Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Kent over het wijzigen van het asbeststelsel
Vragen van het lid Van Kent (SP) aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het wijzigen van het asbeststelsel (ingezonden 13 oktober 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Wiersma (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen
2 november 2021).
Vraag 1
Wat is de reden dat u voornemens bent om de onafhankelijke eindbeoordeling na afloop
van asbestverwijderingsprojecten fors te verzwakken door het laten vervallen van luchtmetingen
door geaccrediteerde laboratoria bij bepaalde typen van asbestsaneringen als belangrijk
element van kwaliteitsborging in de hele asbestketen?
Antwoord 1
De functie van de eindbeoordeling na asbestverwijdering is om onafhankelijk vast te
laten stellen dat de ruimte na afloop veilig betreden kan worden. Aan dit uitgangspunt
verandert niets met de aanpassingen in de regelgeving zoals die voorzien zijn. De
concept regelgeving die afgelopen voorjaar in internetconsultatie is gegaan, bevat
zelfs een uitbreiding van het aantal situaties waarin een (visuele) eindbeoordeling
moet plaatsvinden.
Het doen van luchtmetingen om vast te kunnen stellen of het veilig is, is daarbij
niet altijd nodig en zou alleen ingezet moeten worden in situaties waarin ook daadwerkelijk
vezels in de lucht te verwachten zouden kunnen zijn. Dus niet in die situaties waar
ze tijdens het saneren al niet of nauwelijks vrijkomen. Dit sluit aan bij een ook
door uw Kamer gewenst meer risicogericht beleid en maakt differentiatie in de eisen
voor asbestverwijdering mogelijk.
Vraag 2
Deelt u de mening dat de risico’s als gevolg van het laten vervallen van luchtmetingen
voor de werknemers en omwonenden gaan toenemen? Zo nee, waarom?
Antwoord 2
Zoals ook toegelicht in het antwoord op vraag 1 kan er in die gevallen waarvoor wordt
voorgesteld af te zien van luchtmetingen, van worden uitgegaan dat er zich niet of
nauwelijks vezels in de lucht bevinden, waardoor deze ten tijde van de eindmeting
niet meer aangetroffen zullen worden en een luchtmeting daardoor overbodig is. Dit
blijkt uit advies van TNO uit 2019 op basis van modelberekeningen.1 Recent is dit ook bevestigd door het uitvoeren van metingen.2
Vraag 3
Uit een rapport van Panteia3 blijkt dat het laten vervallen van de luchtmeting een kostenreductie van 1 miljoen
euro oplevert. Is er een maatschappelijke kosten-baten analyse uitgevoerd waaruit
blijkt dat deze geringe kostenreductie opweegt tegen de extra risico’s zoals gevolgschade?
Antwoord 3
Zoals in het antwoord op vraag 1 en 2 uiteengezet wordt in het voorstel alleen af
te zien van luchtmetingen in die gevallen waarbij er geen duidelijke toegevoegde waarde
is. Extra risico’s zijn hier dus niet aan de orde.
Kostenreductie is niet de aanleiding voor deze aanpassingen in de regelgeving. Ik
verwijs naar de antwoorden op vraag 1 en 2. Het in kaart brengen van de financiële
gevolgen van het wijzigingsvoorstel bij het doen van regelgevingsvoorstellen is overigens
een verplicht onderdeel. Deze impactanalyse is door Panteia in dat kader uitgevoerd
en is daarom ook inzichtelijk als onderdeel van de stukken die in internetconsultatie
zijn gegaan.4
Vraag 4
Bent u bereid om het voornemen om de luchtmetingen te laten vervallen te heroverwegen
omdat de extra risico’s voor werknemers en omwonenden die uit deze maatregel voortvloeien
niet opwegen tegen de besparing van 13 miljoen euro? Zo nee, waarom neemt u dit risico
voor lief?
Antwoord 4
Nee. Ik verwijs naar de beantwoording van de vorige vragen.
