Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de gevolgen van de uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen Inmarsat en de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over de wijziging van het Nationale Frequentie Plan 2014 (Kamerstuk 24095-547)
24 095 Frequentiebeleid
Nr. 550
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 2 november 2021
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over de brief
van 2 september 2021 inzake de gevolgen van de uitspraak van de voorzieningenrechter
in de zaak tussen Inmarsat en de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
over de wijziging van het Nationale Frequentie Plan 2014 (Kamerstuk 24 095, nr. 547).
De vragen en opmerkingen zijn op 9 september 2021 aan de Staatssecretaris van Economische
Zaken en Klimaat voorgelegd. Bij brief van 1 november 2021 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Azarkan
Adjunct-griffier van de commissie, Van Dijke
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van onderhavige brief. Zij hebben
daarover nog enkele vragen en opmerkingen. Deze leden hechten er waarde aan te benadrukken
dat de continuïteit van nood-, spoed- en veiligheidscommunicatie (NSV-communicatie)
te allen tijde geborgd moet worden en dat de uitrol van het vijfde generatie van het
mobiele netwerk (5G) tegelijkertijd bevorderd moet worden, gezien het belang voor
de ontwikkeling van de Nederlandse digitale economie en het aanjagen van innovatie.
De leden van de VVD-fractie vragen op welke wijze de Staatssecretaris voornemens is
de adviescommissie in te stellen. Is reeds bekend wie in de adviescommissie zitting
zullen nemen? Op basis van welke eisen/criteria zijn/worden de leden van de adviescommissie
geselecteerd? Bij wie wordt dit selectieproces belegd? Op welke wijze tracht de Staatssecretaris
hierbij onafhankelijkheid, zorgvuldigheid en deskundigheid van de commissie te borgen?
Deze leden vragen op basis van welke concrete doelstelling deze adviescommissie ingesteld.
Welke probleemanalyse ligt onder deze doelstelling?
Op basis van welke stappen heeft de Staatssecretaris het genoemde tijdspad geschetst?
Kan de Staatssecretaris de te nemen stappen toelichten? Hoe zullen deze stappen eruit
zien van het moment van instelling (oktober 2021) tot het uitbrengen van het eerste
advies (eerste kwartaal 2022)?
De leden van de VVD-fractie vragen hoe de Staatssecretaris de periode na het eerste
advies in het eerste kwartaal van 2022 voorziet. Binnen welke termijn acht de Staatssecretaris
het afronden van de veilingregeling haalbaar, ervan uitgaande dat het advies van de
adviescommissie daadwerkelijk in het eerste kwartaal van 2022 wordt uitgebracht? In
hoeverre wordt hierbij rekening gehouden met de tijd die telecomaanbieders nodig hebben
om zich voor te bereiden op de veilingregeling en het mogelijk wijzigen van het Nationaal
Frequentieplan (NFP)?
De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre de Staatssecretaris co-existentie van
NSV-communicatie en 5G-mobiele communicatie op de 3,5 gigahertz-band (GHz-band) op
dit moment (on)wenselijk acht. Wat zijn de mogelijke consequenties van co-existentie
voor de 3,5 GHz-band en hoe groot acht de Staatssecretaris de kans op storingen op
het netwerk? Kan de Staatssecretaris dit toelichten? Welke mogelijke consequenties
heeft co-existentie op het verloop, de inhoud en de inrichting van de veiling van
de 3,5 GHz-band?
Welke reële alternatieven ziet de Staatssecretaris nog voor co-existentie op de 3,5
GHz-band? In hoeverre is het haalbaar dat een reëel alternatief wordt gevonden voor
september 2022?
De leden van de VVD-fractie vragen welke aanvullende stappen de Staatssecretaris wenselijk
acht om de zorgvuldigheid en snelheid van dit proces te borgen.
Welke consequenties heeft het uitstellen van de veilingregeling voor de verdere uitrol
van het 5G-netwerk en daarmee voor de ontwikkeling van de Nederlandse digitale economie,
zo vragen de leden van de VVD-fractie. Welke diensten en grootschalige projecten die
rekenen op de inzet van 5G worden hiermee vertraagd? Welke gevolgen heeft deze vertraging
voor de positie van de Nederlandse digitale economie in Europa?
De leden van de VVD-fractie vragen of voorafgaand aan het instellen van de adviescommissie
nog een overleg met betrokkenen, zoals Inmarsat en telecomaanbieders, wordt ingepland.
Zo nee, waarom niet? Zo ja, worden deze gesprekken ook voortgezet tijdens en na het
werk van de adviescommissie?
Is de Staatssecretaris het met de leden van de VVD-fractie eens dat, indien er besloten
wordt Inmarsat te verhuizen en de te nemen stappen van de verhuizing zijn voorbereid,
er geen verdere vertraging voor de uitrol van het 5G-netwerk hoeft plaats te vinden?
Is de Staatssecretaris het derhalve met de leden van de VVD-fractie eens dat de voorbereiding
van een eventuele verhuizing doorgang moet vinden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van onderhavige brief. Met oog op
de uitdagende digitaliseringsagenda en de uitrol van 5G, die daar een onderdeel van
is, willen deze leden de Staatssecretaris hierover een aantal vragen stellen.
De leden van de D66-fractie vinden het opvallend hoeveel brieven en contactverzoeken
zij hebben ontvangen omtrent dit dossier. Hierdoor ontstaat het beeld dat de belanghebbenden
zich onvoldoende gehoord voelen in dit dossier. De leden vragen de Staatssecretaris
of zij dit beeld herkent en roepen haar op om de belanghebbenden beter te informeren
en meer te betrekken in de te nemen stappen.
De leden van de D66-fractie begrijpen dat, nu de rechter stelt dat Inmarsat meer tijd
moet krijgen, de planning van de veiling en vrijgave van de frequenties niet meer
haalbaar is. Hierbij willen de voorgenoemde leden kenbaar maken dat zij de zorgen
van diverse belanghebbenden over deze vertraging delen en eveneens dat zij zorgen
hebben over de kansen die het bedrijfsleven mist om deze technologie toe te passen
voor hun digitalisering en bedrijfsinnovatie. Deze leden vragen de Staatssecretaris
nader toe te lichten wat de consequenties van deze uitspraak zijn voor de uitrol van
5G. Hoeveel vertraging loopt deze uitrol op? De operators hebben nu langer slechts
een deel van de 5G-frequenties tot hun beschikking. Wat zijn hiervan de gevolgen voor
de innovatiekansen?
De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris nader toe te lichten wat de
opdracht aan de adviescommissie inhoudt. Worden ook telecombedrijven en vertegenwoordigers
van (toekomstige) gebruikers gehoord door de commissie? In hoeverre wordt de kwaliteit
van toekomstige 5G-netwerken meegenomen in de zoektocht naar oplossingen? Hoe gaat
de adviescommissie om met de weging van de verschillende maatschappelijke belangen
die op dit dossier spelen? Zal de adviescommissie ook een kosten-batenafweging maken?
De leden van de D66-fractie vinden dat belanghebbenden voldoende tijd moeten hebben
om vervolgstappen te ondernemen na publicatie van het advies. Kan de Staatssecretaris
garanderen dat belanghebbenden na publicatie van het advies van de commissie voldoende
tijd (bijvoorbeeld evenveel tijd als in de oude situatie) krijgen om de veiling voor
te bereiden?
De leden van de D66-fractie ontvangen signalen dat het voorliggende veilingontwerp
niet geschikt is voor spelers die gebruik maken van private mobiele netwerken zoals
mainports en grote industriële complexen. Worden de belangen van deze partijen meegenomen
in de adviescommissie? Hierbij gaat het specifiek om twee problemen. Het eerste probleem
is dat deze partijen enkel een vergunning nodig hebben voor een specifiek gebied en
geen landelijke licentie willen. Het tweede probleem is dat deze partijen geconfronteerd
worden met uitdagingen ten aanzien van het voorkomen van interferentie (verstoringen)
van naastgelegen frequentiekavels, zowel binnen ons land als met frequentiekavels
in onze buurlanden. De leden willen hierop graag een reactie van de Staatssecretaris.
Aanvullend vragen de leden van de D66-fractie hoe de Staatssecretaris aankijkt tegen
de noodzaak en mogelijkheden om veilingkavels met de buurlanden te harmoniseren.
De leden van de D66-fractie hebben eerder aandacht gevraagd voor nieuwe toetreders.
In het veilingmodel mag nieuw toetreden niet benadeeld worden. Hiervoor is afgesproken
dat het veilingmodel aanhangig wordt gemaakt, voordat het in werking treedt. Kan de
Staatssecretaris bevestigen dat dit, ook nu de planning onder druk komt te staan,
niet wordt overgeslagen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de uitspraak van de voorzieningenrechter
en de onderhavige brief. Deze leden zijn ongelukkig met deze ontwikkeling, te meer
daar zij al eerder aandacht hebben gevraagd voor de situatie rond Inmarsat en de Staatssecretaris
hebben gevraagd «met Inmarsat in gesprek te blijven en al het mogelijke te blijven
doen voor een nette uitkomst» Wil de Staatssecretaris terugblikken op het proces dat
aan de uitspraak van de rechter vooraf is gegaan? Kan zij aangeven hoe de gesprekken
met Inmarsat en andere betrokken partijen en belanghebbenden zijn verlopen? Welke
afspraken zijn er met Inmarsat gemaakt? Zijn er garanties gegeven? Welke voorstellen/scenario’s
hebben op tafel gelegen? Hoe werd daar door de verschillende partijen (dus niet alleen
door Inmarsat) over gedacht? Welke onderzoeken zijn er verricht, bijvoorbeeld naar
een eventuele buitenlandoptie? Kunnen die onderzoeken met de Kamer worden gedeeld?
