Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van den Berg en Peters over het bericht ‘Tekort aan behandelaren veroorzaakt naast wachtlijsten ook patiëntenstop in de ggz’
Vragen van de leden Van den Berg en Peters (beiden CDA) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht «Tekort aan behandelaren veroorzaakt naast wachtlijsten ook patiëntenstop in de ggz» (ingezonden 5 augustus 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Blokhuis (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen
29 oktober 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3758.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht van de NOS waarin gesteld wordt dat een tekort aan behandelaren
nu ook zorgt voor een cliëntenstop in de ggz?1
Antwoord 1
Ja, ik ben hiermee bekend.
Vraag 2
Kunt u aangeven hoe groot het tekort aan behandelaren is, uitgesplitst in GZ-psychologen,
klinisch psychologen, psychiaters en verpleegkundigen?
Antwoord 2
Het is niet mogelijk om aan te geven hoe groot het tekort aan specifieke beroepsgroepen
in de ggz op dit moment is. Wel zijn er op basis van cijfers over 2019 prognosecijfers
over 2021 beschikbaar afkomstig van het prognosemodel van ABF Research2.
Het meest recente prognosemodel van ABF Research geeft op twee manieren inzicht in
de spanning op de arbeidsmarkt. Ten eerste biedt het model met de arbeidsmarktspanningsindicator
informatie over het aantal vacatures per 100 werkzoekenden, rekening houdend met de
frictie vacaturegraad. Voor de ggz wordt deze indicator in 2021 op 128 geschat, wat
inhoudt dat er naar verwachting gemiddeld 128 vacatures zijn per 100 werkzoekenden.
Bij een score boven de 100 wordt de arbeidsmarkt gekwalificeerd als zeer krap.
Ten tweede laat het prognosemodel op basis van cijfers over 2019 zien dat het tekort
voor de ggz in 2021 naar schatting tussen de 3.500 en 6.800 personen ligt. Hierbij
wordt uitgegaan van 17 beroepsgroepen en een categorie «overige beroepen». Deze laatste
categorie betreft onder meer de ggz-specifieke beroepen die geraamd worden door het
Capaciteitsorgaan, bijvoorbeeld GZ-psychologen, klinisch psychologen, psychiaters
en verpleegkundig specialisten ggz. Het is hierdoor niet mogelijk om voor deze beroepen
afzonderlijk inzicht te geven in de verwachte omvang van de tekorten. Het totale tekort
aan deze «overige beroepen» wordt door het prognosemodel in 2021 geschat tussen de
1.500 en 2.700 personen.
Vraag 3
Kunt u aangeven hoeveel GZ-psychologen, klinisch psychologen, psychiaters en verpleegkundigen
op dit moment worden opgeleid of werkloos thuis zitten?
Antwoord 3
Een overzicht van de aantallen professionals die bekostigd worden opgeleid vanuit
de beschikbaarheidsbijdrage van VWS vindt u in onderstaande tabel.
Opleidingsplaatsen
Aantallen
2019
Aantallen
2020
Aantallen 2021
Aantallen 2022
GZ-psycholoog
945
1.003
832
832
Psychotherapeut
224
143
139
155
Klinisch psycholoog
255
180
184
243
Klinisch neuropsycholoog
27
26
26
29
Verpleegkundig specialist GGZ
102
115
115
115
Psychiaters
125
125
176
181
Het is niet bekend hoeveel zorgverleners uit de genoemde beroepen momenteel werkloos
thuis zitten. Het CBS rapporteert wel het aantal BIG-geregistreerde zorgverleners
dat niet werkzaam is. Het gaat hierbij om personen die in een situatie verkeren waardoor
zij geen betaalde arbeid kunnen of willen verrichten, bijvoorbeeld vanwege arbeidsongeschiktheid,
pensioen of uitkering. In deze groep vallen ook personen zonder (geregistreerd) inkomen.
Deze groep is dus breder gedefinieerd dan de groep die «werkloos thuis zit». Het ging
in 2019 om de volgende aantallen niet werkzame BIG-geregistreerde zorgverleners (afgerond
op vijftallen): 585 GZ-psychologen, 50 klinisch psychologen, 110 psychiaters en 10
verpleegkundig specialisten ggz.