Vraag 5
Per brief aan de Tweede Kamer op 19 december 2019 heeft u bericht dat het Rijksinstituut
voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) een onderzoek heeft uitgevoerd naar de gezondheidseffecten
van een eventuele verhoging van de voorgeschreven toetswaarde van 2.000 amfibool asbestvezels
per m3 naar 10.000. U heeft toen aangegeven af te zien van deze verhoging omdat de effecten
voor de werknemers naar verwachting negatief uitpakken. Hoe verhoudt dit onderzoek
zich met het huidige voorgenomen beleid om een asbesttoepassing onder de 10.000 asbestvezels
per m3 wel in een lichter regime onder te brengen?
Antwoord 5
Het betreft hier twee verschillende situaties. Het huidige voornemen voor wijziging
van regelgeving gaat niet over het verhogen van de toetswaarde, maar over het afzien
van een luchtmeting in die gevallen waarbij er van kan worden uitgegaan dat er (vrijwel)
geen vezels meer in de lucht aanwezig zullen zijn op het moment van meten.
Omdat er altijd situaties blijven waarin luchtmetingen noodzakelijk zijn, heb ik het
RIVM gevraagd te onderzoeken of de toetswaarde verhoogd zou kunnen worden in die gevallen
waarbij luchtmetingen wél plaatsvinden en er na afloop van een sanering daadwerkelijk
vezels in de lucht te verwachten zouden zijn. Die vraag is destijds negatief beantwoord,
op basis van het RIVM onderzoek, en ook op basis van advies van TNO over dezelfde
vraag. Er zouden in bepaalde gevallen risico’s gepaard kunnen gaan met een dergelijke
verhoging van de toetswaarde. Dit is uiteraard onwenselijk en verhoging van de toetswaarde
maakt dan ook geen onderdeel uit van het wijzigingsvoorstel van de regelgeving.
Vraag 6
Waarom wordt Stoffen Manager Asbest Risico Techniek (SMA-rt) Nieuwe Stijl ontwikkeld
zonder dat de uitvoerende sector en medewerkers dan wel de toezichthouders en handhavers
betrokken zijn bij het basis ontwerp?
Antwoord 6
De vraagstelling gaat uit van een onjuiste aanname. Bij de ontwikkeling van SMART-nieuwe
stijl (SMART-ns) worden zowel beoogde gebruikers (asbestinventariseerders, asbestverwijderaars)
als toezichthouders betrokken. Voordat met de ontwikkeling van het instrument begonnen
werd, hebben de beoogde gebruikers input geleverd op het functioneel ontwerp, het
bouwplan voor het instrument. Tijdens de ontwikkelingsfase, die nog steeds loopt,
zijn en worden er gebruikerstesten uitgevoerd om enerzijds de begrijpelijkheid en
bruikbaarheid van het systeem te testen, en anderzijds te testen of het aansluit bij
de praktijk. Hierbij zijn alle bovengenoemde partijen betrokken.
Vraag 7
Waarom wordt er uitsluitend gewerkt op basis van blootstellingsmodellen om asbestblootstelling
en het beleid te onderbouwen en niet op basis van werkelijke gegevens en praktijkervaringen?
Antwoord 7
Ook deze vraagstelling gaat uit van een onjuiste aanname. Er wordt namelijk niet uitsluitend
gebruik gemaakt van modellen om het asbestbeleid vorm te geven. Voor zover het gaat
over de feitelijke onderbouwing van de adviezen van TNO, zijn deze zoveel mogelijk
gebaseerd op de resultaten van kwalitatief goede blootstellingsmetingen. In twee gevallen
maak ik gebruik van modellen op het gebied van asbest.
Ten eerste: In hun advies uit 2019 maakt TNO gebruik van een modelberekening om aan
te tonen wanneer het aannemelijk is dat zich zo weinig asbestvezels in de lucht zijn
dat een luchtmeting als onderdeel van de eindbeoordeling niet van toegevoegde waarde
is. Daarop heb ik TNO gevraagd om metingen te verrichten om na te gaan of dit in de
praktijk ook het geval is. Die metingen zijn inmiddels afgerond en de resultaten ondersteunen
de conclusies uit de modelberekeing.
Het is goed hierbij op te merken dat TNO in hetzelfde rapport ook op andere vragen
ingaat. Hierbij wordt geen gebruik gemaakt van modellen maar uitsluitend van op kwaliteit
gecontroleerde meetgegevens.