Wat is er gebeurd waardoor een gang naar de rechter, met voorliggende uitkomst, nu
het resultaat is? Had dit in de ogen van de Staatssecretaris voorkomen kunnen worden?
De leden van de CDA-fractie merken op dat de Staatssecretaris naar aanleiding van
de uitspraak van de voorzieningenrechter schrijft opnieuw met Inmarsat in gesprek
te zijn. Kan zij de leden van de CDA-fractie duidelijk maken wat thans de positie
van Inmarsat is? Heeft de Staatssecretaris sinds de uitspraak van de rechter, behalve
met Inmarsat, ook met andere betrokken partijen en belanghebbenden gesproken? Indien
ja, welke? Wat was de uitkomst van deze gesprekken? Indien niet, is zij bereid deze
gesprekken alsnog zo spoedig mogelijk te initiëren?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Staatssecretaris een onafhankelijke adviescommissie
wil instellen. Heeft zij naast deze vervolgstap nog andere vervolgstappen overwogen?
Indien ja, welke? Wat wordt de precieze opdracht aan de commissie, hoe wordt deze
gedefinieerd, en wat zal de samenstelling van de commissie worden? Welke deskundigheid
wil de Staatssecretaris in de commissie geborgd hebben? Zal dat bijvoorbeeld ook technisch-specialistische
expertise zijn op het gebied van satellietvoorzieningen en 5G? Kan de Staatssecretaris
aangeven wie in dit vraagstuk allemaal belanghebbende zijn en of deze belanghebbenden
ook allemaal zullen zijn vertegenwoordigd in de commissie? Wordt ook de regio Noord-Nederland,
waarvoor de 3,5 GHz-band van belang is om te kunnen beschikken over 5G, in deze commissie
betrokken?
Hoewel de leden van de CDA-fractie de zoektocht naar een gedragen oplossing voor Inmarsat
waarderen en steunen, hebben zij grote zorgen over de vertraging die hierdoor wordt
opgelopen bij de uitrol van 5G en de achterstand die Nederland oploopt ten opzichte
van de rest van Europa. In hoeverre deelt de Staatssecretaris deze zorgen? Hoe ver
zijn de ons omringende landen, zoals België en Duitsland, inmiddels met de uitrol
van 5G?
De leden van de CDA-fractie merken op dat de Staatssecretaris schrijft dat als gevolg
van het instellen van een adviescommissie de afronding van de veilingregeling en de
start van de veiling, voorzien voor april 2022, vertraging zullen oplopen. Impliceert
zij daarmee ook dat ingebruikname van de 3,5 GHz-frequenties per 1 september 2022
sowieso niet gaat lukken of blijft dat een reële optie?
De leden lezen dat de Staatssecretaris voornemens is de commissie te vragen in het
eerste kwartaal van 2022 haar advies uit te brengen. De voornoemde leden vragen zich
af of dit niet eerder of sneller kan, bijvoorbeeld in de vorm van een spoedadvies
(zoals ook voorkomt bij adviezen van de Raad van State)? Is het mogelijk preciezer
te zijn over het moment dat het advies moet worden opgeleverd? «In het eerste kwartaal
van 2022» kan immers 2 januari maar ook 31 maart zijn, wat voor de tijdsplanning en
mogelijke vertraging nogal verschil maakt. Kan de Staatssecretaris bevestigen dat
de commissie in elk geval niet later dan in het eerste kwartaal van 2022 haar advies
oplevert? Wanneer neemt de Staatssecretaris vervolgens een besluit? Op welk moment
wordt de Kamer geïnformeerd en hoe wordt zij betrokken? Zullen mobiele operators voldoende
tijd hebben om de veiling voor te bereiden? Is de Staatssecretaris bereid om met een
deadline te komen waarop 5G overal in Nederland in gebruik kan worden genomen, zodat
voor iedereen duidelijkheid en zekerheid ontstaat?
Tenslotte zijn de leden van de CDA-fractie benieuwd of de Staatssecretaris nog eens
kan aangeven welke verplichtingen uit het Europese Telecomkader van toepassing zijn
voor de uitrol van 5G in Nederland. Bestaat het risico dat Nederland niet op tijd
aan die verplichtingen kan voldoen? Welke gevolgen heeft dit?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met enige zorg kennisgenomen van onderhavige
brief over de gevolgen van de uitspraak van de voorzieningenrechter over de wijziging
van het NFP.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn allereerst benieuwd hoe de Staatssecretaris
terugkijkt op haar eigen rol in de ontstane situatie. Hoe is het mogelijk dat het
niet is gelukt om een probleem, dat men van mijlenver had kunnen zien aankomen, niet
tijdig heeft kunnen voorkomen?
Heeft de Staatssecretaris rekening gehouden met het scenario dat de voorzieningenrechter
de wijziging van het frequentieplan zou kunnen blokkeren, of kwam dit als een totale
verrassing? Welke voorbereidingen waren getroffen voor dit scenario?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen ook naar de status van het overleg met Inmarsat
naar aanleiding van de uitspraak van de voorzieningenrechter. Waarom acht de Staatssecretaris
het noodzakelijk om nu een adviescommissie in te stellen, wat leidt tot extra vertraging,
en waarom kan zij niet zelf de regie te pakken en in direct overleg met Inmarsat en
de telecomaanbieders zo snel mogelijk tot een oplossing te komen? Wat verwacht de
Staatssecretaris precies van de adviescommissie? Deze leden brengen in herinnering
dat de Staatssecretaris in haar brief van 17 december 2020 schreef dat verhuizing
van Inmarsat naar het buitenland de enige overgebleven optie was. Is dat nog steeds
het geval of liggen nu via de adviescommissie ook weer andere opties op tafel? Met
betrekking tot het vinden van een alternatieve locatie in het buitenland zijn deze
leden ook benieuwd of Inmarsat nog altijd niet ingaat op aanbiedingen tot steunverlening
door de overheid, bijvoorbeeld bij het vergemakkelijken van contacten met buitenlandse
overheden? Overweegt de Staatssecretaris een pro-actievere houding aan te nemen bij
het vinden van een geschikte alternatieve locatie in het buitenland, om een uitweg
uit de huidige impasse te vinden? Zo nee, waarom niet?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen ook wat de concrete gevolgen zijn van een
vertraging van de 5G-veiling. In hoeverre, en bij welke vertragingsduur, leidt dit
tot het niet voldoen aan verplichtingen in EU-verband en wat zijn de gevolgen daarvan?
Kan de Staatssecretaris iets zeggen over de gevolgen voor de Nederlandse economie
en het innovatie-vermogen? Bij welke vertragingsduur lopen we volgens de Staatssecretaris
het risico om kansen en investeringen op het gebied van digitalisering mis te lopen
ten aanzien van andere landen? Hoe groot is de kans dat investeringen zich verplaatsen
naar andere landen en dat de vertraging een pijnlijke tegenslag toe zal brengen aan
de internationale concurrentiepositie van de Nederlandse telecomsector?
Deze leden zijn ook benieuwd op welke wijze de leden van de adviescommissie geselecteerd
worden en op welke wijze de onafhankelijkheid van de adviescommissie wordt geborgd.
Wanneer de Staatssecretaris schrijft dat de oplossing moet kunnen rekenen op draagvlak
bij de verschillende belanghebbenden, op welke belanghebbenden doelt zij dan precies?
Vallen toekomstige gebruikers van 5G-netwerken in het hele land en specifiek in Noord-Nederland,
ook onder deze belanghebbenden? Op welke wijze wordt hun belang hierin meegenomen?
Tenslotte vragen de leden van de GroenLinks-fractie ook naar de beperkte transparantie
van het voorgenomen veilingmodel. Waarom zou een transparant veilingmodel de veilingdoelstellingen
schaden, zoals de Staatssecretaris stelt? Over welke veilingdoelstellingen heeft zij
het dan precies? Wie bepaalt daarbij wat een «redelijke veilingopbrengst» is? De Staatssecretaris
stelt dat informatie over de geaggregeerde vraag per biedronde zou leiden tot strategisch
biedgedrag, met nadelige gevolgen voor eventuele nieuwkomers. Kan zij deze positie
nader toelichten? Erkent de Staatssecretaris dat ook eventuele nieuwkomers over diepe
zakken zouden moeten beschikken om überhaupt een kans te maken, en de benodigde investeringen
te kunnen doen? Waarom zou strategisch biedgedrag nadelig voor hen zijn?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Staatssecretaris ook in te gaan op de
nadelen van beperkte transparantie. Erkent zij dat dit kan leiden tot foute inschattingen
door biedende partijen, en daarmee tot een suboptimale frequentieverdeling, wat de
veilingdoelstelling zou ondermijnen? En ziet de Staatssecretaris het risico van speculatieve
bieders, die enkel spectrum willen verwerven om na afloop door te kunnen verkopen
aan de grote verliezers? Op welke wijze wordt dit risico gemitigeerd en welke rol
kan grotere transparantie hierbij spelen?
