Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Pouw-Verweij over het onderzoek naar en het verdere verloop van de gang van zaken rond de zogenoemde mondkapjesdeals van Sywert van Lienden
Vragen van het lid Pouw-Verweij (JA21) aan de Staatssecretaris en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het onderzoek naar en het verdere verloop van de gang van zaken rond de zogenoemde mondkapjesdeals van Sywert van Lienden (ingezonden 29 september 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Blokhuis (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen
3 november 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen 2021–2022, nr. 376.
Vraag 1
Kunt u in de tweede helft van oktober, wanneer u voornemens bent de Kamer te informeren
over de voortgang van het onderzoek, een harde datum geven wanneer het aanvullend
onderzoek van Deloitte Forensic & Dispute Services B.V (Deloitte) naar de inkoop van
persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) voor de zorg (hierna te noemen: het onderzoek)
zal zijn afgerond? Zo nee, gelet op de disclaimer in de afsluitende zin van de brief
van 15 september aan de Kamer, welke druk zet u om het onderzoek af te ronden?1 2
Antwoord 1
In mijn brief van 25 oktober jl.3 heb ik toegelicht dat Deloitte Forensic & Dispute Services B.V (het onderzoeksbureau)
mij heeft laten weten dat het nog geen harde toezegging kan doen wanneer de onderzoeksresultaten
worden opgeleverd. De verwachting is dat dit niet voor het einde van dit jaar zal
plaatsvinden. Net als uw Kamer wil ik zo snel mogelijk helderheid krijgen over de
uitkomsten van het onderzoek. Mochten de resultaten van het eerste deel van het onderzoek
– de overeenkomst met Hulptroepen Alliantie (HA) / Relief Goods Alliance B.V. (RGA)
nog niet in het eerste kwartaal van 2022 definitief zijn dan deel ik uiterlijk in
dat kwartaal de stand van zaken van dat moment. Ik wil benadrukken dat het bureau
alles op alles zet om deze resultaten dan gereed te hebben.
Vraag 2
Kunt u aangeven welke «diverse en complexe elementen» in samenhang met «de aard van
dit specifieke onderzoek» anders dan de gegeven procesinformatie (samenvattend: veel
partijen, veel locaties) en een verwijzing naar wet- en regelgeving (op vooral het
vlak van privacy) een rol spelen en die in dit onderzoek naar voren zijn gekomen bij
de collectie van data?
Antwoord 2
In mijn brieven op 15 september jl.4 en 25 oktober jl. heb ik toegelicht waarom het onderzoek meer tijd kost dan verwacht.
Het gaat hier om elementen zoals het eigenaarschap van de data van het LCH en de overdracht
van de data van het ministerie naar het onderzoekbureau die zorgvuldig dient te geschieden
en te voldoen aan de vigerende wet- en regelgeving (waaronder de privacywetgeving).
Partijen die gevraagd worden data over te dragen, dienen deze te toetsen aan de privacywetgeving
op onder meer de proportionaliteit en de subsidiariteit voordat de data kunnen worden
gedeeld. Het gaat dus om een complex datalandschap met een omvangrijke hoeveelheid
data. Ter illustratie gaf ik in mijn brief van 25 oktober jl. aan dat bijvoorbeeld
de data die het onderzoeksbureau van het Ministerie van VWS gaat betrekken een aanzienlijk
aantal mailboxen en ook netwerkschijven, datasystemen en chatberichten betreft. Bij
het filteren van deze data gaat het om miljoenen documenten om tot een voor het onderzoek
relevante dataset te komen. Tot slot heb ik in dezelfde brief gemeld dat het Ministerie
van VWS als verwerkersverantwoordelijke de data van het LCH kan delen met het onderzoeksbureau.
Hiermee wordt een deel van de eerdergenoemde complexiteit aangaande de data van LCH
opgelost.
Vraag 3
Zijn de gesignaleerde moeilijkheden rond het verzamelen van data, waardoor het onderzoek
maanden vertraging oploopt, een indicatie voor een rommelig inkoopproces waarop het
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport geen grip heeft gehad en geen helder
administratief overzicht heeft?
Antwoord 3
In mijn antwoord op vraag 2 heb ik toegelicht waarom het onderzoek meer tijd kost
dan verwacht. Daarin geef ik aan dat de oorzaken liggen in de omvang en complexiteit
van het datalandschap en de technische vereisten die worden gesteld bij forensisch
onderzoek.