Vraag 4
Waarop is de uitspraak gebaseerd dat casussen steeds complexer worden? Wat zijn volgens
u hiervan de oorzaken?
Antwoord 4
De uitspraak dat casussen steeds complexer worden kan ik niet staven. De cijfers met
betrekking tot (de instroom en) de wachttijden in de ggz – die de NZa periodiek met
mij deelt en waarover ik u meest recent heb geïnformeerd met mijn brief van 12 juli
jl.3 – worden uitgesplitst naar diagnosegroep, waarbij complexiteit geen variabele is.
Evident is wel dat de vraag naar (specialistische & basis) ggz blijft toenemen4. Dit is ook terug te zien in de gemiddelde wachttijden.
Voor wat betreft de oorzaken van deze toename, geldt dat deze per diagnosegroep kunnen
verschillen. Het Trimbos Instituut noemt de verandering van de samenleving, toenemende
complexiteit en snelheid van het leven, sterke individualisering, een verregaande
flexibilisering van de arbeidsmarkt, veel nadruk op zelfredzaamheid en een afnemende
sociale cohesie als mogelijke risico’s die in den brede de kans op mentale problemen
en psychische aandoeningen vergroten5.
Door de landelijke stuurgroep wachttijden ggz wordt er middels verschillende acties
ingezet op het terugdringen van de wachttijden binnen de gespecialiseerde ggz6, waar zwaardere psychische problemen worden behandeld. Naast de brede wachttijdenaanpak,
wordt met het plan hoogcomplexe ggz specifiek ingezet op de toegankelijkheid en beschikbaarheid
van zorg voor patiënten met een hoogcomplexe zorgvraag. Bij een hoogcomplexe zorgvraag is niet alleen sprake van een specialistische
(«zware») zorgvraag, maar van meerdere vervlochten psychiatrische aandoeningen, problematiek
op meerdere levensdomeinen en ernstig risico op lichamelijke schade, voor welke al
meerdere behandelingen zijn geprobeerd. Deze groep heeft bovendien een uitzonderlijk
integraal behandelregime op maat nodig.
In het kader van het helpen van mensen met een (hoog)complexe zorgvraag werd per 2021
binnen de risicoverevening een aanpassing van de hogekostencompensatie in de ggz doorgevoerd.
Deze aanpassing verkleint het financiële risico dat individuele zorgverzekeraars lopen
ten aanzien van een kleine groep cliënten met de hoogste ggz-kosten verder ten opzichte
van 2020, toen de hogekostencompensatie werd geïntroduceerd. Met de aanpassing wordt
het gelijke speelveld voor (zeer) dure GGZ-cliënten beter geborgd en wordt de financiële
drempel om deze groep patiënten zorg te verlenen lager.
Vraag 5
Kunt u aangeven welke cliënten op de wachtlijsten staan, aangezien gesteld wordt dat
de wachtlijsten groot zijn en groeien? Zijn dit cliënten met een relatief zware en
gecompliceerde hulpvraag of met een relatief lichte hulpvraag?
Antwoord 5
Zie mijn antwoord op vraag 4. Voor de meest recente wachttijdcijfers verwijs ik u
graag naar mijn brief van 12 jul jl.7 De NZa heeft toegezegd rond het einde van het jaar met nieuwe wachttijdcijfers te
komen. Deze zal ik te zijner tijd met uw Kamer delen.
Vraag 6
Kunt u aangeven welke instellingen nog geen aanbod van digitale zorg hebben?
Antwoord 6
Het integreren van digitale zorg in de zorgverlening waar het kan en van toegevoegde
waarde is, kan bevorderen dat de zorg organiseerbaar, toegankelijk en van goede kwaliteit
blijft. In de sector zijn er veel goede voorbeelden. Ik beschik niet over een overzicht
van ggz-instellingen die nog geen aanbod van digitale zorg hebben.