Kan de Staatssecretaris ook toelichten waarom zij van mening is dat de Nederlandse
5G-veiling zich slecht laat vergelijken met de Duitse veiling, waar volledige transparantie
werd geboden en een nieuwkomer spectrum heeft verworven, zo vragen de leden van de
GroenLinks-fractie. Klopt het verder dat ook in de bieding in het Verenigd Koninkrijk,
die volgens de Staatssecretaris beter vergelijkbaar is met de Nederlandse veiling,
sprake was van een vorm van transparantie over geaggregeerde vraag tijdens de veiling?
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hadden gehoopt dat dit schriftelijk overleg een
commissiedebat zou zijn over de voorgenomen veilingregeling. Helaas ligt die veilingregeling
niet voor en vindt dit schriftelijk overleg plaats over de ontstane situatie na de
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen Inmarsat en de Staatssecretaris
van Economische Zaken en Klimaat. Deze uitspraak vertraagt de veiling van de band
en vertraagt daarmee ook de uitrol van 5G. Deze uitspraak en het handelen van de Staatssecretaris
en het ministerie raakt daarmee de telecompartijen, de bedrijven die staan te springen
om met 5G aan het werk te gaan en de consument. De leden van de ChristenUnie-fractie
hebben vragen over het proces voorafgaand aan de uitspraak van de voorzieningenrechter,
de invloed van de vertraging op onder andere het veilingmodel en het nu voorgenomen
proces.
De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat al sinds 2007(!) bekend is dat
de werkzaamheden in Burum van Inmarsat invloed zullen hebben op de verdeling van de
3,5 GHz-band en dus de beschikbaarheid van 5G in de noordelijke provincies. De Staatssecretaris
gebruikt in haar verweer bij de voorzieningenrechter dat argument om Inmarsat verantwoordelijk
te maken voor een zoektocht naar een alternatieve locatie. Andersom vragen deze leden
waarom de Staatssecretaris niet actiever heeft meegewerkt aan een verhuizing van Inmarsat,
terwijl al zo lang bekend was dat de werkzaamheden zouden interfereren met de 3,5
GHz-band, waar bij komt dat de 3,5 GHz-band vanaf 2018 volledig vrijgemaakt moest
worden voor de uitrol van 5G. Waarom heeft de Staatssecretaris het laten komen tot
een uitspraak van de voorzieningenrechter, voordat zij een actievere rol is gaan spelen
in de verhuizing? Waar was de regie van de Staatssecretaris? De leden van de ChristenUnie-fractie
vragen de Staatssecretaris of, als zij terugkijkt op de afgelopen jaren, dit probleem
voorkomen had kunnen worden door een andere houding van haar en/of haar ambtsvoorgangers?
De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat de Staatssecretaris in haar brief
schrijft dat de uitspraak van de voorzieningenrechter invloed heeft op het veilingmodel
en dus vertraging van de 5G-uitrol veroorzaakt. Deze leden hebben al in eerdere debatten
hierover aangegeven dat een veilingmodel altijd een goede balans moet zijn tussen
het maatschappelijk belang van een snelle 5G-uitrol, investeringsruimte van mobiele
operators en opbrengsten voor het ministerie. Telecompartijen investeren al een hele
tijd in een goede uitrol van 5G. Daarbij gaan zij ook uit van planningen van het ministerie.
Vertraging van de veiling heeft invloed op bijvoorbeeld al gedane investeringen in
apparatuur. Deze invloed onderstreept volgens de voornoemde leden nogmaals het belang
van een goede balans in het veilingmodel tussen de genoemde belangen. Gaat de Staatssecretaris
deze belangen opnieuw wegen in voorbereiding op een nieuw veilingmodel? Zo ja, hoe
dan? Zo nee, waarom niet? Hoe gaat zij waarborgen en de verantwoordelijkheid nemen
dat er sprake zal zijn van een goede balans in het nieuwe veilingmodel? Is zij het
ermee eens dat een goede balans ook een lagere opbrengst voor de overheid kan betekenen,
zodat telecompartijen wel voldoende investeringen kunnen doen om die 5G-uitrol zo
snel mogelijk te laten plaatsvinden?
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de voorzieningenrechter in de
slotoverweging zegt dat zij het geraden acht dat de Staatssecretaris spoedig in overleg
gaat met Inmarsat en andere partijen om tot een oplossing te komen. In haar brief
schrijft de Staatssecretaris dat zij in lijn met die uitspraak in gesprek gegaan is
met Inmarsat. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Staatssecretaris of zij
in lijn met de uitspraak ook in gesprek is gegaan met andere partijen? Zo ja, met
welke partijen heeft zij om tafel gezeten en welke gewenste oplossingen zijn en welke
andere inhoud is daar ter tafel gekomen? Zo nee, waarom heeft zij enkel gehoor gegeven
aan de oproep van de voorzieningenrechter om met Inmarsat in gesprek te gaan, maar
niet om andere partijen te spreken?
De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat de Staatssecretaris schrijft dat
ze voornemens is een onafhankelijke adviescommissie in te stellen. Hoe is zij tot
dat voornemen gekomen? Heeft zij daarvoor gesprekken gevoerd met alle betrokken partijen?
Welke partijen zijn dit? Hoe ziet het proces richting de start van de adviescommissie
eruit? Welke vertegenwoordigers en partijen nemen zitting in de adviescommissie? Wie
wordt de voorzitter? Hoe wordt daartoe besloten? Welke opdracht krijgt de adviescommissie
mee vanuit het ministerie? Krijgt de Kamer de mogelijkheid om zich uit te spreken
over deze opdracht? Zo ja, hoe ziet de Staatssecretaris dit proces voor zich? Zo nee,
waarom niet? Welke ruimte heeft de adviescommissie om af te wijken van die opdracht
indien zij dat noodzakelijk achten? Wat wordt het eindproduct van de adviescommissie?
Bij de (instelling van) de voorgenomen adviescommissie staat zorgvuldigheid, deskundigheid
en onafhankelijkheid voorop. Maar, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie,
welke verantwoordelijkheid draagt de Staatssecretaris indien het de adviescommissie
niet lukt tot een eindproduct te komen? Welke stappen kan de Staatssecretaris zetten
indien de adviescommissie vertraging oploopt? Welke stappen kan de Staatssecretaris
zetten om het proces te versnellen, indien daar aanleiding toe is? De Staatssecretaris
schrijft dat zij de Kamer zeer snel zal informeren over de inhoud van het advies en
haar besluit en planning naar aanleiding van dat advies. Kan de Staatssecretaris «zeer
snel» concretiseren? Is de Staatssecretaris van plan om in dat informeren al onomkeerbare
stappen te zetten waarover de Kamer geen mogelijkheid heeft om zich uit te spreken?
Hoe betrekt de Staatssecretaris de Kamer hierbij?
II Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris
Inleiding
Ik heb de vragen en opmerkingen van de vaste commissie van Economische Zaken en Klimaat
naar aanleiding van de brief van 2 september 2021 aan uw Kamer over de gevolgen van
de uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen Inmarsat en de Staatssecretaris
van Economische Zaken en Klimaat over de wijziging van het Nationale Frequentie Plan
2014 gebundeld in een aantal thema’s, te weten Inmarsat (Terugblik op proces; Co-existentie
met 5G; Verhuizing), de Adviescommissie (Doel en invulling; Planning; Contact betrokkenen),
de Veiling en uitrol 3,5 GHz-band (Voorbereiding; Verplichtingen en consequenties
uitstel veilingregeling; Transparantieregels en veilingopzet) en Private mobiele netwerken.
De beantwoording van de gestelde vragen vindt langs deze thema’s plaats. Ten algemene
wil ik graag benadrukken dat ik de zorg deel die ik lees in de door de leden van de
fracties VVD, CDA, GroenLinks en ChristenUnie gestelde vragen. Het kabinet zet stevig
in op ICT voor innovatie en economische groei. Vanwege de sterke toename van dataverkeer
en de verdere digitalisering van economie en maatschappij is daarbij van belang dat
de telecominfrastructuur in Nederland hoogwaardig blijft. Zo is voor de verdere ontwikkeling
en innovatie van toepassingen op allerlei terreinen, bijv. gebruik van drones in de
landbouw, machines in de industrie en zelfrijdende auto’s goede connectiviteit essentieel.
Hiervoor is onder meer van belang dat er tijdig en voldoende spectrum beschikbaar
is. Daarom is ook in EU-verband verplicht gesteld dat zo snel mogelijk onder meer
de 3,5 GHz band beschikbaar wordt gesteld voor mobiele communicatie, meer specifiek
5G. De behoefte aan meer datacapaciteit blijft sterk toenemen – iets wat verder is
versterkt door de versnelling van de digitalisering tijdens de coronacrisis. Het maatschappelijk
belang van de 3,5 GHz-band voor mobiele communicatie is en blijft onverminderd groot.