Vraag 4
Over welke onderwerpen is afstemming nodig, en met welke instanties, om te komen tot
beantwoording van de vragen van het lid Pouw-Verweij van 26 augustus 2021?5
Antwoord 4
De antwoorden op deze vragen zijn inmiddels op 14 oktober jl6. naar uw Kamer gestuurd. Voor de beantwoording van de vragen betreffende de landsadvocaat
heeft er afstemming plaatsgevonden met de landsadvocaat. Voor de vragen die betrekking
hadden op het onderzoek was er afstemming met het onderzoeksbureau.
Vraag 5
Wanneer kan het op 8 juni 2021 aangevraagde en door de Kamer goedgekeurde debat over
de zaak rondom Sywert van Lienden plaatsvinden, in aanmerking genomen de aanzienlijke
vertraging van het onderzoek?
Antwoord 5
Het is aan Uw Kamer om debatten in te plannen. Daarnaast verwijs ik u naar mijn antwoord
op vraag 1 waarin ik aangeef dat het onderzoeksbureau nog geen harde toezegging kan
doen wanneer de onderzoeksresultaten worden opgeleverd. De verwachting is dat dit
niet voor het einde van dit jaar zal plaatsvinden. Mochten de resultaten van het eerste
deel van het onderzoek nog niet in het eerste kwartaal van 2022 definitief zijn dan
deel ik uiterlijk in dat kwartaal de stand van zaken van dat moment.
Vraag 6
Welke bewindspersoon draagt de hoofdverantwoordelijkheid over het verdere afhandelen
van het onderzoek en de hierop volgende debatten en wat is daarvoor de motivering?
Antwoord 6
De toenmalig Minister voor Medische Zorg en Sport (hierna: MSZ) heeft uw Kamer op
18 juni jl.7 geïnformeerd dat het betreffende onderzoeksbureau is gevraagd onafhankelijk onderzoek
te doen naar de inkoop van PBM. Gezien het terugtreden van de Minister voor MSZ op
3 september jl. ben ik als Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
vanaf dat moment verantwoordelijk voor het verloop van het onderzoek. Ik verwijs u
daarbij ook naar de brief van 3 september jl8. waarin de Minister van VWS en ik uw Kamer hebben geïnformeerd over de gewijzigde
portefeuilleverdeling.
Vraag 7
Hoe is de rol van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport na het aftreden
van de Minister voor Medische Zorg gewijzigd ten opzichte van het verloop van het
onderzoek en de verdere gang van zaken rondom deze casus?
Antwoord 7
In het antwoord op de voorgaande vraag heb ik toegelicht dat ik sinds het moment van
aftreden van de Minister voor MZS verantwoordelijk ben voor het verloop van het onderzoek.
Daarbij verwijs ik naar de Kamerbrief van 3 september jl. over de gewijzigde portefeuilleverdeling.
Vraag 8
Is een sterkere betrokkenheid van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
bij het onderzoek naar de mondkapjesdeals van Sywert van Lienden, gezien eerdere vragen
over het mogelijk inzetten van connecties binnen het CDA, volgens u wenselijk?
Antwoord 8
Het is van belang dat er door het uitvoeren van dit onderzoek volledige openheid komt
over de gang van zaken. De eerste prioriteit van het onderzoek richt zich op het onderzoeken
van de overeenkomst met HA en/of RGA. Daarnaast richt het onderzoek zich ook op ieders
rol en verantwoordelijkheid op de bredere kwestie van de inkoop van PBM. Om ervoor
te zorgen dat het beeld van de gang van zaken over de inkopen van PBM zo compleet
mogelijk wordt, heeft de toenmalig Minister in dezelfde brief genoemd dat het onderzoeksbureau
de ruimte krijgt om de reikwijdte van het onderzoek uit te breiden om waar mogelijk
alle signalen te kunnen onderzoeken.
Vraag 9
Wanneer maakt u het integrale rapport van de accountantscontrole bij het Landelijk
Consortium Hulpmiddelen (LCH) dat leidde tot het onderzoek van Grant Thornton Forensic
& Investigation Services (het onderzoek van Grant Thornton) openbaar?
Antwoord 9
Grant Thornton heeft twee rapporten opgesteld, omdat zij twee onderzoeken heeft uitgevoerd
in opdracht van het CIBG. Zoals in de brief van 18 juni jl. van de toenmalig Minister
voor MZS is toegelicht, zijn deze onderzoeken uitgevoerd naar aanleiding van een constatering
van twee mogelijke onregelmatigheden bij de reguliere interne accountantscontrole
bij het LCH. Aangezien het hier signalen betroffen die los van elkaar stonden, is
ervoor gekozen om de onderzoeken ook separaat uit te voeren en te rapporteren. Er
is dus geen sprake van een integraal rapport van beide onderzoeken.
