijkheden
bij onderwijsinstellingen worden gelegd om ongewenste kennisoverdracht te voorkomen.
Deze leden delen de conclusie dat deze instellingen een grote verantwoordelijkheid
dragen, maar tegelijkertijd vinden genoemde leden dat het personeel van onderwijsinstellingen
beter ondersteund moet worden. Kunnen de ministers schetsen hoe het personeel van
deze instellingen ontlast zou kunnen worden?
8. Antwoord van het kabinet
Kennisinstellingen staan er niet alleen voor bij het verhogen van de kennisveiligheid.
Zoals aangegeven in de Kamerbrief Kennisveiligheid Hoger Onderwijs en Wetenschap6 werkt het kabinet samen met het Nederlandse kennisveld, aan beleidsmaatregelen die
beogen de kennisinstellingen een handelingsperspectief te bieden. Daarbij wordt zowel
ingezet op gerichte versterking van de zelfsturing binnen het veld, in lijn met de
wettelijk geborgde institutionele autonomie als op een juridisch bindend toetsingskader
als sluitstuk om op risicovakgebieden ongewenste kennisoverdracht tegen te gaan. Tevens
wordt er in nauwe afstemming met het Nederlandse kennisveld gewerkt aan maatregelen
zoals een nationale leidraad kennisveiligheid en het expertise-en adviesloket kennisveiligheid
waar kennisinstellingen terecht kunnen voor expertise en advies. Deze maatregelen
ondersteunen eenieder die bij onderwijs- en onderzoeksinstellingen te maken krijgt
met afwegingen en dilemma’s rond kennisveiligheid.
Daarnaast lezen de leden van de GroenLinks-fractie dat het bereik van de ontheffingsplicht
zich niet alleen richt tot studenten en onderzoekers, maar dat deze plicht geldt voor
iedereen aan wie «gespecialiseerde kennis» wordt overgedragen. Kunnen de ministers
toelichten wat wordt bedoeld met «gespecialiseerde kennis», en hoe kunnen de ministers
controleren of zulke kennis via andere instituten dan universiteiten worden verspreid?
9. Antwoord van het kabinet
De Verenigde Naties en de Europese Unie verplichten landen om te voorkomen dat er
kennis over het maken van kernwapens en raketten in Noord-Korea en Iran terecht komt.
Met «gespecialiseerde kennis» wordt bedoeld kennis in de vorm van technische gegevens
of instructies voor de ontwikkeling, de productie, het testen en/of het gebruik; kortom
kennis die kan bijdragen aan het maken van kernwapens en overbrengingsmiddelen (ballistische
raketten, kruisvluchtwapens en onbemande vliegtuigen).
Ten aanzien van de vraag hoe de ministers controleren of zulke kennis via andere instituten
dan universiteiten worden verspreid geldt het volgende. Allereerst is het aan elke
instelling zelf om passende interne beveiligingsmaatregelen te nemen, zodat vergunningsplichtige
technologie de Europese Unie niet zomaar kan verlaten via tijdelijke buitenlandse
studenten, werknemers, docenten of onderzoekers. Gevoelige technische gegevens en
technische bijstand moeten voldoende afgeschermd worden. Vervolgens geldt dat Master
of Science (MSc)-studenten, PhD-kandidaten, promovendi en onderzoekers voor een aantal
vakgebieden een ontheffing kennisembargo moeten aanvragen. Voor functies die de nationale
veiligheid raken geldt eveneens dat zij aangewezen zijn als vertrouwensfunctie in
de zin van de Wet veiligheidsonderzoeken. Tevens geldt in Nederland, net als in de
rest van de EU, een exportcontrole regime, waardoor er beperkingen gelden voor de
uitvoer van strategische goederen (militaire- en dual use goederen, alsmede technologische
kennis die hieraan gerelateerd is). Het volledige wetgevende kader is te vinden op
de pagina van de rijksoverheid.7
De leden van de GroenLinks-fractie hebben via de Vereniging van Universiteiten (VSNU)
vernomen dat een landelijk loket Kennisveiligheid voor informatiedeling wenselijk
zou zijn. Zo kunnen wetenschappers gebruikmaken van de expertise van de rijksoverheid
over potentiële samenwerkingsverbanden. Het is van belang dat dit loket een efficiënt
orgaan is waar wetenschappers snel advies kunnen inwinnen, om te voorkomen dat wetenschappers
de gang naar het loket gaan mijden. Zijn de ministers van mening dat door middel van
de inrichting van een efficiënt veiligheidsloket, de expertise van de overheid toegankelijk
wordt voor wetenschappers? Zo nee, waarom niet?