Tegelijkertijd heeft de voorzieningenrechter benadrukt dat een oplossing moet worden
gevonden voor de dienstverlening van Inmarsat, voor zover dit de verzorging van het
nood-, spoed- en veiligheidsverkeer (verder: NSV-verkeer) betreft. Dat staat niet
ter discussie. Ik vind het van groot belang om zo snel mogelijk tot een oplossing
te komen zodat ik tempo kan blijven maken met de beschikbaarheid van de frequenties,
en daarmee met de ontwikkeling van 5G ter ondersteuning van verdere connectiviteit
en digitalisering in Nederland.
Dan kom ik nu tot de beantwoording van de vragen en opmerkingen.
INMARSAT
Terugblik proces met Inmarsat
Met name de leden van de CDA-fractie en de ChristenUnie-fractie hebben mij om een
terugblik gevraagd op het proces met Inmarsat dat aan de uitspraak van de voorzieningenrechter
is voorafgegaan.
De afgelopen periode is door EZK met Inmarsat intensief overleg gevoerd om gezamenlijk
een oplossing te vinden voor de voorziene interferentieproblematiek. Het klopt zoals
de leden van de ChristenUnie-fractie opmerkten, dat vanaf 2007 wereldwijd bekend was
dat de 3,5 GHz-band zou worden bestemd voor mobiele communicatie. In de brief van
17 december 2020 over de verdeling van de 3,5 GHz-band (Kamerstuk 24 095, nr. 526) is uw Kamer onder meer geïnformeerd over de tot op dat moment bereikte resultaten
van het overleg met Inmarsat. Hierin is aangegeven dat in overleg met Inmarsat verschillende
opties zijn geanalyseerd als oplossing voor de voorziene interferentie van mobiele
communicatie in de 3,5 GHz-band op de ontvangst van het satellietverkeer van Inmarsat
in Nederland. Daarbij is ook het onderzoek van TNO over co-existentie tussen 5G Mobiele
netwerken en het grondstation van Inmarsat te Burum gebruikt. Ik verwijs daar volledigheidshalve
graag naar. Inmarsat heeft zelf overigens zelfstandig onderzoek gedaan naar co-existentie
door RealWireless. Onderdelen van deze onderzoeksresultaten zijn vertrouwelijk met
mijn ministerie gedeeld. Dit heeft niet geleid tot andere inzichten over mogelijke
technische oplossingen om Inmarsat in de 3,5 GHz-band te kunnen behouden, en evenmin
tot ander inzicht over het beschikbaar stellen van de band voor mobiele communicatie
op een wijze zoals verplicht gesteld in de Europese Telecomcode.
Sommige fracties zeggen ongelukkig te zijn met de ontstane situatie en ik begrijp
dit. Het had ook mijn voorkeur om zonder tussenkomst van de rechter tot een oplossing
te komen voor de interferentieproblematiek, om de veiling van de 3,5 GHz-band conform
planning in april 2022 doorgang te kunnen laten vinden. Er is hiertoe veel inzet geweest.
Vanuit het ministerie en de voormalige Staatssecretaris is voortdurend ingezet op
overleg met Inmarsat. De standpunten van Inmarsat waren – ondanks wederzijdse inspanningen
– echter niet te verenigen met het kabinetsbeleid met betrekking tot mobiele communicatie
en met betrekking tot de verdeling van de 3,5 GHz-band in het bijzonder. Ten behoeve
van een tijdige veiling en tijdige beschikbaarheid van de 3,5 GHz-band voor mobiele
communicatie heb ik, zoals in de brief van 17 december 2020 aangekondigd, de wijziging
van het Nationaal Frequentieplan 2014 ingezet om de 3,5 GHz-band te bestemmen voor
landelijke mobiele communicatie en de bestemming van vaste satellietdiensten en de
bescherming voor de vaste satellietverbindingen van Defensie te doen vervallen. Inmarsat
heeft besloten om hiertegen beroep in te stellen.
In reactie op de vraag van de leden van de GroenLinks-fractie of ik rekening heb gehouden
met «het scenario dat de voorzieningenrechter de wijziging van het frequentieplan
zou kunnen blokkeren», is er inderdaad rekening gehouden met het scenario dat Inmarsat
in beroep zou gaan tegen het besluit tot wijziging van het Nationaal Frequentieplan
2014, waarbij het op voorhand niet uit te sluiten viel dat de rechter het wijzigingsbesluit
zou schorsen. Overigens staat tegen het oordeel van de voorzieningenrechter geen rechtsmiddel
open. Het besluit tot wijziging van het Nationaal Frequentieplan 2014 blijft in ieder
geval geschorst tot de rechtbank in de hoofdzaak heeft beslist.
Co-existentie Inmarsat en 5G mobiele communicatie
De leden van de VVD-fractie hebben vragen gesteld over co-existentie van het NSV-verkeer
van Inmarsat en 5G mobiele communicatie in de 3,5 GHz-band, de eventuele consequenties
daarvan op de veiling en welke stappen ik zet om de zorgvuldigheid en snelheid van
het proces te bevorderen.
Hiervoor heb ik reeds aangegeven in overleg met Inmarsat verschillende opties te hebben
geanalyseerd als oplossing voor de voorziene interferentie van mobiele communicatie
in de 3,5 GHz-band op de ontvangst van het satellietverkeer van Inmarsat in Nederland.
Het gaat dan, voor alle duidelijkheid, niet om storingen op het mobiele netwerk, maar om storingen door het mobiele netwerk op de satellietontvangst van Inmarsat in de 3,5 GHz-band. Deze
interferentie is, indien geen maatregelen worden genomen, realistisch.
Inmarsat gebruikt de 3,5 GHz-band voor NSV-verkeer en voor commercieel verkeer. Op
de vraag van de leden van de VVD-fractie in hoeverre co-existentie van het NSV-verkeer
en 5G-mobiele communicatie op de 3,5 GHz-band op dit moment (on)wenselijk wordt geacht,
verwijs ik naar de brief van 17 december 2020. Niettemin dient het NSV-verkeer geborgd
te zijn, conform de uitspraak van de voorzieningenrechter. Het is aan de adviescommissie
om mij een zo optimaal mogelijk advies te geven wat een oplossing kan zijn voor dit
dilemma en hierin de consequenties voor de beschikbaarheid van de 3,5Ghz-band voor
mobiele communicatie mee te nemen. Dit is bepalend voor de verdere inrichting van
de veiling. Ik kan gelet op de adviesaanvraag niet vooruit lopen op de vraag van de
leden van de VVD-fractie naar reële alternatieven.
Verhuizing Inmarsat
De leden van de VVD-fractie, de CDA-fractie, de GroenLinks-fractie en de ChristenUnie-fractie
hebben vragen gesteld over de verhuizing van Inmarsat naar het buitenland, onder meer
in het licht van alternatieve opties, de voorbereidingen daartoe en mijn rol bij de
verhuizing.
Gegeven de uitspraak van de voorzieningenrechter van 30 juni 2021 ben ik van plan
om de in te stellen adviescommissie te vragen hoe de 3,5 GHz-band op een verantwoorde
wijze ter beschikking kan worden gesteld voor mobiele communicatie in heel Nederland,
op een wijze die de op dit moment door Inmarsat verzorgde nood-, spoed- en veiligheidscommunicatie
waarborgt. Het gaat hierbij dus niet om het commerciële verkeer dat Inmarsat verzorgt.
Ik zal het publieke belang dat wordt gediend door snelle beschikbaarheid van de 3,5
GHz-band voor mobiele communicatie in heel Nederland bij de commissie onderstrepen
en aangeven dat hiervoor van belang is dat Inmarsat (uiteindelijk) de 3,5 GHz-band
verlaat.
Ik heb begrepen dat Inmarsat voorbereidingen treft voor een mogelijke verhuizing naar
het buitenland voor zover het het NSV-verkeer betreft. Zoals ik in de brief van 17 december
2020 (Kamerstuk 24 095, nr. 526) heb aangegeven en gemotiveerd, is dit wat mij betreft de geprefereerde, uiteindelijke
oplossing voor de voorziene interferentieproblematiek. In reactie op de vraag van
de leden van de VVD-fractie of er bij doorgang van de verhuizing geen vertraging van
de uitrol van het 5G-netwerk hoeft plaats te vinden verwijs ik naar het onderdeel
van de beantwoording «Veiling en uitrol 3,5 GHz-band» waaruit blijkt dat met zekerheid
te zeggen is dat de uitspraak van de voorzieningenrechter leidt tot vertraging van
de start van de veiling. Voorts verwijs ik naar het onderdeel van de beantwoording
«Planning adviescommissie». Besluitvorming over een eventuele nieuwe vestigingslocatie
van Inmarsat is een bedrijfsmatige keuze. Het is niet aan mij om voor Inmarsat te
bepalen op welke wijze, in welk ander land en op welke locatie zij hun activiteiten
voortzetten. Dit is aan Inmarsat zelf. Inmarsat is bovendien zelf het best toegerust
om een geschikte alternatieve locatie te vinden die aan haar eisen kan voldoen. Ik
heb echter wel aangegeven Inmarsat te willen ondersteunen in bijvoorbeeld contacten
met andere overheden in het buitenland als het onder andere gaat om de benodigde vergunningverlening.
