Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Kathmann en Kuiken over het manifest van Brabantse burgemeesters tegen ondermijnende criminaliteit
Vragen van de leden Kathmann en Kuiken (beiden PvdA) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het manifest van Brabantse burgemeesters tegen ondermijnende criminaliteit (ingezonden 22 september 2021).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 3 november 2021).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 279.
Vraag 1
Kent u het bericht «Burgemeesters zijn aanpak drugscriminaliteit zat: «Bananenrepubliek
dreigt»» en het Manifest Ondermijnende Criminaliteit?1
,
2
Antwoord 1
Ja
Vraag 2
Deelt u de opvatting van de burgemeester van Roosendaal dat «als er geen radicale
verandering komt verzandt Nederland in een «bananenrepubliek»»? Zo ja, waarom? Zo
nee, waarom niet?
Antwoord 2
Deels ben ik het met de burgemeester van Roosendaal eens, namelijk dat de aanpak van
ondermijnende criminaliteit een zeer hoge urgentie heeft en er een stevige structurele
inzet nodig is om dit fenomeen beheersbaar te krijgen. De afgelopen periode is steeds
zichtbaarder geworden welke ondermijnende impact de georganiseerde criminaliteit heeft
op ons land en onze rechtsstaat, met de recente moord op Peter R. de Vries als recent
dieptepunt. Het kabinet is zich zeer bewust van de urgentie van dit fenomeen, en zet
zich dan ook al sinds het aantreden actief in om de georganiseerde criminaliteit tegenwicht
te bieden. Zo wordt er sinds 2019 geïnvesteerd in het brede offensief, waarmee aanvankelijk
het stelsel van bewaken en beveiligen is versterkt en het MIT is opgericht. Ook is
er voor een paar jaar geld gestoken in preventieprojecten en regionale versterkingsprogramma’s.
Hiermee is destijds een goede start gemaakt, maar ik heb altijd gezegd dat onze ambities
verder moeten reiken. Om die reden heeft het kabinet voor de aanpak van ondermijning
in 2022 een bedrag van € 524 mln. beschikbaar gesteld, waarvan € 434 mln. structureel.
In mijn brief van 4 oktober jl.3 beschrijf ik dat de evaluatie van 25 jaar bestrijding van drugscriminaliteit laat
zien dat we in Nederland lang te naïef zijn geweest en het beleid te versnipperd en
te incidenteel is geweest. Daarin moet verandering komen. In mijn brief geef ik aan
dat met de beschikbaar gekomen financiële middelen een nieuwe stap in het brede offensief
tegen ondermijnende criminaliteit mogelijk is, die de samenhangende aanpak van de
afgelopen kabinetsperiode structureel borgt en verder verstevigt en verbreedt. Een
samenhangende aanpak met aandacht voor zowel het voorkomen van drugscriminaliteit
als het bestrijden ervan en met inzet op lokaal, regionaal, nationaal en internationaal
niveau. Ik zie dat als de enige weg om ondermijnende criminaliteit verregaand terug
te dringen en beheersbaar te krijgen. Dat resultaat bereiken we niet van de ene op
de andere dag. De strijd tegen ondermijnende criminaliteit is er één van lange adem.
Met deze investering krijgt die aanpak extra zuurstof.
Vraag 3
Deelt u zijn mening «dat er meer mensen kapotgaan aan het beleid dat ons land heeft,
dan aan softdrugs zelf»? Zo ja, hoe is het dan zover kunnen komen? Zo nee, waarom
niet en kunt u begrijpen waar de noodkreet van deze burgemeester vandaan komt?
Antwoord 3
Nee, het kabinet deelt dit standpunt niet. In het rapport Aanpak georganiseerde drugscriminaliteit, Een terugblik op 25 jaar beleid en uitvoeringbeschrijven de DSP-groep en Tilburg University hoe er sinds de jaren ’90 veel veranderd
is in hoe we kijken naar drugscriminaliteit en de bestrijding ervan. Bij de invoering
van het gedoogbeleid was de inschatting dat de achterdeur van coffeeshops voornamelijk
zou worden bevoorraad door thuistelers. Dit was een misvatting, de wietteelt bleek
een ontzettend lucratieve handel voor steeds professionelere criminele netwerken.