Vraag 7
Klopt het dat in januari 2022 pas bekend wordt of mensen op meerdere wachtlijsten
staan en regionale doorzettingsmacht nog is niet gerealiseerd? Kunt u aangegeven hoe
op dit moment gezorgd wordt dat de mensen met de meest ernstige klachten het eerst
geholpen worden? Wat zal volgens u de impact zijn op de wachtlijsten van het nieuwe
bekostigingssysteem?
Antwoord 7
Zoals ik met u heb gedeeld in mijn brief van 12 juli jl., heeft de NZa de afgelopen
periode de mogelijkheden verkend om naast de totale hoeveelheid wachtenden ook inzichtelijk
te maken hoeveel mensen op meerdere wachtlijsten staan of hoeveel mensen er vanwege
een voorkeur op een aanbieder op een wachtlijst staan (dubbel- en voorkeurswachtenden).
De NZa heeft op basis van de evaluatie van de huidige transparantieregeling en gesprekken
met het veld geconcludeerd dat het te complex is (als het überhaupt mogelijk is) om
aanbieders via de Transparantieregeling te verplichten voorkeurswachtenden en dubbelwachtenden
in beeld te brengen. De NZa wijst hierbij onder meer op de wet- en regelgeving rondom
privacy en de forse administratieve last die een dergelijke verplichting met zich
mee zou brengen. In plaats van een verplichting zal de NZa vanaf aankomend jaar een
jaarlijkse steekproef doen om inzicht in het aantal dubbel- en voorkeurswachtenden
te geven.
Over de uitwerking van regionale doorzettingsmacht ben ik -zoals ik ook al eerder
met u deelde- in gesprek met betrokken partijen. We verwachten binnenkort overeenstemming
over de concrete uitwerking te bereiken. U wordt dit najaar hierover geïnformeerd.
Mijn doel is vanzelfsprekend de doorzettingsmacht samen met de betrokken partijen
zo snel mogelijk te realiseren.
Samen met veldpartijen zet ik mij voortdurend in om ervoor te zorgen dat álle patiënten
binnen de ggz tijdige en passende zorg geboden wordt. Ik hecht hierbij veel waarde
aan het actieplan wachttijden 2021, waarover ik u met mijn brief van 11 februari jl.
heb geïnformeerd. Met name de in het actieplan benoemde transfermechanismen -regionale
samenwerkingsverbanden waarin verwijzers, aanbieders en financiers zich inspannen
om zorgvraag en zorgaanbod optimaal te verdelen- zijn een concreet instrument waarmee
cliënten tijdiger aan passende zorg worden geholpen. Afhankelijk van de complexiteit
en de kenmerken van de zorgvraag, kan ook het plan van aanpak hoogcomplexe ggz van
toepassing zijn (zie mijn antwoord bij vraag8. Binnen dit plan wordt ingezet op het tijdig helpen van patiënten met een hoogcomplexe
zorgvraag aan een zorgaanbod op maat.
De huidige dbc-bekostiging -en in het verlengde daarvan de contractafspraken tussen
zorgverzekeraars en ggz-aanbieder- kunnen als resultaat hebben dat lichtere zorgvragen
worden overgefinancierd en zwaardere zorgvragen juist worden ondergefinancierd. Op
deze manier kunnen ze tot financiële prikkels leiden die het voor aanbieders aantrekkelijk
maken om cliënten met een lichtere zorgvraag eerder te helpen dan cliënten met een
zwaardere zorgvraag. De nieuwe bekostiging, die per 1 januari 2022 wordt ingevoerd,
faciliteert een passende vergoeding voor geleverde zorg die aansluit bij de feitelijke
behandelinzet (in termen van bijvoorbeeld aantal consulten, betrokken professionals
en setting waarin zorg wordt geleverd). Dit is ook het geval als het gaat om zorg
voor cliënten met een complexe zorgvraag.
Vraag 8
Kunt u aangeven hoeveel psychiaters werken in een eigen praktijk? Kunt u inzichtelijk
maken hoeveel procent van de behandelaren binnen de ggz parttime dan wel fulltime
in dienst is bij een instelling? Kunt u inzichtelijk maken hoeveel behandelaren met
een eigen praktijk zich ook laten inhuren bij een instelling? En draaien alle behandelaren
intussen mee in ANW-diensten (in het hoofdlijnenakkoord ggz van 12 juli 2018 was afgesproken
dat de sector zelf met een oplossing zou komen zodat ANW-werk beter verdeeld zou worden)?