Hiertoe sta ik in contact met de buitenlandse autoriteiten. Gerichte en efficiënte
ondersteuning kan overigens alleen met medewerking van Inmarsat zelf. Die uitnodiging
staat nog altijd open.
ADVIESCOMMISSIE
Doel en invulling adviescommissie
Er zijn door de leden van de VVD-, CDA, GroenLinks- en de ChristenUnie-fractie veel
vragen gesteld over het voornemen voor de instelling van een adviescommissie, met
name de aanleiding, de doelstelling, het proces daartoe alsmede de selectie van de
voorzitter en de leden. Ik ga daar achtereenvolgens op in.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter vloeit uit internationale verdragen niet
voort dat het gebruik dat Inmarsat in Nederland maakt van de 3,5 GHz-band nooit zou
mogen worden beperkt of opgeheven. Wel moet eventuele beperking of opheffing volgens
de voorzieningenrechter plaatsvinden op een wijze waarmee het NSV-verkeer geborgd
blijft. De NFP-wijziging waarmee het kabinet de 3,5 GHz-band wilde herbestemmen, voldoet
daar volgens de voorzieningenrechter niet aan en daarom heeft hij dit besluit geschorst.
Tegelijkertijd heb ik op grond van de zogenoemde Telecomcode (Richtlijn 2018/1972/EU)
de verplichting om de frequentieruimte in de 3,5 GHz-band (3400–3800 MHz) ter beschikking
te stellen voor voldoende grote blokken voor mobiele communicatie, zoals 5G. De voorzieningenrechter
achtte het geraden dat spoedig overleg plaatsvindt met Inmarsat en andere partijen
om tot een oplossing te komen.
In lijn met de uitspraak van de voorzieningenrechter sta ik nu voor de uitdaging hoe
en wanneer de 3,5 GHz-band op een verantwoorde wijze ter beschikking kan worden gesteld
voor mobiele communicatie in heel Nederland, op een wijze die het NSV-verkeer dat
Inmarsat momenteel vanuit Burum verzorgt in de 3,5 GHz-band borgt. Een adviescommissie
is, mede door haar onafhankelijkheid, deskundigheid en slagvaardigheid, het meest
kansrijk om op de kortst mogelijke termijn met een oplossing te komen die op acceptatie
van alle belanghebbenden kan rekenen en duurzaam is. Het instellen van een adviescommissie
is een binnen de rijksoverheid beproefd middel voor het kunnen nemen van besluiten
in complexe situaties met diverse en aan elkaar tegengestelde belangen. Ik heb verschillende
belanghebbenden over dit voornemen gesproken.
Ik zal de adviescommissie schetsen wat de diverse belangen zijn die op dit dossier
spelen. Zo ook de maatschappelijke belangen. Ook andere belanghebbenden kunnen hun
belangen aan de commissie inbrengen. Belanghebbenden worden niet vertegenwoordigd
in de commissie, zoals de leden van de CDA-fractie vragen; commissieleden dienen juist
onafhankelijk te zijn. Ik ben van plan om de adviescommissie wel expliciet te verzoeken
dat zij in overleg gaat – individueel en, waar nodig en mogelijk, collectief – met
belanghebbenden zoals het bedrijf Inmarsat en de mobiele netwerkaanbieders (KPN, T-Mobile
en VodafoneZiggo), en hen zal betrekken bij het vinden van de te adviseren oplossing.
Andere belanghebbenden zijn in ieder geval de huidige vergunninghouders in de 3,5
GHz-band, IMSO (International Mobile Satellite Organization1), de afnemers van NSV-communicatie en regio Noord-Nederland. Het staat de adviescommissie
uiteraard vrij ook eventuele andere potentieel belanghebbenden te benaderen.
Uiteindelijk zal de commissie voor het opstellen van een advies een weging moeten
geven aan alle belangen en deze weging moeten toelichten. De adviescommissie moet
uiteindelijk een schriftelijk advies geven waarna ik zal besluiten op welke wijze
en in welke mate dit advies op te volgen. Vanzelfsprekend beschouw ik dit advies als
zwaarwegend voor de verdere besluitvorming. Het advies zal openbaar worden gemaakt
met uitzondering van bedrijfsvertrouwelijke informatie en ik zal uw Kamer over mijn
besluit informeren.
Uiteraard wordt er rekening gehouden met de invloed die een oplossing heeft of kan
hebben op de kwaliteit van toekomstige mobiele communicatienetwerken in Nederland.
Dit zal ik onder de aandacht brengen van de adviescommissie. Ik verwacht dat de mobiele
netwerkaanbieders dit ook onder de aandacht zullen brengen bij de adviescommissie.
Daarnaast staat het de commissie vrij om informatie in te winnen bij bijvoorbeeld
fabrikanten van 5G-technologie.
Ik wil de adviescommissie zelf laten bepalen hoe zij haar taak zo goed als mogelijk
kan volbrengen. Op de vraag van de leden van de D66-fractie of de adviescommissie
een kosten-batenafweging zal maken; dat heb ik niet specifiek voorzien als taak voor
de adviescommissie, maar het staat haar vrij om een dergelijke afweging te maken als
zij denkt dat het behulpzaam is.
Specifiek is gevraagd door de leden van de ChristenUnie-fractie welke ruimte de adviescommissie
heeft om af te wijken van die opdracht indien zij dat noodzakelijk acht. De taakomschrijving
wordt met de voorzitter doorgesproken voordat de commissie wordt ingesteld. Indien
de commissie er bij de uitvoering van haar taak echter van overtuigd raakt dat (een
onderdeel van) de taakomschrijving een probleem vormt, dan kan dat op dat moment met
mij worden besproken om te bezien welke oplossing daarvoor kan worden gevonden.
De leden van de VVD-fractie vragen onder meer of bekend is wie zitting gaan nemen
in de adviescommissie en naar selectiecriteria. De leden van de adviescommissie zijn
nog niet benoemd, maar ik verwacht op korte termijn tot de samenstelling van de commissie
te kunnen komen. Bij het selecteren van de voorzitter en de leden staat de onafhankelijkheid
en deskundigheid (juridisch, technisch, economisch) voorop. Onafhankelijkheid wordt
onder meer geborgd, in antwoord op de vraag van de leden van de VVD- en GroenLinks-fractie,
door de voorwaarde dat er geen enkele belangenverstrengeling mag zijn van de leden
van de commissie met partijen die bij de problematiek betrokken zijn. Bij de selectie
wordt gebruik gemaakt van het uitgebreide netwerk en de deskundigheid die aanwezig
zijn bij de andere departementen en op mijn ministerie. Ik wil deskundigheid over
diverse zaken zoals kennis over systemen zoals dat van Inmarsat en 5G vertegenwoordigd
hebben in de adviescommissie, economische kennis en kennis over de juridische kaders
zoals de Telecomcode en het toepasselijke verdragsrecht rond de dienstverlening van
Inmarsat. Verder wordt gezocht naar een voorzitter die onafhankelijk is en bestuurlijke
ervaring en autoriteit heeft. De exacte samenstelling van de adviescommissie zal ik
afstemmen met de beoogd voorzitter. Conform het gebruikelijk te volgen proces bij
de instelling van adviescommissies zullen de leden worden voorgedragen aan de ministerraad.
De instelling van de adviescommissie zal daarna plaatsvinden via een instellingsbesluit
dat gepubliceerd wordt in de Staatscourant.
Planning adviescommissie
De leden van verschillende fracties vragen naar meer context rondom het tijdspad,
de te nemen stappen en het moment van oplevering en het daarop volgend door mij te
nemen besluit. Ook wordt gevraagd of een spoedadvies tot de mogelijkheden behoort.
Ik acht zoals hiervoor geschetst een onafhankelijke adviescommissie het meest kansrijk
om het dilemma zoals in de Kamerbrief van 2 september 2021 (Kamerstuk 24 095, nr. 547) reeds is uiteengezet, zorgvuldig te kunnen oplossen. De commissie zal evenwel tijd
nodig hebben om haar werkzaamheden uit te voeren en om te komen tot een gedragen advies.
Op dit moment ben ik bezig om de adviescommissie in te stellen. Dit betekent: een
instellingsbesluit van de adviescommissie ontwerpen en de leden van de commissie benoemen.
Dit vraagt om een zorgvuldig proces, mede gelet op de benodigde expertise in de commissie
zoals in de vorige paragraaf aangegeven. Dit is bovendien onderwerp van gesprek met
betrokkenen waaronder Inmarsat en de mobiele operators, in overeenstemming met de
oproep van de leden van de D66-fractie om belanghebbenden te betrekken in de te nemen
stappen.
Ik streef ernaar dat de adviescommissie zo snel mogelijk met haar werkzaamheden kan
beginnen. Met de adviescommissie stem ik de verdere planning en de datum van oplevering
van het advies af. Ik zal de commissie daarom verzoeken om haar taak te verrichten
binnen een termijn van 4 à 5 maanden of zoveel korter als mogelijk. Ik ben mij er
van bewust dat dit een kort tijdsbestek is, gelet op de complexiteit van het vraagstuk,
maar ik houd het belang van een zo spoedig mogelijke verdeling van de 3,5 GHz-band
scherp op het netvlies. De startdatum en de planning bepalen ook het moment van oplevering
van het advies. Streven is dat de adviescommissie het advies uiterlijk 1 mei 2022
kan opleveren.