Het eerste rapport «Onderzoek naar mogelijke onregelmatigheden in relatie tot het
Landelijk Consortium Hulpmiddelen – Relief Goods Alliance» d.d. 17 juni jl. is op
18 juni jl. met uw Kamer gedeeld. In mijn brief van 25 oktober jl. heb ik u bericht
dat het Ministerie van VWS uit de bevindingen van Grant Thornton in dit tweede onderzoek
heeft opgemaakt dat er een onregelmatigheid heeft plaatsgevonden. Daarbij gaf ik aan
dat ik alleen informatie met u kan delen voor zover dit een mogelijke oplossing van
die onregelmatigheid niet in de weg staat of een eventueel procesbelang van de Staat
niet schaadt wanneer een gerechtelijke procedure wordt opgestart. Rekening houdende
met het hiervoor genoemde zullen de bevindingen van het tweede onderzoek met uw Kamer
gedeeld worden zodra dit mogelijk is.
Vraag 10
Wanneer maakt u de overeenkomst die blijkens het onderzoek van Grant Thornton in concept
is opgesteld tussen LCH en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport openbaar?
Antwoord 10
Het onderzoeksbureau heeft aangegeven dat de genoemde conceptovereenkomst tussen het
LCH en het Ministerie van VWS deel uitmaakt van het onderzoek. Zodra de onderzoeksrapporten
naar uw Kamer worden gestuurd, kan dit document met uw Kamer gedeeld worden.
Vraag 11
Wanneer maakt u de memo van een functionaris («trader») van het LCH van 16 juli 2020
waarin hij achteraf alle stappen rondom de RGA-order beschrijft, en zijn zorgen hierover,
openbaar?
Antwoord 11
Het eerste deel van het aanvullend onderzoek naar mogelijke onregelmatigheden bij
de inkoop van PBM richt zich op de overeenkomst met HA en/of RGA. Ik zal het onderzoeksbureau
vragen om deze memo mee te nemen in zijn onderzoek. Vervolgens zal ik de LCH-functionaris
om toestemming vragen of ik deze memo openbaar mag maken. Aangezien deze nota niet
is opgesteld door een VWS-functionaris kan het ministerie niet autonoom tot openbaarmaking
overgaan.
Vraag 12
Kunt u aangeven waarom het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in maart
2021 wilde dat passages over de heer Van Lienden uit het concept rapport naar aanleiding
van het onderzoek van Grant Thornton werden verwijderd, terwijl het passages betreft
die in de context wel degelijk relevant zijn?
Antwoord 12
In de brief van 18 juni jl. bent u door de toenmalig Minister voor MZS geïnformeerd
dat het definitieve rapport door Grant Thornton (GT) naar de overeenkomst met RGA
volgens de gebruikelijk procedures van forensische accountants tot stand is gekomen.
Er heeft afstemming plaatsgevonden tussen GT en VWS, zodat VWS als opdrachtgever kon
beoordelen of GT met de rapportage aan de verstrekte onderzoeksopdracht heeft voldaan.
VWS heeft hierbij ook suggesties kunnen geven op de conceptrapportages en vragen gesteld
over de feitelijke gang van zaken en onderbouwing van het gestelde. Deze opmerkingen
zijn ook terug te vinden in de voorgenoemde brief. Daarbij is toegelicht dat het voor
zich spreekt dat het aan de onderzoekers is om te wegen welke informatie zij relevant
of noodzakelijk achten om weer te geven ter beantwoording van hun onderzoeksvraag.
Vraag 13
Is het waar, dat het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in eerste instantie
geen schriftelijke toestemming heeft gegeven voor de mondkapjesdeals van Sywert van
Lienden waarmee een bedrag van ongeveer 100 miljoen euro was gemoeid, maar dat Mediq
pas later alsnog schriftelijke bevestiging van de verleende toestemming heeft gevraagd
als formaliteit voor een accountantscontrole en deze ook heeft gekregen, waarbij een
medewerker van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in een interne
e-mail spreekt over het aanvullen van een «hiaat in het orderverleningsproces»?
Antwoord 13
Onderzoeksbureau Grant Thornton heeft in zijn rapport over de overeenkomst met RGA
– die uw Kamer op 18 juni jl. heeft ontvangen – op pagina 17 en 18 hierover het volgende
weergegeven:
«Voor de RGA orders hebben wij geen document ontvangen waaruit de voorafgaande goedkeuring
van Functionaris VWS blijkt. Een van de geïnterviewden heeft aangegeven dat er geen
goedkeuring heeft plaatsgevonden, omdat deze order door VWS werd aangedragen. Twee
andere geïnterviewden hebben echter aangegeven dat voor deze order in eerste instantie
telefonisch goedkeuring is gegeven en dat deze goedkeuring later per e-mail is bevestigd.