Die netwerken breidden hun activiteiten uit en gingen zich ook op andere stoffen,
zoals xtc en cocaïne, richten. De overheid reageerde door een specifieke aanpak per
stof te ontwikkelen. Door de jaren heen werd duidelijk dat dit niet genoeg was. Drugscriminaliteit
bleek samen te hangen met een aantal andere fenomenen en steeds meer misbruik te maken
van legale structuren en processen, waardoor boven- en onderwereld met elkaar vermengden.
Vanaf 2017 heb ik meer ingezet op brede maatschappelijke weerbaarheid als onderdeel
van de aanpak, door de investering in regionale versterkingen uit het regeerakkoord
van dit kabinet. De onderzoekers waarderen deze verbreding positief. In mijn brief
van 4 oktober geef ik aan het reeds ingezette brede offensief structureel en steviger
door te zetten.
In die aanpak maak ik een onderscheid tussen harddrugs en softdrugs. Zo bezie ik in
het Experiment Gesloten Coffeeshopketen of het mogelijk is om de coffeeshops op een
veilige, legale manier te bevoorraden. Lijst 1-middelen (harddrugs) zijn middelen
met een onaanvaardbaar risico voor maatschappij en volksgezondheid – daarvoor kan
van (experimenten met) regulering geen sprake zijn.
Ik ben benieuwd naar de uitkomsten van het experiment. Wel maak ik daarbij de opmerking
dat in mijn ogen legalisering van softdrugs niet dé oplossing zal zijn voor alle grote
problemen die gepaard gaan met de georganiseerde drugscriminaliteit. Om de negatieve
gevolgen van dit fenomeen het hoofd te bieden is, zoals in mijn brief van 4 oktober
geschetst, een brede aanpak nodig, met aandacht voor o.a. preventie en het in kaart
brengen van criminele geldstromen.
Vraag 4
Deelt u de mening van de Brabantse burgemeesters die het Manifest hebben ondertekend
dat door «het beleid dat in Nederland wordt gevoerd. [...] een soort gouden roltrap
[is] gecreëerd die jongeren naar de georganiseerde criminaliteit brengt»? Zo ja, hoe
gaat u die roltrap stoppen en afbreken? Zo nee, hoe verklaart u dan wel het feit dat
er steeds meer jongeren in de georganiseerde criminaliteit terecht komen?
Antwoord 4
Een effectieve aanpak van de ondermijnende criminaliteit kan inderdaad niet zonder
preventief beleid. Acht gemeenten hebben vanuit het breed offensief tegen ondermijnende
criminaliteit in 2020 middelen gekregen om hun preventieve aanpak gericht op het voorkomen
van criminele carrières van jongeren en jongvolwassenen4. Met de middelen die bij de begroting van 2022 beschikbaar zijn gekomen5, zet ik deze impuls door. In lijn met het pleidooi in het Pact voor de rechtsstaat
doe ik dat door te investeren in preventie met gezag. Om te voorkomen dat jongeren
in de criminaliteit belanden, bieden we hen in kwetsbare wijken meer perspectief met
behulp van o.a. sociale (gedrags-) interventies, opleiding en toeleiding naar werk.
Naast kansen bieden, is het belangrijk ook grenzen te stellen. Door te investeren
in meer zichtbaar formeel gezag in kwetsbare wijken en afspraken te maken met justitiële
organisaties in de wijk, is er een duidelijke stok achter de deur die leidt tot preventie
met gezag.
Vraag 5 en 6
Kunt u per punt ingaan op de vier in het Manifest geformuleerde kernpunten en daarbij
per kernpunt aangeven: in hoeverre u de analyse en oplossingen deelt of niet deelt
en wat u op deze kernpunten reeds doet of gaat doen?
Indien u van mening bent dat er de punten uit het Manifest zijn die niet of onvoldoende
zouden helpen bij de aanpak van de georganiseerde criminaliteit, kunt dan aangeven
hoe u op die punten die aanpak dan wel ziet?
Antwoord 5 en 6
– Ten aanzien van het punt «Pak en pluk criminelen» deel ik de analyse dat versterking
over de hele strafrechtketen noodzakelijk is. Het kabinet trekt dan ook structureel
ruim € 150 mln. uit voor de versterking van integrale handhaving, opsporing, vervolging
en berechting. Ook zet ik in op het terugdringen van criminele geldstromen om zo het
verdienmodel én de machtspositie van criminelen te verstoren. Daarbij gaat het niet
alleen om het afpakken van crimineel verkregen vermogen, maar ook om het zoveel mogelijk
voorkomen dat crimineel geld verdiend wordt en ingezet wordt in de legale economie.
