Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Simons over het nieuwe IND-beleid waardoor honderden minderjarige vluchtelingen dreigen te moeten opgroeien zonder ouders
Vragen van het lid Simons (BIJ1) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het nieuwe IND-beleid waardoor honderden minderjarige vluchtelingen dreigen te moeten opgroeien zonder ouders (ingezonden 25 augustus 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Broekers-Knol (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 26 oktober
2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 4057.
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Honderden asielkinderen dreigen zonder hun ouders op
te moeten groeien»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Volgens het artikel heeft u de maatregel tegen het advies van de IND in doorgedrukt,
hoe luidde dit advies precies? Wat is de reden dat u tegen het advies bent ingegaan?
Antwoord 2
In 2019 constateerde de IND in een individuele zaak een dusdanige afwijking van de
gebruikelijke gang van zaken dat van de IND in redelijkheid niet gevraagd kon worden
het gewenste nareisverzoek te honoreren. Vervolgens is de IND, met het oog op rechtsgelijkheid,
in enkele vergelijkbare gevallen tot eenzelfde oordeel gekomen, waarmee deze werkwijze
meer generiek werd gehanteerd. In maart 2021 is mij een nota voorgelegd waarin mij
is voorgesteld om deze door de IND meer generiek gehanteerde werkwijze los te laten.
Deze nota is in februari opgesteld. Dit vormde voor mij aanleiding te verzoeken om
een brede inventarisatie van de casuïstiek die zich mogelijk voor zou kunnen doen,
alvorens hier een beleidsmatige conclusie aan te verbinden. Deze inventarisatie, die
mij op 23 augustus 2021 heeft bereikt, vormde voor mij aanleiding om te besluiten
af te zien van de door de IND meer generiek gehanteerde werkwijze en deze slechts
toe te passen in gevallen waarin evident geen sprake is van «alleenstaand». Over dit
besluit heb ik uw Kamer onverwijld geïnformeerd in mijn brief van 24 augustus jl.2
Vraag 3, 4, 5
Waarom is de Kamer destijds niet over de maatregel en het gewijzigde beleid geïnformeerd?
Waarom heeft u de Kamer niet de mogelijkheid geboden om tegenmacht uit te oefenen,
zoals noodzakelijk voor een gezonde democratie en het goed functioneren van de veelbesproken
macht en tegenmacht?
Hoe verhielden de maatregel en de nieuwe interpretatie van het begrip «alleenstaand»
zich tot het Verdrag inzake de rechten van het kind en de Europese richtlijn voor
gezinshereniging uit 2003?
Heeft u in overweging genomen dat volgens migratiedeskundigen de nieuwe interpretatie
van het begrip «alleenstaand», dat sinds november werd gehandhaafd, in strijd is met
voorgenoemde Verdrag en richtlijn? Zo ja, hoe heeft het de besluitvorming omtrent
het doordrukken van de maatregel, zonder het informeren van de Kamer, beïnvloed? Zo
nee, hoe kan dat?
Antwoord 3, 4, 5
De door de IND gehanteerde werkwijze betrof geen beleidswijziging. Zoals uitgebreider
omschreven in mijn brief aan uw Kamer van 24 augustus jl., betrof het een invulling
van het begrip «alleenstaande» zoals dat volgt uit de Gezinsherenigingsrichtlijn.
De werkwijze die de IND hanteerde sluit daarnaast aan bij de bestaande kaders van
het nareisbeleid, dat is gestoeld op internationale verdragen. Om in aanmerking te
komen voor gezinshereniging onder de voorwaarden van het nareisbeleid, moet aan een
aantal voorwaarden worden voldaan. Zo geldt voor alleenstaande minderjarigen dat zij
daadwerkelijk alleenstaand dienen te zijn. Hierbij acht ik het echter wel van groot
belang dat een zorgvuldige, individuele beoordeling van deze voorwaarden kan plaatsvinden.
Daarom heb ik besloten om de meer generiek gehanteerde werkwijze in algemene zin los
te laten. Hierover heb ik u in mijn brief van 24 augustus jl. geïnformeerd.
Vraag 6, 7
Mocht u zich verschuilen achter het argument dat alleenstaande minderjarige asielzoekers
zich nog wel konden beroepen op artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten
van de Mens (EVRM), bent u dan op de hoogte van het feit dat deze procedure veel minder
gunstig is voor alleenstaande minderjarige vluchtelingen omdat de staat het recht
behoudt om aangevraagde gezinshereniging af te wijzen?