De vraag van de ChristenUnie op welke wijze ik het proces kan versnellen ingeval daar
aanleiding toe is, is niet eenduidig te beantwoorden. Dit hangt immers af van de reden
van de vertraging. Ik zal hierover nauw contact met de voorzitter van de adviescommissie
onderhouden en per geval bekijken hoe eventuele vertraging kan worden voorkomen. Ik
heb er alle vertrouwen in dat de adviescommissie op basis van de gesprekken die zij
gaat voeren en van de eerder gedane onderzoeken tot een gedegen en gedragen advies
moet kunnen komen. De leden worden immers benoemd op hun expertise in de verschillende
vakgebieden die van belang zijn om tot een advies te komen.
Als het advies klaar is, zal ik mij onmiddellijk buigen over de implicaties hiervan,
onder meer voor het NFP en de veiling van de 3,5 GHz-band. Indien het advies op 1 mei
2022 gereed is, streef ik er naar uiterlijk 1 oktober 2022 een nieuw besluit over
het wijzigen van het NFP te kunnen nemen. Helaas brengt dit noodgedwongen met zich
mee dat de 3,5 GHz-band niet per 1 september 2022 in gebruik kan worden genomen voor
mobiele communicatie waarover uw Kamer tot dusver is geïnformeerd (Kamerstuk 24 095, nr. 547). De exacte datum van ingebruikname van de band hangt af van het advies van de adviescommissie
en de verdere planning van de veiling. Uiteraard blijft de inzet dat de band zo snel
mogelijk voor mobiele communicatie in gebruik kan worden genomen. Ik zal uw Kamer
informeren over mijn besluit.
Contact betrokkenen
De leden van de verschillende fracties vragen naar het contact dat ik onderhoud met
de verschillende betrokkenen.
Er zijn en worden, zoals de leden van de VVD- en ChristenUnie-fractie vragen, gesprekken
gevoerd met in ieder geval Inmarsat en de mobiele operators over onder meer de instelling
van de adviescommissie. Na de uitspraak van de rechter heeft EZK eerst met Inmarsat
overleg gevoerd om de wederzijdse dialoog te vernieuwen. Ik vind het van belang om
naar de verschillende betrokkenen te luisteren en het gesprek met hen te blijven voeren.
Dit geldt ook gedurende het werk van de adviescommissie, zonder hierdoor te interfereren
met de werkzaamheden van de commissie.
De leden van de CDA-fractie en ChristenUnie-fractie vragen naar de inhoud van de gesprekken
met verschillende betrokkenen. Dergelijke gesprekken zijn vertrouwelijk van aard en
daar kan ik met het oog op het proces waar we in zitten niet specifiek op ingaan.
In reactie op de vraag van de leden van de CDA-fractie naar de positie van Inmarsat:
het is aan Inmarsat zelf om diens eigen positie aan te geven en toe te lichten. Op
hoofdlijnen kan ik wel aangeven dat Inmarsat heeft aangegeven eveneens te willen toewerken
naar een oplossing. Met betrokkenen is verder gesproken over de reikwijdte van het
advies. Ik heb hierbij toegelicht dat de focus van de adviescommissie ligt bij een
oplossing voor het dilemma van het borgen van het NSV-verkeer en tevens een zo snel
mogelijke beschikbaarstelling van de 3,5GHz-band voor mobiele communicatie in heel
Nederland, een en ander in lijn met de uitspraak van de voorzieningenrechter. Partijen
begrijpen het voornemen om een adviescommissie in te stellen en hebben hierbij aangegeven
veel waarde te hechten aan het feit dat ze gehoord worden door de adviescommissie.
Dat vind ik eveneens van groot belang. Het moet immers leiden tot een zorgvuldig tot
stand gekomen, kundig en gedragen advies. De adviescommissie kan hiertoe meerdere
partijen bij elkaar om tafel vragen om tot een oplossing te komen.
Op de vraag van de leden van de GroenLinks-fractie over welke belanghebbenden het
gaat als ik spreek over draagvlak onder belanghebbenden voor de oplossing, dan gaat
het in ieder geval om de partijen waaraan de voorzieningenrechter refereert in diens
uitspraak, zijnde Inmarsat en de mobiele operators. Ik vind het evenwel van belang
dat de adviescommissie de met het dilemma gemoeide publieke belangen en de maatschappelijke
en economische consequenties meeweegt in haar advies en daarmee, zoals de fractieleden
van GroenLinks vragen, ook oog heeft voor de belangen van de (toekomstige) gebruikers
van het 5G-netwerk in heel Nederland, waaronder Noord-Nederland. Op de vraag van de
leden van de GroenLinks-fractie op welke wijze de adviescommissie dit belang en de
toekomstige gebruikers betrekt, is het antwoord dat dit aan de commissie zelf is;
die bepaalt als onafhankelijke commissie zelf haar werkwijze.
VEILING EN UITROL 3,5 GHz-BAND
Verplichtingen en consequenties uitstel veilingregeling
Diverse fracties vragen naar de verplichtingen uit het EU Telecomkader die van toepassing
zijn voor de uitrol van 5G in Nederland, de consequenties van het uitstellen van de
veiling voor de verdere uitrol van het 5G-netwerk (ook in het licht van ander Europese
landen) en daarmee voor de Nederlandse economie.
De 3,5 GHz- en 26 GHz-banden zijn in artikel 54 van het Europees Wetboek voor elektronische
communicatie (de Telecomcode) aangewezen als prioritaire banden voor het faciliteren
van de uitrol van 5G. Volgens de Telecomcode moeten de lidstaten het gebruik van de
3400–3800 MHz-band voor terrestrische systemen die in de volgende generatie (5G) draadloze
breedbanddiensten voor elektronische communicatie kunnen voorzien, uiterlijk 31 december
2020 toestaan. In de 3,5 GHz-band moeten voldoende grote blokken spectrum voor draadloos
breedband mogelijk gemaakt worden. Daarbij moeten de lidstaten ook alle passende maatregelen
nemen om de invoering van 5G te vergemakkelijken. Het artikel verplicht de lidstaten
dus om uiterlijk 31 december 2020 alle passende maatregelen te nemen om het gebruik
van voldoende grote blokken in de band van 3,4 tot 3,8 GHz te reorganiseren en toe
te staan, wanneer dit noodzakelijk is om de uitrol van 5G te vergemakkelijken (artikel
54, eerste lid, onder a). Uitstel van de implementatiedatum van 31 december 2020 is
mogelijk als bijvoorbeeld het algemeen belang er mee gediend is, voor het waarborgen
van nationale veiligheid en defensie en bij complexe technische migratie van huidige
gebruikers in de band.
Naast de 3,5 GHz-band wordt ook de 26 GHz-band op termijn gezien als een belangrijke
frequentieband, zowel voor het aanbieden van landelijke 5G-diensten als voor specifieke
lokale en regionale toepassingen. De Telecomcode verplicht de lidstaten om 1 GHz van
de 26 GHz-band uit te geven voor mobiele communicatie voor 31 december 2020 mits er
sprake is van marktvraag. In april 2020 is een marktconsultatie uitgevoerd naar de
behoefte van de 26 GHz-frequenties. Uit deze marktconsultatie kwam naar voren dat
partijen interesse hebben in deze frequenties op korte- en middellange termijn. Hierbij
wordt echter wel aangegeven dat er geen dringende urgentie is en dat vooral goed gekeken
moet worden naar een efficiënte bandindeling en de te hanteren vergunningsvoorwaarden.
Omdat de verplichting alleen geldt bij een acute marktvraag heeft het niet nakomen
van de verplichting geen gevolgen. In de landen om ons heen zien we hetzelfde gebeuren;
sommige lidstaten stellen het uitgeven van de 26 GHz-frequenties zelfs voor onbepaalde
tijd uit, omdat de markt nog geen vraag heeft naar deze frequenties.
Ten aanzien van de consequenties van het uitstellen van de veilingregeling van de
3,5 GHz-band voor de verdere uitrol van het 5G-netwerk het volgende. De context in
Nederland is dat alle drie de mobiele netwerken behoren tot de beste ter wereld2 en dat alle drie 5G al inzetten in grote delen van het land. Ik hecht er daarbij
aan om op te merken dat de 3,5 GHz-band een bijzondere en essentiële rol heeft in
de volledige uitrol van 5G. Veel van de innovaties die met 5G mogelijk worden om de
capaciteit van de netwerken te vergroten, komen pas tot hun recht met relatief hoge
frequenties als de 3,5 GHz-band.3 En die capaciteit is essentieel om nieuwe toepassingen mee te kunnen aanbieden. Overigens
loopt de huidige uitrol van 5G in Nederland ook via andere frequentiebanden. Al in
het voorjaar van 2020 is VodafoneZiggo begonnen met de uitrol van 5G in Nederland.