Ten tweede: Het door TNO ontwikkelde blootstellingsmodel AREAT krijgt een plaats in
het digitale instrument SMART-ns dat op nu ontwikkeld wordt. Dit model kan een blootstellingsschatting
maken van een bepaalde asbestverwijdering, ook als er geen meetgegevens beschikbaar
zijn. Net als andere blootstellingsmodellen is AREAT conservatief gebouwd. Dat wil
zeggen dat een bepaalde mate van overschatting van het risico geaccepteerd wordt om
onderschatting van het risico te voorkomen. Het model zit dus «aan de veilige kant»,
maar beschrijft de werkelijkheid beter dan het huidige instrument SMART: daarbij wordt
vaak geen daadwerkelijk blootstellingsniveau bepaald, maar wordt slechts op basis
van aannames vastgesteld in welke risicoklasse het asbest verwijderd dient te worden.
Het model en daarmee SMART-ns (het nieuwe instrument) houdt rekening met de verschillende
verwijderingsmethoden en beheersmaatregelen die genomen kunnen worden. Dit maakt inzichtelijk
wat men kan doen om blootstelling zo laag mogelijk te houden en moedigt verwijderaars
aan de methoden in te zetten die tot de laagste blootstelling aan asbestvezels leiden.
Naast deze modelschattingen zal het altijd waardevol blijven om nieuwe, innovatieve
veilige werkwijzen te ontwikkelen met behulp van metingen. Die kunnen worden ingediend
ter beoordeling bij het Validatie- en Innovatiepunt (VIP) en worden bij goedkeur in
SMART-ns opgenomen zodat de modelschattingen voor de betreffende werkzaamheden niet
meer nodig zijn.
Het model AREAT is gevalideerd op basis van meetgegevens en kan ook nog verfijnd worden
op basis van aanvullende metingen. TNO heeft de afgelopen jaren aanvullende metingen
verricht, onder andere met het doel om de nauwkeurigheid van het model te verbeteren.
Vraag 8
Deelt u de mening dat er aanvullende onderbouwing moet komen om de effecten van het
menselijk handelen te meten op het moment de kwaliteitsborging in de asbestsector
wordt afgebouwd? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
De voorstelling dat de kwaliteitsborging in de asbestsector wordt afgebouwd, is onjuist.
Kwaliteitsborging (in de vorm van certificatie) wordt juist verankerd aan de meer
risicovolle asbesttoepassingen5. Dit betekent dat deze inherent gevaarlijke toepassingen altijd onder certificatie
verwijderd moeten worden – ook als door het toepassen van een bepaalde werkwijze in
principe de laagste risicoklasse bereikt kan worden. Daardoor wordt het systeem robuuster
en zal er meer focus komen op de asbestverwijderingen waar hoge risico’s te verwachten
zijn.
Vraag 9
Bent u bereid om onderzoek te doen naar het effect dat het weghalen van het borging-
en controlemechanisme heeft op de continuïteit en kwaliteit van de uitvoerende werkzaamheden
van een asbestverwijdering en de toename van vezelemissie als deze borging wegvalt,
dan wel een eindoplevering met een onvoldoende resultaat wordt afgesloten? Zo ja,
wanneer en hoe gaat u daar uitvoering aan geven en bent u bereid hier de uitvoeringsketen
bij te betrekken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
De borgings- en controlemechanisme worden niet weggehaald. Voor certificatie als borgingsmechanisme,
verwijs ik naar het antwoord op vraag 8. Indien met het woord «controlemechanisme»
ook de eindbeoordeling bedoeld wordt, verwijs ik naar het antwoord op vraag 1.
Ik voeg hier nog aan toe dat, hoewel het aantal luchtmetingen zal worden verminderd,
in totaal in meer situaties een vorm van eindbeoordeling zal plaatsvinden. Als de
eindbeoordeling al van invloed is op het gedrag van werknemers, dan zal dit dus in
meer gevallen aan de orde zijn.
Overigens is het doel van de eindbeoordeling het vaststellen dat de ruimte weer veilig
betreden kan worden, en niet om te controleren of tijdens het verwijderingsproces
zorgvuldig is gewerkt. Dat is immers achteraf niet mogelijk.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.D. Wiersma, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.