Bent u ook op de hoogte van het feit dat een procedure onder artikel 8 van het EVRM,
in tegenstelling tot gezinshereniging onder het Verdrag inzake de rechten van het
kind, kosten met zich meedraagt? Wie heeft die kosten vergoed in de procedures die
het afgelopen half jaar noodgedwongen onder artikel 8 van het EVRM aangevraagd moesten
worden?
Antwoord 6, 7
Ik ben mij er van bewust dat bij een 8 EVRM aanvraag legeskosten moeten worden betaald.
De IND zal echter de betrokkenen aanbieden legeskosten te restitueren. Dit geldt voor
betrokkenen die in afwachting zijn van een besluit en onder genoemde werkwijze geen
aanspraak op nareis hebben kunnen maken maar wel legeskosten in het kader van een
8 EVRM aanvraag hebben betaald. Indien de aanvraag voor gezinshereniging in het kader
van 8 EVRM reeds is ingewilligd, zal, indien door betrokkenen gewenst, met individueel
maatwerk worden bezien welke mogelijkheden er zijn.
Vraag 8
Hoe zit het met alleenstaande minderjarige vluchtelingen die het afgelopen half jaar,
omdat hen werd verteld dat ze een aanvraag onder artikel 8 van het EVRM moesten doen,
geen gezinshereniging hebben aangevraagd aangezien in het nieuwsartikel van NU.nl
staat dat asielkinderen die werden afgewezen voor gezinshereniging toch nog een aanvraag
daartoe mogen indienen: «De IND zal, daar waar nodig, betrokkenen die in de afgelopen
periode onder genoemde werkwijze geen aanspraak op nareis hebben kunnen maken, aanbieden
de oorspronkelijke nareisaanvraag in behandeling te nemen.»? Kunnen zij dit met terugwerkende
kracht alsnog doen?3
Antwoord 8
In mijn brief van 24 augustus jl. heb ik uw Kamer toegezegd dat van de betrokkenen
die in de afgelopen periode onder genoemde werkwijze geen aanspraak op nareis hebben
kunnen maken, de oorspronkelijke nareisaanvraag in behandeling zal worden genomen.
De IND brengt momenteel in kaart wat de stand van zaken is van de gezinsherenigingsaanvragen
van betrokkenen. Indien de aanvraag voor gezinshereniging in het kader van 8 EVRM
reeds is ingewilligd, zal, indien door betrokkenen gewenst, met individueel maatwerk
worden bezien welke mogelijkheden er zijn.
Vraag 9
Welk belang prevaleert in uw mening het herenigen van families of het afschrikken
van vluchtelingen? Deelt u de mening dat het recht op hereniging zwaarder weegt dan
het vermeende belang op migratie controle? Hoe kwalificeert u het moeten onderhouden
van een ouder-kind relatie via het internet? Vindt u dit denkbaar en haalbaar in het
asiel- en familierecht?
Antwoord 9
Allereerst wil ik benadrukken dat ik het belang van gezinshereniging onderken. Het
nareisbeleid is meer specifiek bedoeld om gezinsleden van vluchtelingen, die door
een vluchtsituatie niet langer in hun land van herkomst hun familieleven kunnen leiden,
in Nederland met elkaar te herenigen. Het beleid heeft ook ten doel de eenheid van
het gezin te borgen en het belang van het kind te bewaken. De beoordeling van een
aanvraag voor gezinshereniging vindt binnen de bestaande kaders op basis van de individuele
omstandigheden plaats. De alleenstaande minderjarige vreemdeling heeft recht op gezinshereniging
met zijn ouders in het kader van nareis wanneer er een feitelijke gezinsband was op
het moment van binnenkomst in Nederland en indien die feitelijke gezinsband nadien
niet is verbroken.
Vraag 10
In welke mate speelde de drukte of overbelasting bij de IND mee in de steeds strikter
wordende beleidskeuzes om vluchtelingen niet meer welkom te heten?
Antwoord 10
In het beleidskader van nareis is het prioriteit om een zo zuiver mogelijke invulling
van de verschillende nationale en internationale bepalingen te geven. Zodat tot een
juiste beoordeling van gezinsherenigingsaanvragen wordt gekomen. Ook in het afgelopen
jaar is er maximale operationele inzet gepleegd om drukte en achterstanden bij de
IND terug te dringen. Deze inzet staat echter los van ontwikkelingen in de werkwijze.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Jasper van
Dijk (SP), ingezonden 24 augustus 2021 (vraagnummer 2021Z14505), van het lid Kuik (CDA), ingezonden 24 augustus 2021 (vraagnummer 2021Z14506) en van de leden Ceder (ChristenUnie), Van der Werf (D66) en Van der Plas (BBB),
ingezonden 24 augustus 2021 (vraagnummer 2021Z14508).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.