Zij maakte daarbij gebruik van frequenties in de 1800 MHz-band. KPN en T-Mobile hebben
vervolgens de 700 MHz-frequenties die in juni 2020 zijn geveild, gebruikt voor de
uitrol van 5G in hun netwerken. Dat de 5G technologie al in de grootste delen van
het land wordt aangeboden, is ook terug te zien in de dekkingskaarten op de websites
van KPN, T-Mobile en VodafoneZiggo.
Tegelijkertijd is het beschikbaar komen van de 3,5 GHz-band voor mobiele communicatie
van groot belang voor het behouden van onze toppositie. De 3,5 GHz-band is noodzakelijk
omdat een aantal toepassingen die 5G mogelijk maakt pas gerealiseerd kan worden met
die frequenties, en investeringen daarin zouden kunnen worden uitgesteld totdat die
frequenties beschikbaar komen. Het gaat dan bijvoorbeeld om toepassingen in sectoren
als smart industry, smart city, eHealth en precisie-landbouw. Zoals ook aangegeven
in de Kamerbrief van 2 september jongstleden (Kamerstuk 24 095, nr. 547) zal ik er daarom naar streven om de 3,5 GHz-frequenties zo spoedig als mogelijk
beschikbaar te stellen.
In hoeverre het huidige uitstel van de veiling zal leiden tot vertraging in de verdere
uitrol van 5G is voorlopig niet in te schatten. Volgens mijn visie illustreert de
uitrol van 5G op de 700 MHz-band door KPN en T-Mobile echter, dat verdere uitrol bijzonder
snel kan gaan na het beschikbaar komen van frequenties. Dit komt ook doordat frequenties
slechts het uiteinde van mobiele netwerken vormen en het overgrote deel van die mobiele
netwerken (glasvezelverbindingen, opstelpunten, energievoorzieningen, enz.) al gebouwd
is in de afgelopen decennia. Die infrastructuur kan grotendeels worden hergebruikt
voor de ingebruikname van een nieuwe technologie en nieuwe frequenties.
Zoals hierboven al genoemd, zetten de drie mobiele operators in de grootste delen
van het Nederland al 5G-technologie in. In zowel Duitsland als België is de uitrol
van 5G ook gaande. In tegenstelling tot Nederland is de 3,5 GHz-band in deze landen
wel al (gedeeltelijk) verdeeld. Maar in België is bijvoorbeeld de 700 MHz-band nog
niet verdeeld, terwijl dit in Nederland wel het geval is. Het volledig benutten van
het potentieel van mobiele netwerken hangt bovendien niet alleen af van het moment
van beschikbaarheid van frequentiebanden, maar is ook afhankelijk van andere factoren
zoals klantvraag en het concurrentiespel tussen mobiele aanbieders. Bij de uitrol
van de 4G-technologie was Nederland ook niet de eerste om alle relevante frequentiebanden
vrij te geven, maar door de aanwezige klantvraag en investeringsbereidheid behoren
onze mobiele netwerken nu tot de beste mobiele netwerken van de wereld.4 Ik acht het voor Nederland van belang dat dit zo blijft.
Tot slot wil ik, zoals ook in de brief van 2 september 2021 (Kamerstuk 24 095, nr. 547) is aangegeven, benadrukken dat, in het licht van de eerdere toezegging naar aanleiding
van motie van het lid Van Ginneken c.s. (Kamerstuk 24 095, nr. 539) ik nog steeds bereid ben de veilingregeling voor de 3,5 GHz-band vóór de vaststelling
aan de Tweede Kamer te sturen en hier vervolgens over in debat te gaan.
Transparantieregels en veilingopzet
De leden van de GroenLinks-fractie vragen naar de beperkte transparantie van het voorgenomen
veilingmodel, mede ook in relatie tot veilingen in Duitsland en het VK. De leden van
de ChristenUnie-fractie gaan in op de belangen van verschillende partijen in relatie
met de veilingopzet.
Het ontwerpen van een veiling vergt maatwerk. Ik wend me daarbij tot externe veilingexperts
voor advies en laat ter wetenschappelijke borging van dat advies een externe second
opinion uitvoeren. Dit gaat al met al niet over één nacht ijs. Aan de adviseur geef
ik de veilingdoelstellingen mee; die zijn ook met uw Kamer gedeeld (Kamerstuk 24 095, nr. 526). De overkoepelende doelstelling is de zogeheten efficiënte allocatie: de te veilen
vergunningen moeten – binnen geëxpliciteerde randvoorwaarden inzake de marktordening,
zoals in dit geval spectrumcaps – terecht komen bij de partijen die er de meeste waarde
mee weten te genereren. De concurrerende markt die resulteert helpt daarmee de maatschappij
in het geheel. Binnen die overkoepelende doelstelling bestaan de volgende subdoelstellingen:
het bieden van realistische kansen aan álle deelnemers en het realiseren van een realistische
opbrengst. Let wel: realistische kansen en opbrengsten en géén
maximale kansen en opbrengsten. Het veilingontwerp én adequate reserveprijzen moeten dit borgen.
Kansen bieden aan álle partijen betekent dat de bestaande marktpartijen hun frequentiebezit
relatief moeten kunnen uitbreiden ten opzichte van elkaar (onderlinge concurrentie)
maar ook dat eventuele nieuwkomers in staat worden gesteld om frequenties te verwerven.
Ik onderschrijf op dit punt van harte de aandacht die de leden van de D66-fractie
gevraagd hebben voor nieuwe toetreders en dat in het veilingmodel nieuw toetreden
niet benadeeld mag worden. De veilingadviseurs hebben erop gewezen dat deze doelstellingen
geschaad kunnen worden in een veiling waarin volledige transparantie wordt geboden
over bieders en hun biedingen (strategisch biedgedrag). Nieuwkomers kunnen dan eventueel
verwachten dat bestaande partijen een gedeeld belang hebben het aantal marktspelers
zo klein mogelijk te laten blijven.
Bij de 3,5 GHz-veiling wordt er één spectrumband geveild en is het te hanteren veilingmodel
dat in concept geconsulteerd is, een eenvoudige meer-ronden-klokveiling, een overzichtelijk
model waarin deelnemers aan de veiling kunnen aangeven hoeveel spectrum zij willen
verwerven voor de dan geldende rondeprijs. Doordat de rondeprijs stijgt wanneer er
overvraag is, gaat dit door totdat de vraag naar spectrum gelijk is aan het beschikbare
spectrum. De deelnemers hebben maar weinig informatie nodig (alleen de rondeprijs)
om een bod te kunnen uitbrengen wat uiteindelijk leidt tot een efficiënte verdeling
van spectrum. In een spectrumveiling waarin zoals bij de multibandveiling in 2020
meerdere spectrumbanden geveild worden, kan een grotere mate van transparantie nodig
zijn om deelnemers in staat te stellen hun voorkeuren te uiten voor bepaalde pakketten
van spectrum. Dat kan daarmee ondersteunen een efficiënte verdeling van spectrum te
bereiken. Bij deze veiling is dat niet het geval; het gaat om één frequentieband en
er worden dus geen pakketten met frequenties uit verschillende frequentiebanden geveild.
Meer informatie over deelnemers en de biedingen kan ertoe leiden dat de strategie
van deelnemers aan de veiling verschuift van bieden om spectrum te verwerven voor
eigen gebruik naar bieden om een bepaalde spectrumverdeling in de markt te realiseren.
Dit is onwenselijk. Afhankelijk van de mate van informatie (voorafgaand aan en) tijdens
de veiling zou duidelijk kunnen worden dat er nieuwkomers deelnemen. In dat geval
zouden potentieel geïnteresseerde partijen nog voor de veiling al kunnen afhaken.
Om die reden heeft de veilingadviseur mij ontraden om – tot een bepaald niveau – de
geaggregeerde vraag bekend te maken. Die zou immers duidelijk kunnen maken dat er
nieuwkomers deelnemen. Dit is tot een bepaald niveau, want in de veiling wordt vanaf
het moment dat de «overvraag» minder dan vier kavels bedraagt, de informatie over
die overvraag wél bekend gemaakt. Dit is om juiste informatie te geven ten behoeve
van een efficiënte verdeling van spectrum. Indien een hogere overvraag (van minimaal
vier kavels) wel bekend zou worden gemaakt, zou het voor bestaande partijen vrij eenvoudig
zijn om daaruit te destilleren dat er nieuwkomers deelnemen. De vraag of zulke eventuele
nieuwkomers over diepe zakken moeten beschikken is niet op voorhand te beantwoorden.
Het kan bijvoorbeeld goed het geval zijn dat een nieuwkomer in de veiling relatief
weinig spectrum wil hebben om er een gezonde eigen businesscase mee te ondersteunen.
In een competitieve markt kan ik zo’n nieuwkomer die kansen niet ontzeggen en moeten
mogelijkheden tot strategisch biedgedrag worden weggenomen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen mij in te gaan op de nadelen van beperkte
transparantie en of dit kan leiden tot foute inschattingen door biedende partijen.