Antwoord 8
De meest recente (voorlopige) cijfers van CBS Statline over de positie in de werkkring
van BIG-geregistreerde zorgverleners zijn afkomstig uit 2019. Uit deze cijfers blijkt
dat er in 2019 3.725 psychiaters geregistreerd stonden in het BIG-register, waarvan
bij 3.490 tevens informatie bekend was over de arbeidspositie. Uit deze informatie
blijkt dat er 755 psychiaters werkzaam waren als zelfstandige en 630 als werknemer
en zelfstandige9.
Naast de positie in de werkkring rapporteert het CBS ook over de arbeidsduur van BIG-geregistreerde
zorgverleners die werkzaam zijn in loondienst. Hierbij wordt de arbeidsduur opgesplitst
in drie arbeidsduurklassen: minder dan 25 uur per week, 25 tot 35 uur per week en
35 tot 55 uur per week10. U kunt deze cijfers terugvinden in onderstaande tabel.
Er zijn geen cijfers bekend over het aantal behandelaren met een eigen praktijk dat
zich ook laat inhuren bij een instelling.
Cijfers BIG-geregistreerde zorgverleners verdeeld naar aandeel in arbeidsduur
Beroep
Minder dan 25 uur per week
25 tot 35 uur per week
35 tot 55 uur per week
Psychiaters
12,2%
39,7%
48,2%
GZ-psychologen
(incl. klinisch psychologen en klinisch neuropsychologen)
29,5%
52,5%
18,0%
Psychotherapeuten
25,5%
46,0%
28,5%
Verpleegkundig specialisten ggz
8,4%
44,9%
46,7%
Bron: CBS Statline 2019
Ik heb uw Kamer bij brieven van 4 juni 2020 en 13 november 2020 geïnformeerd over
de gezamenlijke oplossingsrichtingen van Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP)
en de Nederlandse ggz om de problematiek rond de ANW-diensten aan te pakken. Deze
aanpak heeft tot doel om de bezettingsproblematiek in de ANW-diensten op te lossen.
Door de coronacrisis heeft het traject enige vertraging opgelopen. Zo wordt momenteel
gewerkt aan de regionale plannen. Wel wil ik vermelden dat het de meeste instellingen
altijd lukt om de diensten in te vullen, bijvoorbeeld door inhuur van ZZP’ers.
De benadering van de NVvP en de Nederlandse ggz bestaat eruit dat koepels, werkgevers
en zorgprofessionals samen komen tot gedragen en structurele oplossingen. NVvP en
de Nederlandse ggz monitoren de voortgang van de aanpak doorlopend, en faciliteren
en stimuleren hun leden om actief aan de slag te gaan in hun eigen instelling.
Concreet is het inzicht in de regionale situaties aangescherpt en er worden onderling
actief «best practices» gedeeld. Dit proces loopt nog, en het voornemen is om eind
2021 door flyers de resultaten met de regio’s te delen. Ik vind het verder belangrijk
om te melden dat inmiddels 95% van de leden van de Nederlandse ggz beschikt over een
georganiseerde vorm van inspraak van medisch specialisten (veelal in de vorm van een
medische staf). Dit versterkt de betrokkenheid van de behandelaren. Partijen hebben
bovendien onderzoek gedaan naar de beloning van ANW- en crisisdiensten. Zij bezien
momenteel hoe de resultaten hiervan te benutten.
Tot slot onderzoekt de NVvP momenteel een kwalitatieve maatregel, namelijk door via
de herregistratie te onderzoeken welke knelpunten de psychiaters ervaren en hoe die
knelpunten kunnen worden weggenomen.
Vraag 9
Kunt u aangeven hoe hoog het ziekteverzuim binnen de ggz is, uitgesplitst naar kortdurend
(minder dan 1 maand), middellang (minder dan 3 maanden) en lang (meer dan drie maanden)?
