Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Eerdmans over het bericht ‘Dierenbescherming haalt verwaarloosde paarden uit vieze stallen in gemeente Venlo’
Vragen van het lid Eerdmans (JA21) aan de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Justitie en Veiligheid over het bericht «Dierenbescherming haalt verwaarloosde paarden uit vieze stallen in gemeente Venlo» (ingezonden 16 september 2021).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit), mede namens
Minister van Justitie en Veiligheid (ontvangen 2 november 2021). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 193.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Dierenbescherming haalt verwaarloosde paarden uit vieze
stallen in gemeente Venlo»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het dat van dezelfde paardenhouder in 2013 op Texel ook al 33 ernstig verwaarloosde
en vervuilde paarden in beslag zijn genomen?
Antwoord 2
In 2013 zijn er van dezelfde paardenhouder op Texel 33 paarden bestuursrechtelijk
in bewaring genomen.
Vraag 3
Indien ja, is er destijds sprake geweest van het opleggen van een houdverbod als bijzondere
voorwaarde bij een eventuele voorwaardelijke straf? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom
had de persoon in kwestie in Venlo dan opnieuw paarden in zijn bezit?
Antwoord 3
Ik kan niet ingaan op de individuele strafzaak.
Vraag 4
Zou de betrokken persoon naar uw mening in 2013 in aanmerking zijn gekomen voor een
houdverbod voor de maximale termijn van 10 jaar indien de nieuwe wet Aanpak Dierenmishandeling
en Dierverwaarlozing van kracht was geweest? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
De wet waarnaar wordt verwezen, betreft een nog bij uw Kamer aanhangig wetsvoorstel,
dat op 15 juli jl. is ingediend. Dit wetsvoorstel voorziet in de mogelijkheid voor
de strafrechter om in geval van veroordeling wegens een strafbaar feit een zelfstandig
houdverbod voor de maximale duur van tien jaar op te leggen. Dit houdverbod kan worden
opgelegd ter beveiliging van de maatschappij, ter bescherming van de goede zeden of
ter voorkoming van strafbare feiten die de gezondheid of het welzijn van een of meer
dieren benadelen. Omdat in geval van ernstige dierverwaarlozing de gezondheid en het
welzijn van dieren wordt benadeeld, kan in zijn algemeenheid oplegging van een zelfstandig
houdverbod in dergelijke zaken aan de orde zijn. Of een houdverbod in een individuele
strafzaak wordt opgelegd, is altijd afhankelijk van de specifieke omstandigheden in
de betreffende zaak. Het is daarbij aan de strafrechter om te bepalen of en zo ja,
voor welke duur een houdverbod wordt opgelegd.
Vraag 5
Waarom bent u van mening dat een langere maximumtermijn dan 10 jaar of een levenslang
houdverbod «niet in verhouding staat tot de beperkte en gerichte vrijheidsbeperking
die de zelfstandige vrijheidsbeperkende maatregel in essentie is», zoals u in de memorie
van toelichting bij het wetsvoorstel aangeeft?
Antwoord 5
De maximale duur van tien jaar biedt de rechter ruimte om maatwerk te leveren en in
ernstige gevallen of indien sprake is van recidive een houdverbod voor een zeer lange
duur op te leggen. Daarbij wordt opgemerkt dat de maximale duur van tien jaar een
verdubbeling is van de maximale duur van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende
maatregel die op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht kan worden opgelegd.
De mogelijkheid om een houdverbod voor een langere duur dan tien jaar of zelfs levenslang
op te leggen, wordt door het kabinet zeer onwenselijk geacht. Het houdverbod is een
gerichte vrijheidsbeperkende maatregel die ertoe strekt de maatschappij te beschermen
en nieuw dierenleed te voorkomen. De inhoud en de duur van het houdverbod dienen proportioneel
te zijn in het licht van de doelen die met het houdverbod worden gediend. Het Nederlandse
strafrecht kent geen vrijheidsbeperkende maatregelen die op voorhand voor een langere
periode dan tien jaar of zelfs levenslang kunnen worden opgelegd. Gelet op de relatieve
ernst van de strafbare feiten betreffende dierenmishandeling en -verwaarlozing ten
opzichte van andere strafbare feiten zoals levens- en zedendelicten, wordt de mogelijkheid
om op voorhand een houdverbod voor een langere duur dan tien jaar op te leggen dan
ook niet proportioneel geacht. In de praktijk blijkt daaraan ook geen behoefte te
bestaan, nu door strafrechters zelden een houdverbod voor een langere duur dan drie
jaar wordt opgelegd.
Vermelding verdient in dit verband dat het wetsvoorstel ook de overtreding van het
zelfstandige houdverbod strafbaar stelt. Dit betekent dat als iemand na oplegging
van een houdverbod toch weer dieren gaat houden, die overtreding van het houdverbod
strafrechtelijk kan worden vervolgd. De rechter heeft in die situatie de mogelijkheid
om naast een straf meteen een nieuw houdverbod voor maximaal tien jaar op te leggen.
Het wetsvoorstel maakt het daarmee mogelijk dat recidiverende dierenbeulen veel steviger
dan voorheen kunnen worden aangepakt.
Vraag 6
Bent u niet gewoon met ons van mening dat personen die dieren ernstig mishandelen
of verwaarlozen het recht verspeeld hebben om ooit nog een dier te bezitten? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 6
Hiervoor verwijs ik u naar mijn antwoord vraag 5.
Vraag 7
Bent u op zijn minst met ons van mening dat een persoon die na een eerder houdverbod
opnieuw de fout in gaat een levenslang houdverbod zou moeten krijgen? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 7
Hiervoor verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 5.
Vraag 8
Klopt het dat de paardenhouder in kwestie zijn paarden terugkrijgt of reeds heeft
teruggekregen na het controleren van de opgelegde bestuurlijke maatregelen -nota bene
nadat deze in eerste instantie onvoldoende waren opgevolgd?
Antwoord 8
Zoals ik heb aangegeven in mijn antwoord op vraag 3 kan ik niet ingaan op individuele
gevallen. In zijn algemeenheid is het zo dat het bestuursrecht zich richt op herstel
van de overtreding. Als de overtreding is hersteld en de houder voldoet aan de voorwaarden
voor teruggave, worden in beslag genomen dieren weer teruggegeven aan de houder.
Vraag 9
Zo ja, deelt u de mening dat het wachten op nieuwe ellende is? Zo nee, waarom niet?
Zo ja, wat gaat u hiertegen ondernemen?
Antwoord 9
Daar kan ik niet op vooruitlopen. Wanneer de betreffende paardenhouder zich onverhoopt
opnieuw schuldig maakt aan een vergelijkbare overtreding, kan handhavend worden opgetreden
en gebruik worden gemaakt van het beschikbare bestuursrechtelijke en strafrechtelijke
instrumentarium.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede namens
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.