Ik zie die nadelen niet in het veilingmodel zoals dat in de conceptveilingregeling
is geconsulteerd en zie ook niet dat dit kan leiden tot foute inschattingen. In feite
zou de enig mogelijke foute inschatting zijn dat partijen ernaast zitten wat betreft
de precieze biedingen van andere deelnemers in de veiling en of er een nieuwkomer
aan de veiling deelneemt. Deze informatie is echter niet noodzakelijk voor het plaatsen
van biedingen die leiden tot een efficiënte verdeling van spectrum. De biedende partijen
zijn in het voorgestelde veilingmodel namelijk zelf aan zet over hun eigen biedingen
en kunnen daar niet verrast worden door veilinguitkomsten. Ik wijs erop dat in het
geconsulteerde veilingmodel overigens de voorziening is opgenomen dat onder een zeker
niveau van de geaggregeerde vraag wel degelijk informatie wordt geboden die biedende
partijen verder zou ondersteunen de «juiste» biedingen uit te brengen wanneer de veiling
richting een einde komt. Zodoende wordt bij elke veiling een mate van transparantie
geboden die deelnemers in staat stelt om biedingen uit te brengen die hun spectrumbehoefte
reflecteert.
De leden van de GroenLinks fractie vragen mij verder of ik het risico zie van speculatieve
bieders, die enkel spectrum willen verwerven om na afloop door te kunnen verkopen
aan de grote verliezers. Hierop merk ik allereerst op dat een veiling serieuze partijen
aantrekt die zelf actief wensen te worden op de markt en er niet op uit zijn om vergunningen
snel door te verkopen voor een snelle winst. Er zijn geen voorbeelden bekend van dergelijk
speculatief gedrag in de Europese landen om ons heen. De mogelijkheden voor speculatief
gedrag worden overigens ingeperkt door de ingebruiknameverplichting die aan de vergunningen
worden verbonden. Dit brengt namelijk met zich mee dat de telecomoperators er zelf
op vrij korte termijn daadwerkelijk diensten mee moeten verlenen in een groot gedeelte
van Nederland. Ook worden de mogelijkheden voor speculatief gedrag in zekere zin ingeperkt
door de spectrumcaps die gelden in én na de veiling waardoor doorverkoop belemmerd
kan worden. Voor de 3,5 GHz band geldt namelijk een bandspecifieke spectrumcap tijdens
en na de veiling waardoor spectrum niet geheel ongehinderd van eigenaar kan wisselen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen naar de vergelijkbaarheid met veilingen
in Duitsland (waar volledige transparantie werd geboden en een nieuwkomer spectrum
heeft verworven en het Verenigd Koninkrijk (met transparantie over geaggregeerde vraag
tijdens de veiling). Veilingen laten zich in algemene zin slecht internationaal vergelijken.
Het is elke keer nationaal maatwerk en het is ook zeker niet zo dat het «Duitse model»
overal in Europa wordt gekopieerd. Elke lidstaat bepaalt per spectrumveiling wat het
juiste veilingmodel is, gegeven de veilingdoelstellingen en de nationale marktsituatie.
Het veilingmodel dat in Duitsland wordt gebruikt is daarom niet voor elke spectrumveiling
in Europa het juiste model. Ik wijs daarbij op de kritiek op de te hoge veilingopbrengst
na de laatste veiling in Duitsland. Voorts is de Duitse markt niet goed vergelijkbaar
met de markt in Nederland. De nieuwkomer die daar in de veiling spectrum verwierf
was een partij die reeds actief was in de markt door gebruikmaking van de door de
Europese Commissie opgelegde toegang tot één van de mobiele netwerken als gevolg van
een fusiebeslissing. In feite acteerde daar dus al een vierde grote partij. Bij de
verkoop van Tele2 aan T-Mobile NL in Nederland werd door de Commissie een dergelijke
remedie, die van grote invloed is op de markt, niet gehanteerd. In het VK werd een
met Nederland vergelijkbaar veilingmodel gehanteerd, namelijk een klokveiling-systematiek.
Daarbij werd inderdaad iets meer informatie gegeven over de mate van de geaggregeerde
vraag in klassen. Maar de markt in het VK verschilt wel van die in Nederland. Zo kende
ook het VK bij de veiling vier spelers en werden er bijvoorbeeld andere capmaatregelen
in de veiling getroffen, die specifiek op de marktsituatie waren toegesneden. Dat
leidde in dit geval ook tot een maatwerkmodel voor de betreffende veiling.
In antwoord ten slotte op de vragen van de leden van de ChristenUnie-fractie: elke
veiling vergt maatwerk. Het spreekt daarom voor zich dat als nieuwe omstandigheden
daartoe aanleiding geven, alle belangen van álle partijen gewogen dienen te worden
en dat daartussen de juiste balans wordt gevonden. Niet alleen van mobiele telecomoperators,
bestaand of nieuw, maar ook de belangen van de Staat en de uiteindelijke eindgebruikers.
Of en hoe dat gebeurt is afhankelijk van de specifieke maatregelen, en van het antwoord
op de vraag of er noodzaak bestaat om wijzigingen in het veilingmodel aan te brengen
naar aanleiding van de consultatie van de veiling regelgeving. In antwoord op de vraag
of een goede balans een lagere opbrengst kan betekenen merk ik op dat het mijn doel
is en blijft om een goede verdeling van de frequenties met een realistische opbrengst
te realiseren. Dit is naast het bieden van realistische kansen voor alle partijen
een belangrijke veilingdoelstelling. De koppeling met de investeringsruimte voor een
snelle 5G-uitrol zie ik niet per se; het zijn immers de biedende partijen in de veiling
zelf die de veilingopbrengst bepalen.
PRIVATE MOBIELE NETWERKEN IN DE 3,5 GHz-BAND
De leden van de D66-fractie stellen vragen over aanbieders van private mobiele netwerken
met betrekking tot het voorliggende veilingmodel en het voorkomen van interferentie
van naastgelegen frequentiekavels.
De adviescommissie wordt gevraagd om advies te geven over hoe de 3,5 GHz-band op een
verantwoorde wijze ter beschikking kan worden gesteld voor mobiele communicatie in
heel Nederland, op een wijze die het op dit moment door Inmarsat verzorgde NSV-verkeer
waarborgt. Deze nood-, spoed- en veiligheidscommunicatie maakt gebruik van frequenties
in de 3,5 GHz-band die vallen binnen het banddeel dat in de Nota Mobiele Communicatie
is aangewezen voor landelijk te verdelen mobiele vergunningen. Gezien dit uitgangspunt
betreft de adviesvraag in principe dus niet de banddelen 3400–3450 en 3750–3800 MHz
die in de Nota Mobiele Communicatie zijn aangewezen voor lokaal gebruik. Niettemin
staat het de adviescommissie uiteraard vrij om spelers die gebruik maken van private
mobiele netwerken te benaderen wanneer zij meent dat dit nodig is om tot een goed
en gedragen advies te komen.
Ik onderschrijf het belang om frequentieruimte beschikbaar te maken voor lokale bedrijfsspecifieke
toepassingen. Dit belang is eerder beschreven in onder meer de Nota Frequentiebeleid5 (Kamerstuk 24 095, nr. 409) en het Actieplan Digitale Connectiviteit6 (Kamerstuk 26 643, nr. 547). Aan spelers met een specifieke connectiviteitsbehoefte wordt zo een keuze geboden
tussen mobiele operators, meer gespecialiseerde aanbieders, of het aanleggen van een
eigen netwerk. Voor het faciliteren van bedrijfsspecifiek gebruik wordt naast de 3,5
GHz-band ook ingezet op aanvullende frequentieruimte. In aansluiting op Europese ontwikkelingen
wordt onderzocht onder welke voorwaarden lokaal mobiel gebruik kan worden ondergebracht
in de naastgelegen 3800–4200 MHz band zonder het bestaande gebruik in die band te
verstoren. Verder zal naar verwachting ook een deel van de 26 GHz-band worden bestemd
voor lokaal mobiel gebruik. Voor wat betreft de 3,5 GHz-band zal ik in de komende
periode bepalen hoe het uitgiftebeleid voor lokale vergunningen zo spoedig mogelijk
kan worden vastgesteld, rekening houdende met het adviestraject dat wordt ingegaan.
Daarbij zal ook de inbreng worden meegenomen van een aantal (toekomstige) lokale vergunninghouders
die hebben gereageerd op de consultatie van de veilingregeling.
Voor wat betreft het door diverse leden genoemde probleem van interferentie door naastgelegen
frequentiekavels geldt dat aan bestaande lokale vergunninghouders (met een vergunning tot 1 september 2026) passende bescherming
dient te wordt geboden door nieuwe landelijke vergunninghouders in de naastgelegen
frequentieruimte. Voor nieuwe lokale vergunninghouders geldt andersom dat zij de storing van hun netwerken op de
landelijke netwerken en andere lokale netwerken dienen te beperken. Dit kan worden
bereikt door het netwerk te synchroniseren met de landelijke netwerken, zodat de zendmasten
(en toestellen) van verschillende netwerken op dezelfde momenten zenden en ontvangen.
Synchronisatie tussen netwerken is een gangbare oplossing om interferentie te beperken
in 5G. Met onze buurlanden worden afspraken gemaakt over synchronisatie om storing
over en weer in de grensregio te beperken.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F. Azarkan, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
D.D. van Dijke, adjunct-griffier