Antwoord 9
Het ziekteverzuim in de ggz bedroeg in juni 2021 6,2 procent. Dit percentage is afkomstig
van onderzoeksbureau Vernet. In de onderstaande tabel zijn de verzuimcijfers uitgesplitst
in de vier duurklassen die Vernet hanteert.
Verzuimpercentage ggz naar duurklasse – juni 2021
1 t/m 14 dagen (kortdurend verzuim)
0,83%
15 t/m 91 dagen (middellang verzuim)
1,99%
92 t/m 365 dagen (lang verzuim)
2,60%
366 t/m 730 dagen (extra lang verzuim)
0,79%
Totaal
6,20%
Bron: Vernet 2021
Vraag 10
Welk deel van het ggz-budget wordt gebruikt voor externe inhuur, uitgesplitst naar
behandelaren en ondersteunend personeel, en wat is de gemiddelde uurprijs die daarvoor
wordt betaald? Indien dit nu niet bekend is, bent u dan bereid daar onderzoek naar
te laten doen?
Antwoord 10
Inkoopcoöperatie Intrakoop heeft eind vorig jaar de beschikbare jaarverslagen over
het verslagjaar 2019 van organisaties actief in de ggz geanalyseerd11. Hieruit blijkt dat de uitgaven voor personeel niet in loondienst in dat jaar zo’n
8% van de totale personeelskosten uitmaakten. Uit dezelfde analyse blijkt dat de totale
bedrijfslasten in de ggz gemiddeld voor ongeveer driekwart bestaan uit personeelskosten,
wat de uitgaven voor personeel niet in loondienst in 2019 ongeveer 6% van de totale
bedrijfslasten maakten. Een uitsplitsing naar soort personeel niet in loondienst is
niet beschikbaar, noch is bekend wat de gemiddelde uurprijs is die voor externe inhuur
wordt betaald.
Uit een eerdere inventarisatie van de Nederlandse ggz volgt dat beschikbare gegevens
over tarieven niet zonder meer te vertalen zijn naar een representatief beeld. Om
deze reden lijkt het mij niet zinvol om daar onderzoek naar te laten doen.
Vraag 11
Worden volgens u te weinig professionals opgeleid en zo ja, wat zijn daar de oorzaken
daarvan? Wie is daar verantwoordelijk voor?
Antwoord 11
Het Rijk bekostigt voor een aantal ggz-beroepen de opleidingsplaatsen (zie antwoord
op vraag 3 om te zien op welke beroepen deze betrekking hebben). Voor wat betreft
deze opleidingen kan ik zeggen dat het aantal opleidingsplaatsen jaarlijks wordt bepaald
op basis van een advies van het Capaciteitsorgaan. In dit advies wordt aangegeven
hoeveel opleidingsplaatsen er benodigd zijn, opdat er in de toekomst voldoende zorgprofessionals
zijn. De relevante veldpartijen hebben zitting in het Capaciteitsorgaan en zijn dus
direct betrokken bij de totstandkoming van deze raming, welke gericht is op het in
evenwicht brengen van vraag en aanbod over een langere termijn van 12 jaar.
Om tekorten te voorkomen en waar nodig weg te werken, vind ik het belangrijk aan te
geven dat VWS waar mogelijk het voorkeursadvies van het Capaciteitsorgaan volgt. Dit
geldt zowel voor het aankomende jaar als voor de afgelopen jaren.
Dat er desondanks toch tekorten ontstaan in de praktijk, heeft verschillende oorzaken.
De zorgvraag -en daarmee de arbeidsvraag- heeft zich op een andere manier ontwikkeld
dan vooraf werd ingeschat. Daarnaast kan ook het arbeidsaanbod afwijken van de raming.
Zo worden niet altijd alle beschikbare opleidingsplaatsen vervuld of komen niet alle
professionals na het afronden van een opleiding te werken in het werkveld waarvoor
ze zijn opgeleid. Ten slotte stromen er ook professionals uit de sector. Om dit laatste
zoveel mogelijk te voorkomen wordt er met het Actieprogramma Werken in de zorg ingezet
op het behoud van zorgprofessionals en het aantrekkelijker maken van het werken in
de zorg.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.