Op 14 januari 2021 stelt een medewerker van VWS via e-mail de volgende vraag aan Functionaris VWS: «...Zoals vandaag besproken: graag je akkoord op onderstaande twee punten...»,
Het eerste punt wat hij noemt betreft het volgende: «...Relief Goods Alliance – Klopt
het dat je destijds mondeling akkoord hebt gegeven aan Functionaris LCH en kun je
dat hij deze bevestigen? Dan beschouwen we met jouw akkoord op deze mail dat hiaat
in het orderverleningsproces aangevuld...». Op 15 januari 2021 geeft Functionaris
VWS via e-mail de bevestiging van het destijds gegeven mondelinge akkoord. Op 3 februari
2021 stelt een medewerker van VWS per e-mail de volgende vraag aan Functionaris VWS:
«...Vanuit Mediq is behoefte aan een (her)bevestiging van de via het LCH bestelde
goederen, ingekochte diensten en door VWS vastgestelde verkoopprijzen. Het betreft
orders zowel boven als onder de € 5 miljoen. De reden hiervoor is dat er vragen zijn
gerezen over de wijze waarop de operationele bevoegdheden zijn geregeld. In de bijlage
zie je het overzicht van de bestellingen en betaalde orders tot heden...». Bij deze
e-mail is het Excel bestand «20210127 Financieel overzicht LCH orders – tbv accorderen
orders» bijgesloten waarin ook de orders aan RGA in totalen zijn weergegeven.
Op 4 februari 2021 antwoordt Functionaris VWS op deze e-mail met de volgende tekst:
«medewerker LCH, Dank voor de ordening. Ik ga akkoord met de inkoop en bestellingen
van de twee door jou genoemde lijsten. Dit is een herbevestiging van mijn eerder akkoord
geven. Functionaris VWS». Een van de geïnterviewden licht toe dat deze goedkeuring
achteraf heeft plaatsgevonden op verzoek van Mediq, met als doelstelling om hun (administratieve)
dossier te completeren ten behoeve van de jaarrekeningcontrole.»
Daarnaast verwijs ik u naar de nog te verwachten uitkomsten van het lopende onderzoek
naar de inkopen van PBM.
Vraag 14
Waarom is de betrokkenheid en de rol van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport dusdanig verkleind in het rapport naar aanleiding van het onderzoek van Grant
Thornton dat het lijkt alsof het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
non-existent was bij het totstandkomen van de overeenkomsten?
Antwoord 14
Zoals in de brief van 18 juni jl. aan uw Kamer is gecommuniceerd had het onderzoek
van Grant Thornton naar RGA als doel om over een aantal orders in relatie tot het
LCH feiten en omstandigheden op een rij te zetten. Dit onderzoek richtte zich daarbij
op de overeenkomst tussen RGA en het LCH en slechts in beperkte mate op de vraag of
en hoe VWS hier een rol bij heeft gespeeld. Daarnaast verkeerde het onderzoek al in
de afrondende fase tijdens de berichtgeving en ontwikkelingen over RGA van mei en
juni jl. De vragen van uw Kamer die daarbij naar voren zijn gekomen, zijn daarom niet
in dit rapport meegenomen. Het aanvullende onderzoek zal antwoord moeten geven op
alle vragen rondom de rol die het Ministerie van VWS heeft gespeeld bij de totstandkoming
van de overeenkomst met RGA.
Vraag 15
Wat betekent het verzoek aan de rechtbank Den Haag van advocaat Loonstein namens vier
ondernemers om de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de voormalig Minister
voor Medische Zorg en de heer Van Lienden onder ede te mogen horen teneinde vast te
stellen op grond van welke criteria zij niet in aanmerking kwamen voor levering van
medische beschermingsmiddelen, terwijl ze volgens deze ondernemers beter gekwalificeerd
waren en een beter aanbod hadden dan de BV-RGA van Van Lienden, indien dit verzoek
wordt toegewezen maar ook indien dit verzoek niet wordt toegewezen, voor het onderzoek?9
Antwoord 15
De Minister van VWS en ik hebben kennisgenomen van het verzoek aan de rechtbank van
de heer Loonstein. Het is aan de rechtbank om dit verzoekschrift te beoordelen.
Vraag 16
Wanneer kan de Kamer antwoorden verwachten op deze vragen? Kunt u deze vragen ieder
afzonderlijk beantwoorden? Wanneer kan de Kamer de antwoorden verwachten op de eerder
gestelde vragen van 26 augustus 2021?
Antwoord 16
Uw vragen heb ik afzonderlijk beantwoord. De beantwoording van deze Kamervragen van
26 augustus jl. is op 14 oktober jl. naar uw Kamer gestuurd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.