– Ten aanzien van het punt «Breek de gouden roltrap af» ben ik het met de stellers eens
dat het van groot belang is om rekrutering van (vaak kwetsbare) jonge aanwas te voorkomen
en criminele carrières te doorbreken. Voor het belang van de preventieve aanpak verwijs
ik graag maar mijn antwoord op vraag 4.
– Ten aanzien van het punt «Legaliseer softdrugs» stel ik vast dat de analyse uit het
manifest gedeeltelijk herkenbaar is, maar dat ik deze niet geheel kan delen. Immers,
zolang in het overgrote deel van Europe en de wereld hennep en hasjiesj niet legaal
zijn, en de Nederlandse drugsindustrie voor een groot gedeelte op de export is gericht,
kan legalisering het verdienmodel voor criminele drugsproducenten niet geheel wegnemen.
Tegelijkertijd is het duidelijk dat in Nederland een onlogische situatie is ontstaan,
waarbij de verkoop van hennep en hasjiesj in coffeeshops wordt gedoogd, maar de toelevering
illegaal is.
– Daarom beziet het kabinet door middel van het Experiment Gesloten Coffeeshopketen
of het mogelijk is om in Nederland de volledige coffeeshopketen te legaliseren, en
wat de effecten daarvan zijn. Op grond van de uitkomsten van het experiment kunnen
keuzes worden gemaakt over de toekomst van het Nederlandse softdrugsbeleid. De suggestie
om – vooruitlopend op de uitkomsten van het experiment – softdrugs te legaliseren,
vind ik geen oplossing bieden. Mijn inschatting is dat het risico zeer groot is dat
de georganiseerde criminaliteit haar activiteiten dan gewoon voortzet in de op dat
moment gelegaliseerde teelt, waarbij bonafide kwekers geen eerlijke kans krijgen door
oneerlijke concurrentie en intimidatie. Bij legalisering van softdrugs zonder verdere
voorwaarden zou de kans mijns inziens groot zijn dat we de huidige problemen importeren,
terwijl de mogelijkheden om georganiseerde criminaliteit in de wietteelt aan te pakken
worden verminderd. Daarom vind ik het belangrijk om eerst de uitkomsten van het experiment
af te wachten.
– Ten aanzien van het punt «Mobiliseer de samenleving» onderken ik het belang van het
betrekken en weerbaarder maken van de samenleving in de aanpak van ondermijnende criminaliteit,
zoals in het manifest wordt benadrukt. Om de samenleving te mobiliseren en weerbaarder
te maken, zijn met name de preventieve en regionale aanpak van groot belang. Met de
middelen die in 2022 beschikbaar zijn gekomen, krijgen deze thema’s dan ook een noodzakelijke
impuls en kunnen lokale versterkings- en preventieprojecten worden op- en voortgezet.
Ook wordt samen met verschillende partners uit het publieke en private domein een
aanpak voor logistieke knooppunten en mainports ontwikkeld, om zo de in- en uitvoer
van drugs en grondstoffen voor drugs via (lucht)havens en transportroutes te beperken.
Al met al deel ik de kernpunten van het manifest grotendeels. Zoals hierboven beschreven
wordt er dan ook actief ingezet op een brede aanpak van de georganiseerde criminaliteit.
De ondertekenaars kunnen erop vertrouwen dat dit onderwerp mijn volle aandacht geniet.
De resultaten van de aanpak zullen echter niet van de ene op de andere dag zichtbaar
zijn. Met de middelen die in 2021 beschikbaar zijn gesteld kunnen wij de aanpak structureel
voortzetten en verder vormgeven. Ik ben ervan overtuigd dat we hiermee bijdragen aan
de versteviging van onze rechtsstaat en Nederland minder aantrekkelijk maken voor
georganiseerde drugscriminaliteit.
Vraag 7
Kunt u voor de behandeling van de begroting van uw departement gespecificeerd aangeven
waar u de circa 400 mln. euro die extra ter beschikking is gekomen voor de bestrijding
van ondermijning concreet aan wilt gaan uitgeven? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Kortheidshalve verwijs ik u hiervoor naar mijn brief van 4 oktober jl6. In deze brief schets ik de manier waarop ik het brede offensief tegen ondermijnende
criminaliteit voortzet en versterk en hoe de structurele middelen worden ingezet.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.