10. Antwoord van het kabinet
Met het loket Kennisveiligheid wordt het straks voor wetenschappers mogelijk om in
contact te komen met alle relevante onderdelen van de rijksoverheid en de sectororganisaties,
zoals is aangekondigd in de Kamerbrief Kennisveiligheid Hoger Onderwijs en Wetenschap8. Op deze manier garandeert het loket één toegangspunt voor alle vragen over kennisveiligheid.
Het loket is bedoeld voor iedereen die binnen kennisinstellingen met internationale
samenwerking te maken heeft, van bestuurders tot individuele onderzoekers of docenten.
Een efficiënte inrichting van het loket is een belangrijke voorwaarde om toegankelijk
te zijn voor de vraagsteller. Partijen uit het veld worden betrokken bij de totstandkoming
van het loket. RVO heeft in opdracht van OCW een kortlopend onderzoek uitgevoerd naar
de behoefte van kennisinstellingen.
De leden van de GroenLinks-fractie onderschrijven de noodzaak van het opstellen van
verscherpte regelgeving omtrent kennisoverdracht aan studenten en onderzoekers uit
gevoelige onderwijs- en onderzoeksgebieden. Deze leden willen graag weten of de ministers
ook prioriteit geven aan scherper toezicht op Chinese studenten en onderzoekers? Zo
nee, waarom niet? Delen de ministers de mening van de leden van de GroenLinks-fractie
dat ongewenste kennisoverdracht aan Chinese studenten en onderzoekers ook moet worden
aangepakt? Zo nee, waarom niet? Kunnen de ministers de aanbevelingen van de Taskforce
ook toepassen op ongewenste kennisoverdracht aan Chinese onderzoekers en studenten?
Zo nee, waarom niet?
11. Antwoord van het kabinet
Zie antwoord op vraag 4.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de ministers bekend zijn met het Follow
The Money artikel «Samenwerken in DNA-onderzoek met Chinese wetenschappers is «fundamenteel
fout»»9 Delen de ministers de zorgen van de leden van de GroenLinks-fractie over het delen
van forensische kennis met Chinese onderzoekers? Zijn de ministers van mening dat
de Nederlandse overheid niet kan samenwerken met onderzoekers die DNA van Oeigoeren
gebruiken dat onder dwang is verworven? Hoe kunnen de ministers ervoor zorgen dat
er strenger toezicht is op Chinese inmenging in Nederlandse ziekenhuizen? En zijn
zij het met genoemde leden eens dat naar aanleiding van dit artikel de Nederlandse
overheid scherper moet toezien op kennisoverdracht met Chinese onderzoekers?
12. Antwoord van het kabinet
Het kabinet is bekend met het artikel. Voor elke internationale onderzoekssamenwerking
geldt dat een gedegen afweging moet worden gemaakt van de kansen en de risico’s. Daarbij
gaat het om risico’s op ongewenste kennisoverdracht en /of ongewenste beïnvloeding,
maar ook om ongewenst gebruik van opgedane kennis en technologie. Voorafgaande aan
elke onderzoekssamenwerking moeten ethische aspecten worden meegewogen in het besluit
om wel of niet te gaan samenwerken. Voor elk soort onderzoek en elk vakgebied geldt
dan ook, dat daar waar gebleken sprake is van dwang, geweld of onderdrukking, die
samenwerking niet wenselijk is – ongeacht de nationaliteit van de betrokken onderzoekers
en partners.
Het kabinet is zich bewust van het feit dat er meer nodig is om de wetenschap en hoger
onderwijs te beschermen. Daarom heeft het kabinet op 27 november 2020 een aantal beleidsmaatregelen10 aangekondigd om de kennisveiligheid te vergroten. Deze maatregelen zijn landenneutraal.
Onze wetenschap is internationaal georiënteerd en open. Dat heeft ons veel gebracht.
Om die openheid en het internationale karakter te kunnen behouden, is het van belang
dat hogescholen, universiteiten, onderzoekinstellingen en universitair medisch centra
zich tot in de haarvaten van de organisatie bewust worden van de risico’s die internationale
samenwerking óók met zich mee kan brengen. Daarom is het afgelopen jaar met het bestuur
van bijna alle individuele kennisinstellingen gesproken. In die gesprekken, waarbij verschillende departementen aangesloten
zijn, is gesproken over ongewenste kennisoverdracht en beïnvloeding, maar ook over
het belang van het meenemen van ethische aspecten in de afweging om wel of niet samen
te werken. De kennisinstellingen zijn gewezen op de risico’s die zij hierbij lopen
en zijn gevraagd hier alert op te zijn. Deze gesprekken zijn onderdeel van de voornoemde
maatregelen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Geert Wilders, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
T.J.E. van Toor, griffier